Eens een lelijke woonschuit, nu een mooi "spulletje"

Waterkampioen februari 1964 nr1117 - Scheepsbouwer Stofberg aan het werk

Al voor de oprichting van de SSRP in 1955 waren er werven en particulieren, die oude werkscheepjes interessant genoeg vonden om er prachtige en esthetisch verantwoorde jachten van te maken, zonder de oorspronkelijk bouwwijze en constructie veel geweld aan te doen. In Waterkampioen januari 1964 stond het volgende verhaal van scheepsbouwer Stofberg uit (toen nog) Aalsmeer:
In de loop van 1958 las scheepsbouwer Stofberg uit Aalsmeer een advertentie in Het Parool: te koop aangeboden, tjalkje van 7,5 meter. Hij ging eens kijken, maar keerde onmiddellijk teleurgesteld terug. Het scheepje lag half vol met water en bevatte een forse hoeveelheid beton. Een week of drie later zei hij echter tegen zijn vrouw: dat was geen tjalkje, maar een Lemsteraak; kom, we gaan het schip kopen. Het scheepje bleek ongeveer zestig jaar oud te zijn. Het aakje werd helemaal „uitgekleed" en opnieuw opgebouwd. Het vaart nu (1964) als de 'Breebank' van de heer Ketelaar.

Het verhaal van Aart Klein

Na een jaar kreeg de heer Stofberg het plan om voor zichzelf een dergelijk schip te gaan bouwen. Omdat er geen tekeningen waren deed hij dat voor driekwart op het oog. Mijn vriend Geert Teerling kocht dit schip, dat hij 'Grietje Bosker' noemde. Dit schip is ondertussen in handen gekomen van de heer Van Laer, die het de naam 'Jonge Egbert' gaf. 
Verschillende keren mocht ik, Aart Klein, meevaren aan boord van de 'Grietje Bosker' en dat wekte het verlangen zelf precies zo'n scheepje te bezitten. Voor de bouw van zo'n jacht zouden er echter veel contanten op tafel moeten komen en dat was bezwaarlijk.

De heer Stofberg wees me op een 'lelijke' woonschuit in Assen

In april van 1962 belde de heer Stofberg mij echter op en vertelde hij dat hij iets had zien liggen in Assen, dat voor mij misschien geschikt zou zijn. Ook stond er in die tijd in een advertentie in De Waterkampioen: te koop ijzeren aakje (boeiermodel), afmetingen 6,30 bij 2,65 meter. Het bleek een lelijk woonschuitje te zijn met een onmogelijke opbouw. Maar scheepsbouwer Stofberg zag wel iets in de romp. De koop werd gesloten en een beurtschipper nam het woonschuitje mee op sleeptouw naar Amsterdam, waarna het met behulp van een sleepbootje naar Aalsmeer werd gebracht.
Brugwachter Leiseboer van de Veenlust-draai te Assen, waar het scharminkel lag, heeft eens voor mij geïnformeerd waar het scheepje vandaan kwam en wat het oorspronkelijk was. Het was beslist geen vissersscheepje, want er zat geen bun in. Het zou vroeger gebruikt zijn voor melkvervoer over de Friese meren. Waarschijnlijk is het in 1920 of 1921 gebouwd bij Wildschut in Gaastmeer, maar zekerheid heb ik daarover niet kunnen krijgen. Twee Friese tjalkschippers hadden een andere mening. Eén beweerde dat het een beurtschippertje is geweest en tussen verschillende Friese steden heeft gevaren; de ander dacht dat het dienst had gedaan als schip voor vissers. In het scheepje was dan ruimte voor het opbergen van de netten en de vissers konden in het vooronder slapen als zij moesten wachten voor er met het binnenhalen van de netten kon worden begonnen.

De verbouwing door Stofberg

Wij hebben het houtwerk netjes van de romp gehaald en daarna spijkervrij gemaakt. Het was echter niet meer geschikt om het voor de opbouw te gebruiken, waarvoor wij eiken en teakhout nodig achtten. Zo kwam dat hout tenslotte toch op de brandstapel terecht, want liefhebbers om er hakhoutjes van te maken voor de kachel bestaan niet meer. Stofberg, die het klappen van de zweep kent (sinds 1793 bestaat een werf onder die naam), nam de romp goed onderhanden en bracht het schip in zijn oorspronkelijke staat terug. Voor mij en mijn familie kwam toen de tijd dat wij hem iedere week een keer op zijn vingers gingen kijken. Ik stond er versteld van hoe hij in een scheepje van 6,30 bij 2,65 meter een indeling maakte, die aan de eisen voldeed. In het vooronder kwamen twee slaapplaatsen voor volwassenen met een toilet er tussen. In de kajuit werden voorts twee slaapplaatsen aangebracht (wegschuivend onder de gangboorden en met ruimte voor de voeten onder fonteintje en kookplaats) en er bleef voldoende ruimte over om in het midden een klaptafel te plaatsen. De tien pk Albin motor had net die hoogte, dat er voldoende kuipruimte overbleef.

„Een mooi spulletje"

Het is „een mooi spulletje" geworden, dat verleden zomer veel bekijks had toen we er een tocht mee voeren over de Braassem, de Kaag, Rijn, IJssel, Beulaker en IJsselmeer. Steeds weer mochten we lof incasseren voor de bouwer, voor het prachtige timmerwerk en voor de mooie vorm van de kajuit. Alles was gemaakt met het juiste gevoel voor fraaie lijnen. En ten slotte dit: de Vrouwe Johanna is herkenbaar aan een meermin op het roer. Mijn vriend, de kunstenaar Anton Rover, heeft het beeldje gesneden. Voor mij is het 't mooiste varende beeldje, dat thans in Nederland te zien is.
                                                                                                                                                                Aart Klein

pdf Waterkampioen februari 1964 nr1117 - Eens een lelijke woonschuit - nu een mooi spulletje.pdf

pdf SdZ 1995 nr05 juli - Een fotograaf die van een witte aak en een zwarte zeemeermin houdt

Terug naar vorige pagina