Drie schepen maken in 1921 een snelle zeiltocht langs de Waddeneilanden

Ons Element nr29 en nr30: Botters „Brandaris" (Lucassen) en „Dolphijn" (van Vollenhoven), Schokkerjacht „Watergeus" (Mohr)

In Ons Element "„Het water is ons element, De zee bruist onze glorie", 2e Jaargang 1921 nr. 29 en nr. 30 schrijft Eindredacteur A.L.E. Rambonnet het verslag van de zeiltocht van drie platbodemjachten, met name de botters „Brandaris" en „Dolphijn" van de Heeren Lucassen en van Vollenhoven, en het schokkerjacht „Watergeus" van den Heer Mohr van Delfzijl naar Texel, via alle Waddeneilanden. Aan de tocht doet ook Z.K.H. Prins Hendrik (gemaal koningin Wilhelmina) mee aan boord van de botter „Brandaris". De tocht wordt geheel zeilend in 5 dagen afgelegd, van Oost naar West.

Zaterdag 25 Juni

Zaterdag 25 Juni bereikten wij om ongeveer uur 's namiddags Delfzijl. De drie platbodemjachten, met name de botters „Brandaris" en „Dolphijn" van de Heeren Lucassen en van Vollenhoven, en het schokkerjacht „Watergeus" van den Heer Mohr lagen reeds in de binnenhaven op ons te wachten. Toen wij aan boord kwamen werden de jachten doorgeschut naar de buitenhaven, waar, aan het afgezette gedeelte der douane, ligplaatsen waren vrijgehouden. Bericht was ontvangen, dat Z.K.H. de Prins der Nederlanden, die den zeiltocht langs de Wadden Eilanden aan boord van de 'Brandaris' zou meemaken, ongeveer om 4 uur 's namiddags per marinevliegtuig uit den Helder mocht worden verwacht. Deze gebeurtenis trok de aandacht der Delfzijlsche bevolking, die zich tegen het vermelde uur van aankomst in dichte drommen naar de buitenhaven begaf.

De drie platbodemjachten, met name de botters „Brandaris" en „Dolphijn" van de Heeren Lucassen en van Vollenhoven, en het schokkerjacht „Watergeus" van den Heer Mohr

Uit de Sumatra Post oktober 1924: De botter 'Brandaris' van eigenaar P.L. Lucassen, voorzitter van de KNZ&RV. De botter is in 1930 na het overlijden van de heer Lucassen naar Frankrijk verkocht en daar waarschijnlijk in Het Kanaal vergaan.
Uit de Sumatra Post oktober 1924: De botter 'Brandaris' van eigenaar P.L. Lucassen, voorzitter van de KNZ&RV. De botter is in 1930 na het overlijden van de heer Lucassen naar Frankrijk verkocht en daar waarschijnlijk in Het Kanaal vergaan.
Botter 'Brandaris' onder zeil (collectie Alexander de Vos)
Botter 'Brandaris' onder zeil (collectie Alexander de Vos)
Uit de Waterkampioen januari 1927: De Botter 'Dolphijn' van eigenaar J. Van Vollenhove. In 1924-25 op naam van J.L. Laverge en in 1925 verkocht naar Frankrijk. Geschiedenis verder onbekend.
Uit de Waterkampioen januari 1927: De Botter 'Dolphijn' van eigenaar J. Van Vollenhove. In 1924-25 op naam van J.L. Laverge en in 1925 verkocht naar Frankrijk. Geschiedenis verder onbekend.
Ons Element  juli 1921: Het schokkerjacht „Watergeus" indertijd bij de firma Schouten gebouwd voor Z.K.H. Prins Frederik, thans eigendom van den Heer G.H. Mohr. Waarschijnlijk in WOII in België gesloopt.
Ons Element juli 1921: Het schokkerjacht „Watergeus" indertijd bij de firma Schouten gebouwd voor Z.K.H. Prins Frederik, thans eigendom van den Heer G.H. Mohr. Waarschijnlijk in WOII in België gesloopt.

Delfzijl

De drie jachten glommen dat het een lust was in de wel wat erg brandende Junizon. Een scherp contrast bood het drietal met de zes in de haven liggende Hamburger Viermasters, die door Duitschland aan de Entente waren uitgeleverd. De Burgemeester van Delfzijl, die weldra aan boord van de 'Brandaris' verscheen, om daar Z.K.H. te begroeten, vertelde ons dat dit zestal schepen door de nieuwe eigenaren te Delfzijl publiek zal worden verkocht.
De kolosses, die, doordat zij ongeladen waren, hoog op het water lagen, zagen er met hun roestige rompen armoedig uit en maakten op ieder die een bewonderaar van de zeilvaart is, een somberen indruk, die niet kon worden weggevaagd door de pavoiseervlaggen, die werden geheschen tegen het uur, waarop het watervliegtuig met den vorstelijken passagier te Delfzijl zou nederdalen.

De buitenhaven van Delfzijl
De buitenhaven van Delfzijl

Even na vieren ontwaarden, wij in de lucht eenige vliegtuigen, waarvan kort daarna een tweetal op het watervlak daalde. Terwijl de muziek aan den wal het Wilhelmus speelde en de Delfzijlers juichten, stapte Z. K. H. in admiraalsuniform uit de V6 en begaf hij zich naar de 'Brandaris', waar de prinselijke standaard werd geheschen. Even later volgde in het tweede toestel Kapitein ter Zee von Mühlen, Adjudant van Z.K.H. Prins Hendrik.

Wij hadden gedacht, om op den te maken tocht voor zoover wind en weer het toelieten, eenige waddeneilanden te bezoeken, verder veel op het wad te vertoeven om robben te jagen, te visschen, te zwemmen, enz. Toen wij echter Zaterdagmiddag aanzaten aan een maaltijd op de 'Brandaris', gaf Z.K.H. al dadelijk een andere uitlegging van den tocht. Onze vorstelijke leider uitte namelijk den wensch om in zoo kort mogelijken tijd vele eilanden zeilende te bezoeken. Nadruk werd gelegd op het woord „zeilende", omdat in vorige jaren door ongunstigen wind bijna uitsluitend was gesleept. Ditmaal hoopte Z.K.H. eens werkelijk te zeilen. De jachten behoorden immers tot een vereeniging, die in haar naam wel de beoefening der zeil- en roeisport (Koninklijke Nederlandse Zeil en Roeivereniging), doch niet van het sleepen had vastgelegd. Het voorstel werd luide toegejuicht. De reeds zoo lang doorstaande Noordelijke winden gaven hoop op slagen van het plan.

Zondag 26 Juni

Zondag 26 Juni, toen Delfzijl nog in diepe rust was, 's morgens om 4 uur maakten de schepen los. Het tij was gekenterd, dus moesten wij zoo spoedig mogelijk met de eb achter de Eems uit. De nog koude Oostelijke nachtwind verdreef weldra alle slaap ; met ruimen schoot gingen wij dicht bijeen door de Bocht van Watum, Doekegat en Westereems om de Noord. Tegen 7 uur werd reeds de toegang naar het Groningerwad, op de kaart aangegeven als Eems-wadje bereikt. Er stond nog niet zeer veel water, zoodat het beter was eenigen tijd te wachten. Om 7.15 gingen de drie schepen daarom in het Eems-wadje voor anker.
Het was prachtig weer geworden, een frissche wind maakte de warmte dragelijk. Weldra tjompte een deel van het reisgezelschap in het water. Het was een koud bad, een bad dat pas prettig is, als je het gehad hebt. Weldra trok Z.K.H. er op uit met de motorvlet van de 'Brandaris'. Er waren n.l. eenige robben gesignaleerd. Ook verliet een gedeelte van de niet-jagers de schepen, om op de nog droogliggende platen een wandeling te maken. Tegen elf uur was ieder weer aan boord. Een rob, door kolonel von Mühlen geschoten, was verloren gegaan, doordat het beest in de diepte zonk, voor de vlet ter plaatse was.
Dadelijk werd zeil gezet, en op loodsmans-aanwijzing door het Wad gezeild. Ik schrijf „op loodsmans-aanwijzing", want in Delfzijl had ieder jacht een loods uit Zoutkamp aan boord genomen. De vaarwaters op de wadden veranderen zoo veel, dat van een goed onderhouden bebakening geen sprake kan zijn. In de loodsdistricten wordt echter alles gedaan om de geul zooveel mogelijk aan te geven. Dit aangeven geschiedt door het plaatsen van takkebosschen (berketakken) op den steilen kant van de vaargeul. Bij laag water, wanneer de banken droog liggen, en men het vaarwater kan overzien, wordt deze bebakening aangebracht. Als algemeene regel kan men aannemen, dat men zoo dicht mogelijk langs die takken moet houden. Dikwijls komt het voor, dat in deze streken een vaarwater na een storm geheel verloopen is. Het is dan niet mogelijk om, alles direct weer op te nemen. Met zekerheid kan men daarom nooit op de takkebosschen afgaan. Het is, vooral wanneer men op een tocht als deze geen lang oponthoud wenscht, dan ook zeer raadzaam om een ter plaatse bekende loods mee te nemen. Jacob was onze loods. Een prachtkerel om te zien met zijn verweerden kop en grijze bakkebaarden. In het gebruik viel hij echter niet mee. Wel was hij een braaf, behulpzaam mensch, maar de kennis, waarmede wij hem gaarne toebedeeld hadden gezien, had hij niet.
Wij zeilden langs de Groningsche kust, tot de 'Brandaris' ter hoogte van Usquert het anker liet vallen, welk voorbeeld wij volgden.

Dolphijn, Brandaris en Watergeus
Dolphijn, Brandaris en Watergeus

Reeds bespraken wij op de Dolphijn wat wij dien middag zouden doen, dachten aan een slaapje om het te kort aan rust van den afgeloopen nacht in te halen, toen de uitnoodiging ons bereikte, om onmiddellijk mede te gaan met de motorvlet van de 'Brandaris' naar Rottum. Maar al te gaarne waren wij natuurlijk van de partij, schoten eenige kleedingstukken aan, die wij aan boord als overtollig hadden beschouwd, en stapten daarna aan boord van de vlet, die reeds ter zijde was gekomen.
Schijnbaar was het oversteken naar Rottum met een 16 K.M. loopende motorvet al een heele tocht. Wij zagen immers het lage duin van het eiland heel in de verte. Toen wij echter d.e takkebossen in de geul van het wad. naar Rottum volgden, bleek dat de reis aanzienlijk langer was, dan wij gedacht hadden. De geul liep met groote bochten, en dikwijls was de koers zoover buiten het eiland, dat de lust groot was om het maar eens te probeeren. Overal zag men immers water en d.e vlet behoefde slechts twee voet. Bij een poging, die wij waagden, bleek echter dat het niet mogelijk was en wij moesten berusten in de schikking, door de natuur gemaakt.
Na eenige uurtjes in de vlet te hebben doorgebracht (het was geen onverdeeld genoegen in de brandende zon) bereikten wij de landingsplaats van Rottum, het eiland, waar, zooals de aardrijkskundeboekjes ons vertellen, slechts één huis staat, dat van den strandvoogd. Al spoedig bleek ons, d.at de Heer Toxopeus, voogd van dit eiland, het niet altijd zoo eenzaam heeft, als deze boekjes doen vermoeden. Wij zagen een jachtje met bezoekers uit Borkum het eiland verlaten, en toen de vlet het strand. naderde, zagen wij meer menschen, dan de aardrijkskundeboekjes doen veronderstellen.

De landing te Rottum
De landing te Rottum

Degenen, die liever niet tot de knieën door het water wilden waden, stapten over in een klein op het strand liggend roeibootje, dat door een zich ter plaatse bevindende bereidwillige ter zijde was gebracht, en waarmede het strand zonder natte kleeren werd bereikt. Voor Z.K.H. voet aan wal had gezet, verscheen een korte, breedgeschouderde figuur, die zich als strandvoogd bekend maakte.
Het verbrande gezicht straalde van genoegen bij dit geheel onverwachte bezoek. Wij begaven ons door het lage duin langs de schuren die in mobilisatietijd onderdak hadden verleend aan de bezetting van Rottum en langs een rij aangespoelde mijnen, naar het gastvrije huis van den eilandbewoner, waar mevrouw Toxopeus ons allerhartelijkst ontving.

Rottum, het huis van den strandvoogd
Rottum, het huis van den strandvoogd

Rottum

Rottum is een klein eiland met lage duinen. Het is weinig begroeid en maakt daardoor niet den pittoresken indruk, die wij later van de andere wadden eilanden zouden krijgen. Het huis van den strandvoogd is zeer ruim. Van af den toren heeft men een schitterend uitzicht over het geheele eiland, over Noordzee en Waddenzee.
In de verte om de Oost was Borkum, de door lage markenkoers thans zoo druk bezochte badplaats, goed zichtbaar. Om de Noord herkende ik de motorreddingboot van Rottum, die altijd op dieper water blijft liggen om direct gereed te zijn om uit te varen, wanneer een schip in nood is. Op het eiland ontdekte ik eenig vee van den voogd en voorts waren de duinen gestoffeerd met honderden vogels, die op het eenzame Rottum hun broedplaats hebben.
In verband met het vergevorderde uur, moesten wij na gebruik van een kopje thee spoedig opstappen. We namen even een kijkje in de hut van de Noord- en Zuid Hollandsche Reddingmaatschappij, in het paviljoentje van mevrouw Toxopeus en in de hut, die nu en dan logeergasten heeft, (De Heer en Mevrouw van der Lugt hadden er juist gelogeerd), en gingen weder naar onze vlet om den terugtocht te aanvaarden. De Voogd en eenige Duitschers, uit Borkum naar Rottum met een zeilboot overgewipt, wuifden Z.K.H. toen de vlet wegging, een vaarwel toe.

Rottum; van het strand naar de vlet
Rottum; van het strand naar de vlet

Het water was nu aanmerkelijk lager. Tegen de eb in voeren we tusschen de banken door. De robben, die op meerdere plaatsen zich in de zon lagen te koesteren, bleven ongemoeid, want er waren geen geweren mee genomen. Het weer was drukkend, de lucht grijsblauw. Nu en dan hoorden wij donder. De wind liep naar het Noorden terug. Het had me niet verwonderd wanneer wij een aandeel hadden gekregen van het onweer, dat, zooals we later vernamen, meer landwaarts was gevallen.
Wij bleven hiervoor echter gespaard en waren om half acht eenige honderden meters van de schepen verwijderd, verheugden ons reeds op een spoedigen maaltijd toen ....steeds minder water werd gepeild en we met verminderde vaart zachtjes op het zand liepen. Met haken waren we dadelijk weer vlot, maar verder komen konden we niet, overal was het te ondiep. Of men op de schepen niet een beetje heeft gelachen om deze stranding in zicht van de haven, weet ik niet. Na lang zoeken bakboord uit en stuurboord uit schoten we ten slotte met een beetje vaart over de kant van de bank, waarop we hadden zitten modderen, in de vaargeul waar de jachten waren. We lieten ons het reeds wachtende maal goed smaken.
Na tafel waren de banken geheel droog gevallen en konden we duidelijk zien hoe we gegaan waren en hoe we hadden moeten gaan. Het was een te modderige bedoeling om aan ons voornemen om bot te gaan visschen uitvoering te geven. De vlet van de 'Brandaris' ging nog eens op zoek naar robben, doch had geen succes.
Het weer was geheel veranderd. Er was een frissche, stijve, Noordelijke bries doorgekomen. De thermometer maakte een flinken sprong naar beneden en toen we 's avonds rood verbrand in kooi doken, bood de tweede deken geen overbodige dekking.

Maandag 27 Juni

Wie met Z.K.H. een zeiltocht gaat maken moet niet opzien tegen een beperkte portie nachtrust. Maandagmorgen on 5 uur verlieten we bij wassend water onze ankerplaatsen en zeilden bij doorstaanden Noordelijken wind het Wad door, voorzoover dit Oost-West loopt. Om 6 uur bleef de 'Brandaris' steken en ging zij voor anker, welk voorbeeld Watergeus en Dolphijn zoo spoedig mogelijk volgden, omdat de 'Brandaris' van het drietal verweg het minst diep steekt. Toen er om 7 uur aanzienlijk meer water stond, werd de tocht voort gezet. Het vaarwater buigt ter hoogte van Warffum om de Noord, welke beweging wij dus moesten volgen. Kruisend ging het naar de Lauwers, de zeearm, die hier de verbinding is tusschen Wad en Noordzee. Bij peiling Boschplaat N.O. m.g. werden de schoten gevierd en gleden we met groote snelheid met Z.W. koers in de Spruit. Bij peiling Kloosterburen Zuid ankerden we in de Spruit te 11 uur v.m.
Op de 'Brandaris' had men robben gezien en nu we verder naar Schiermonnikoog diep water zouden hebben en wij zeker waren dit eiland dien middag te bereiken, was er voor Z.K.H. gelegenheid om een bezoek aan de robben af te leggen. Weldra verkondigde een schot de actie van de vlet en werkelijk keerde Z.K.H. even later terug met een enorm groot slachtoffer.
Het was goed weer geworden en aan stemming ontbrak het niet, vooral niet toen op de 'Watergeus' de eigenaar aan dek verscheen, die hiermede bewees genezen te zijn van een gevatte koude, die hem Zondag had genoodzaakt om onder de wol te blijven. Om 1 uur werd weder zeil gezet. Eerst werd het Wad gevolgd, daarna werd gekoerst door het Zuid-Oostrak naar Schiermonnikoog, dat langzaam meer en meer in zicht kwam.
Het bereiken van de reede van Schiermonnikoog is niet zoo heel eenvoudig met een zeilschip van eenige lengte wanneer met het in den wind heeft.
De 'Brandaris', het kortste en minst diepstekende vaartuig van het drietal was ook nu weer in het voordeel. „Dolphijn" raakte even stevig vast op een mosselbank en geraakte slechts met inspanning van alle kracht weer vrij. 
Om vier uur ankerde de 'Brandaris' en even later de 'Dolphijn' en 'Watergeus' in haar onmiddellijke nabijheid, wat beteekent een 1500 Meter uit den wal.

Schiermonnikoog

De Heer von Blow, die aan boord van de 'Watergeus' den tocht meemaakte, had de uitnoodiging meegebracht van graaf Bernsdorff, de eigenaar van Schiermonnikoog, om ten zijnent te komen dineeren, lunchen of theedrinken. Z.K.H. besloot in verband met het uur van aankomst tot het laatste.
Ik weet niet of de lezers van Ons Element Schiermonnikoog kennen. Een van de typische vermaken van het eiland is wel de tocht van het schip of de boot waarmede men aankomt naar den wal.

Hoe de bezoekers van Schiermonnekoog eerst met een motorponton en dan per boerenwagen den wal bereiken
Hoe de bezoekers van Schiermonnekoog eerst met een motorponton en dan per boerenwagen den wal bereiken

Toen Z.K.H. en zijn reisgezelschap zouden debarqueeren, stond en nog wat water op de z.g. reede. De vlet bracht ons tot zij niet verder kwam, wat was op harden zandbodem. Toen werd overgestapt op een met twee paarden bespannen boerenwagen en daarin ging het in draf naar den dijk waar Graaf Bernsdorff ter verwelkoming wachtte.
Op de z.g. burcht, het eenvoudige ouderwetsche landhuis van den eigenaar van dit eiland, werd theegedronken. Vervolgens bezocht Z.K.H. de weduwen der mannen van de reddingboot, die eenige maanden geleden hun dood in de golven hadden gevonden. De burgemeester van Schiermonnikoog de Heer v. d. Berg had zich intusschen bij het gezelschap aangesloten.

Z.K.H. in het duin van Schiermonnekoog
Z.K.H. in het duin van Schiermonnekoog

Om zes uur werd de terugtocht naar de schepen aanvaard. Het water was nu aanzienlijk meer gevallen en vanaf den dijk zag men hoe de drie jachten „omhoog zaten". Geheel droog was het echter daar nog niet. De boerenwagen bracht ons een heel eind, maar toen de grond zachter werd, moest de reis te voet door het water worden vervolgd.
Van uit de schepen kon geen hulp komen helpen, want de vletten en de sloep zaten daar al aan den grond. De lezers denken natuurlijk, „dat is ook niet noodig wanneer men slechts tot de knieën moet waden", wat ik volkomen zou beamen, ware het niet dat deze pootjesbaderij plaats moest hebben over een modderigen bodem die vol mosselschelpen lag, zoodat hartgrondige verwenschingen werden geuit, tegen de in het troebele water verborgen voetangels. Degenen, die het eerste aan dek stonden hadden natuurlijk groot pleizier over de tochtgenooten, die nog niet zoo gelukkig waren.
Even wil ik hier nog het ongewone visitetoilet vermelden waarin de heeren van de 'Watergeus' hunne vrienden van de 'Dolphijn', die daar voor het diner waren genoodigd, zagen verschijnen. De gasten verschenen wadende in de bovenste helft van hunne kleedij, de rest werd over den schouder meegebracht.
Den volgenden morgen om 9 uur bij bot laagwater kwam de boerenwagen tot bij de 'Brandaris'. Z.K.H. bezocht eenige scholen en het in het duin gelegen drenkelingengraf. De Burgemeester was geleider.
Ik was in de gelegenheid om een wandeling te maken door het duin en langs het strand, waar wij na een zeebad in het keurige badhotel konden uitrusten van de wandeling. Wie houdt van een mooie, rustige zeebadplaats met mooi duin, met schitterend strand en een prima hotel, kan ik een bezoek aan Schiermonnikoog aanbevelen. Om 12 uur werd de terugtocht naar de jachten aanvaard. Het was nu hooger water zoodat van uit den boerenwagen in de vlet kon worden overgestapt.

Aan boord van de „Watergeus"
Aan boord van de „Watergeus"

Om 1 uur vertrokken de schepen. De wind was N.W. Wanneer het wad recht liep, had men aan den wind het traject naar de Dantzig kunnen afleggen, nu moest natuurlijk het noodige worden gekruist. Zonder ongelukken werd de reede halverwind verlaten. Daar het stevig woei hadden de schepen gereefd, niet zoozeer omdat er te veel wind stond, dan wel om niet te hard te loopen op het wad en bij aan den grond raken dit met te veel geweld te doen.
Het N.W. rak werd opgekruist, en vervolgens gekoerst in het Friesche Wad. De 'Brandaris' was nu niet weinig in het voordeel. Niet alleen zeilt dit snelle schip akelig hoog aan den wind, maar bovendien kon zij met haar voet minder diepgang nu en dan eens een bochtje in het wad afsnijden. Toen de 'Dolphijn' dit voorbeeld wilde volgen werd zij streng gestraft!
Onze berekening was te overnachten op het wad ter hoogte van den dijk van de Friesche kust naar Ameland. Toen we de 'Brandaris' ver voor ons uit daar zagen, konden we niets ontdekken dat op ankeren geleek en toen wij circa 5 uur daar ook waren was de 'Brandaris' ver voor ons uit in de Dantzig het grootere, diepere vaarwater, dat van het Friesche gat loopt naar het Wad.
De wind was prachtig, maar verder was het wel een beetje modderen voor 'Dolphijn' en 'Watergeus' die om de drie minuten in het nauwe vaarwater een slag moesten maken. Op de Dolphijn vertelde Jacob de loods heel gemoedelijk dat alles erg veranderd was in de twee jaren, die hij hier niet was geweest, waarmede hij het laatste sprankje vertrouwen verloor, dat wij nog in hem hadden.
Na een eindeloos laveeren kwamen we om 7 uur in dieper water en werd het mogelijk de 'Brandaris' die reeds voor Nes (Ameland) was aangekomen, met iets grooter snelheid te volgen. Om 8u.30 ankerden 'Dolphijn' en 'Watergeus' naast de snelle botter. We waren nog juist bijtijds om Z.K.H. aan wal te zien gaan. Ditmaal bleven wij aan boord om eerst den inwendigen mensch te versterken.

Het schokkerjacht 'Watergeus'
Het schokkerjacht 'Watergeus'

Ameland

Dinsdagavond 28 Juni lag het drietal jachten voor anker op de reede van Nes op Ameland. Niettegenstaande de zon reeds ter kimme neeg toen de zeilen waren geborgen en het diner was genuttigd besloot Z.K.H. toch nog den wal op te gaan ten einde den volgende morgen weder vroeg onder zeil te kunnen gaan. Het aan land gaan is op Nes wel wat gemakkelijker dan te Schiermonnikoog, maar toch ook nog niet zoo heel eenvoudig. Een smal naar de waterzijde steeds slibberiger wordend strand moet worden overgestoken vóór de verharde weg is bereikt. Ook hier is een boerenwagen den bezoekers behulpzaam. Deze wagen kan echter bij laag water niet tot den waterkant komen. Toen Z.K.H. aan wal zou gaan liep de eb reeds geruimen tijd en was het water reeds een heel eind gevallen. Het wan delen naar den boerenwagen was geen kleinigheid, tot de knieën zakten de bezoekers in het slijk. Z.K.H. liet zich echter niet afschrikken en bereikte met opoffering van een zijner rubber laarzen, die in de modder vastzoog, het voertuig. Het bezoek aan Nes kon in verband met het late uur niet lang duren. Tegen 10 uur werd afscheid genomen van den Burgervader en de terugtocht naar de schepen aanvaard. Het programma voor den volgenden dag kon voor alle jachten niet hetzelfde zijn, omdat er was afgesproken dat den volgenden namiddag te Ameland eenige Heeren, die niet eerder hadden kunnen komen zich bij het gezelschap zouden aansluiten. Men kwam overeen, dat de 'Brandaris' 's morgens vroeg bij hoog water zou vertrekken, dat de 'Dolphijn' en 'Watergeus' zouden volgen wanneer eerst telephonische verbinding was gekregen met de nakomenden, die waarschijnlijk te Leeuwarden bereikbaar waren.

Woensdag 29 Juni

De 'Brandaris' vertrok 's morgens vroeg toen op de Dolphijn en Watergeus ieder nog in diepe rust was. Er stond evenals den vorigen dag een stijve N.N.W. bries, zoodat het rif in het groot zeil moest blijven. Tot het Friesche Gat ging het met ruimen schoot en tij mee met ongelooflijke snelheid. Daarna moest worden ge kruist tot het Gat v. d. Hoek, de toegang tot het Terschellinger Wad. Op het Wad waar al veel water was weggeloopen werd geankerd, van welke gelegenheid werd gebruik gemaakt om een plaat op te zoeken, waarop een groot aantal robben lag. Door den kijker werden er in de 50 geteld ! Toen de vlet met minder vriendelijke bedoelingen echter naderde gingen de robben het water in. Z.K.H. kreeg echter een kans op een zwemmende rob. Het schot zat, de vlet was op tijd ter plaatse en reeds had men de rob aan den haak, toen het beest door een onhandigheid werd losgelaten, zonk en verloren raakte.

Terschelling

Toen de vloed het water op het Wad had doen opkomen ging de 'Brandaris' door naar Terschelling, waar om 6u.30 in de haven werd vastgemaakt. Dolphijn en Watergeus zaten reeds aan den grond, toen het telephoneeren 's morgens had plaats gehad. Gewacht werd tot 's middags één uur. Eerder vertrekken zou niets gegeven hebben, want wanneer in het Borndiep vloed loopt en het is in den wind, is het praktisch onmogelijk om tegen het tij op te boksen. Nu kwamen de jachten met hoog water onder de Amelandsche wal uit en werden zij kruisend naar het gat van den Hoek niet weinig geholpen door de opkomende eb. Op het Terschellinger Wad bleken eenige bakens te zijn verdwenen. Steeds stekende ging men verder, nu en dan werd de vaart gestuit, wanneer over een ondiepte werd geschuurd, zelfs geraakten 'Watergeus' en 'Dolphijn' enige malen absoluut vast. Meer en meer viel het water, en toen men het ondiepste deel van het wad bereikte gaven beide schepen het vrijwel gelijktijdig op. Zeilen werden gestreden en besloten om den volgenden morgen zoo vroeg mogelijk verder te gaan. De Dolphijn zat midden in het vaarwater, de Watergeus was bij het doen van een poging om vlot te komen gedraaid en zat in een knik in het wad, dwars tusschen de bakens. Het was jammer, dat er geen communicatie tusschen de schepen mogelijk was, wat de gezelligheid zou hebben verhoogd ; de schepen zaten echter te ver uit elkaar voor een bezoek op bloote beenen en voor de bijbooten was het weldra te ondiep.

'Watergeus'
'Watergeus'

Donderdagmorgen 30 juni

Bij het dag worden raakten de schepen vlot. De drempels werden gepasseerd en reeds om half zeven werd de haven van Terschelling ingeloopen, waar op de 'Brandaris' alles nog in diepen rust was. Het nagekomen gezelschap, dat in het hotel had overnacht, werd opgemand en een bezoek aan de 'Brandaris' gebracht.

Vlieland

De zeildag door Dolphijn en Watergeus zoo vroeg aangevangen, bleek nog lang niet ten einde te zijn. Z.K.H. besloot n.l. met alle mogelijke spoed de reis voort te zetten, en te trachten nog denzelfden dag Vlieland en Texel te bereiken. De gelegenheid was gunstig. Ruim negen uur werd afscheid genomen van Ter schelling en weldra was het drietal weder onder zeil. Het nuttige met het aangename vereenigend, besloot Z.K.H. tevens een tocht te doen met de bekende Terschellingsche Motorreddingboot "Brandaris". Terwijl de jachten rustig doorzeilden ging Z.K.H. aan boord van deze boot met den Burgemeester en eenige andere Terschellingsche autoriteiten door de Vliesloot naar Vlieland.
Het bezoek aan dit eiland was ook weer geheel een verrassing voor de bevolking en voor den burgemeester, die in merkwaardig korten tijd het bureaupakje ver wisselde met ambtscostuum. Het dorp op Vlieland is eigenlijk één lange straat. Z.K.H. bezocht het Tromphuis, bewoond door den Heer en Mevrouw Akersloot, bekend door de vele en goede schilderijen, in het bijzonder van de hand van Mevrouw Akersloot.
Een bezoek aan het Tromphuis is in alle op zichten den bezoekers van Vlieland aan te bevelen. De bewoners zijn hartelijke menschen, die gaarne aan belangstellenden hunne groote collectie antiquiteiten en merkwaardigheden en zeeschilderijen vertoonen. Daar dien dag nog naar Texel moest worden doorgezeild, kon het bezoek aan Vlieland slechts zeer kort duren en werd het z.g. „drijvende eiland" na een verblijf van 1 uur weder verlaten.

Texel

De Terschellinger autoriteiten gingen huiswaarts met de motorreddingboot, terwijl Z.K.H. zich met de jachtvloot op reis naar Texel begaf. Door Inschot, Oude Vlie, Omdraai, Scheurak kwam men in de Texelstroorn. Alles was bezeild. In den Texelstroom hielp bovendien de doorkomende eb. Tegen zes uur werd vastgemaakt in de haven van Oude Schild. Hiermede was eigenlijk de waddentocht ten einde. 's Avonds bood de Heer van Vollenhoven aan boord van de Dolphijn een bowl aan. Dit was tevens het afscheidsfeest, want den volgenden morgen ging Z.K.H. aan boord van de 'Brandaris' via den Helder binnendoor naar Amsterdam. De andere jachten, die minder gehaast waren, besloten over Medemblik door de Zuiderzee te gaan. De reis was geëindigd.

De 'Watergeus' in tegenlicht op de Zuiderzee
De 'Watergeus' in tegenlicht op de Zuiderzee

Alle eilanden waren bezocht, steeds was gezeild en het heele traject was in vijf dagen tijd afgelegd

Alle eilanden waren bezocht, steeds was gezeild en het heele traject was in vijf dagen tijd afgelegd. Als zeilprestatie verdient deze tocht vermelding, en de eer hiervan komt volkomen aan Z.K.H. toe. Het is een gelukkig feit om te constateeren, dat de Prins der Nederlanden wederom getoond heeft, niet alleen te gevoelen voor onze zeilsport, doch tevens behoefte had om op dit gebied een record op zijn naam te krijgen.

Wij althans vragen al onze lezers : "Wie heeft ooit dezen tocht in zoo korten tijd zeilend gedaan ?"

Hoofdredacteur en Redacteur Zeilen" van Ons Element, A.L.E. Rambonnet
 


 

Zoektocht naar de Schokker 'Watergeus' van Prins Hendrik "de Zeevaarder"

Het verhaal van de zeiltocht langs de waddeneilanden vonden we in Ons Element tijdens de zoektocht naar de schokker 'Watergeus'. Deze kwam op gang na een mail van Ton den Boon aan het Stamboek. Ton zond ons begin 2016 een verhaal met de nodige vragen over een schilderij van Francois Carlebur. Op het schilderij is een grote schokker afgebeeld, samen met een blauw jacht. Derck Steenstra meldde ons dat de locatie van de afbeelding heel goed de uitgang van De Kil op het Hollands Diep bij Willemsdorp zou kunnen zijn. De wimpels die beide schepen voeren, zijn die van de Koninklijke Nederlandsche Yachtclub te Rotterdam. 
Omdat wij geen uitgebreide antwoorden hadden op de vragen, hebben we er uitgebreid aandacht aan besteed in ons vlugschrift "Uit het Stamboek 2016 Nr 3 - Behou(d)t het Goede". Dat heeft in eerste instantie geresulteerd in een zoektocht naar de schokker 'Henriëtte Elisabeth" van J.A. Vos van Hagestein, die mogelijk op het schilderij afgebeeld zou zijn. Gaandeweg het onderzoek van Ton, geholpen door o.a. René van der Have, Gerard ten Cate e.a., komt ook een andere intrigerende schokker "bovendrijven", de schokker 'Watergeus' van Prins Hendrik "de Zeevaarder". Afbeeldingen zijn slecht te vinden, in musea, uit oude watersportbladen en kranten komen langzaam brokjes informatie tevoorschijn. Het levert een boeiend verhaal op van de "Zoektocht naar de Schokker 'Watergeus' van Prins Hendrik "de Zeevaarder"" in onze verzameling verhalen in Uit het Stamboek.

Terug naar vorige pagina