Wie weet iets over de geschiedenis van de ijzeren tjotter 'Nooit Volmaakt 3', ooit in gebruik als opduwer?
Onderzoek door Gerard ten Cate en Robin van Son

In de schepenlijst van de Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten (SSRP) is dit scheepje bekend met plaquettenummer 1526. In haar inschrijving bij de SSRP, wordt weinig informatie gegeven. Veel feitelijke Informatie ontbreekt en is gebaseerd op veronderstellingen.
Op twee september 2023 zijn wij, Robin van Son en Gerard ten Cate, op bezoek geweest bij Lieuwe Bouma en Pieta Schaap in Oudwoude (bij Dokkumernieuwezijlen) om de tjotter ‘Nooit Volmaakt 3’ te bekijken en te fotograferen. Dit in het kader van een veel breder onderzoek naar tjotters.
Stamboek: SSRP Plaquettenummer 1526, Nooit Volmaakt 3
Type: | tjotter |
Lengte: | 3.90m |
Breedte: | 1.40m |
Bouwjaar: | onbekend |
Bouwer: | onbekend, (volgens de inschrijving bij de SSRP mogelijk Croles uit IJlst, maar hier is geen enkel bewijs voor). |
Materiaal: | puddelijzer, geklonken |
Spantvorm: | rond met bijna verticale boeisels en zetboorden |
Geschiedenis: | voor 1975 onbekend |
Eigenaar: | Lieuwe Bouma (1975 – nu) |
Inschrijving SSRP: | 1993 |
We vonden de tjotter liggend op het dek van de “Ramen- en Kistenfabriek 3” op 2 september 2023
We vonden de tjotter liggend op het dek van de “Ramen- en Kistenfabriek 3”, een historisch motorscheepje met een lengte van iets meer dan vijftien meter. (Preciezer, een melkschouw in 1918 gebouwd voor het melktransport van boerderijen naar de melkfabriek, gebouwd op de helling van Van der Plas in Kwintsheul). Het voorschip ervan geeft de indruk van een dekschuit, het achterschip dat van een sleepboot.

De tjotter is een klein geklonken ijzeren scheepje met een lengte van 3.90m
Omdat er weinig over de geschiedenis van het tjottertje bekend is, moeten we ons beperken tot het verhaal van Lieuwe Bouma dat begint rond 1975. Toen vond hij het scheepje.


Ergens tussen 1975 en 1980 zocht Lieuwe Bouma een schouw om met te zeilen en om mee te nemen op zijn “Ramen- en Kistenfabriek 3”. Een onderhoud met Frits Loomeijer (toen nog wonend in Groningen) leidde naar de restanten van deze tjotter die ergens bij het Familiehotel in Paterswolde op de wal lag. Een restauratie object, met de nodige gaten erin. Aan het casco was te zien dat er een spoor van een mastvoet in de boot gezeten had, restanten van roeidollen waren zichtbaar. Nog veel zichtbaarder was dat er een motor in gestaan had en dat ze als opduwer gebruikt geweest was.
Direct na de aankoop verhuisde ze van Paterswolde naar de stad Groningen. Foto’s uit die periode dat ze in de Noorderhaven in Groningen op de wal ligt bevinden zich nog in Lieuwe zijn verzameling. Duidelijk herkenbaar zijn haar ronde vormen en voorsteven waarvan de neus verwijderd is ten behoeve van het duwen van binnenschepen. Ook is te zien dat een groot deel van de achtersteven verwijderd is. Voor- en achtersteven zijn vrijwel even hoog, zoals gebruikelijk bij tjotters en boatsjes.


Bouwjaar
Een exact bouwjaar van deze tjotter is niet bekend. Toch wil ik hier proberen iets meer over haar en haar geschiedenis op te schrijven. De periode waarin ze gebouwd is valt bij benadering te herleiden.
Aan de hand van het ijzer waarvan ze gebouwd is valt iets meer te zeggen over haar leeftijd. Het materiaal waarvan ze gebouwd is relatief bijzonder: Puddelijzer (zie de uitgebreide over dit ijzer). We kennen het en we weten vervolgens ook dat het een materiaalsoort is dat tot ongeveer 1900 werd toegepast in de scheepsbouw. Daarna werd het mechanisch sterkere staal gebruikt. Het procedé waarmee puddelijzer gemaakt werd is een andere dan dat van staal. Bij enkele oudere schepen die in de schepenlijst van de SSRP staat genoteerd dat ze van deze ijzer soort gebouwd zijn. Daarmee is er dus iets over het bouwjaar te zeggen. Dit betekent geen scherpe duiding in de tijd, maar het laatste decennium van de 19e eeuw is realistisch als bouwperiode. Bij benadering 1890 – 1900.
Bouwer
Wie de bouwer van het scheepje is zal wel altijd in nevelen gehuld blijven. In of aan het scheepje zit nergens een verwijzing naar een bouwer. Wel bestaat er een foto van een soortgelijke tjotter met een zelfde verloop van het berghout, in dit geval een zware halfronde stoot strip die vast aan het scheepje geklonken zit.

De constatering dat de Nooit volmaakt 3 in het laatste decennium van de 19e eeuw gebouwd is sluit een aantal werven als bouwer uit, omdat we weten dat die zeker tot 1900 alleen in hout bouwden (oa. Van der Zee uit Joure en Lantinga uit IJlst). Maar vervolgens blijven er nog heel veel werven over die toen wel al ijzer bouwden. Vooralsnog blijft de bouwer onbekend.
Bouwwijze
De 'Nooit Volmaakt 3' komt qua vorm en uitvoering overeen met andere stalen tjotters en boatsjes die we kennen. Er zijn echter details die opvallen. In de kop en in het achterschip is ze bol en vloeiend gebouwd met een sterk oplopende berghoutslijn. Midscheeps loopt het berghout diep. Haar zeeglijn is daarmee krachtig, stoer. Passend bij haar bolle kop en achterschip zijn haar lijnen vloeiend bol. Haar boeisels daarentegen zijn vlak en staan bijna verticaal. De huidplaten zijn in het voorschip niet symmetrisch. De plaatstevens zijn gevat in geklonken hoekprofielen. Aan de achtersteven is zichtbaar dat er ooit lange ruitenplaat gebruikt is om dat onderdeel te vervaardigen (lange ruitenplaat is altijd van ijzer. Na 1900 zijn de ruiten kleiner en is het plaat van staal). Met details zoals het verloop van de gangen in het voorschip en het gebruik van lange ruitenplaat voor de achtersteven geeft ze de indruk gebouwd te zijn van reststukken ijzer die nog voor handen lagen op het moment dat ze gebouwd werd. De spanten zijn keurig geklonken maar ook die lijken “pas” gemaakt te zijn. De spantafstand is nergens gelijk. Ze is wel met inzicht en vakmanschap gebouwd. Hoewel de meeste ijzeren en stalen schepen gemaakt zijn aan de hand van een tekening, lijkt deze tjotter in het meest gunstige geval op mallen gebouwd te zijn. Waarschijnlijker is het dat ze op het oog gebouwd is. Bouwtekeningen ervan zijn niet bekend.

Van deze tjotter zijn (nog) geen opmetingstekeningen gemaakt. De zetboorden zijn afneembaar en gemaakt van hout. Voor de zwaardbouten zitten twee gaten in de romp geboord waarvan de achtersten met een bout en rubberring dicht gemaakt zijn.
Voortbeweging
Zoals eerder al genoemd heeft deze tjotter langere tijd gevaren als opduwer / opdrukker achter een binnenschip. Hoe ze toen gemotoriseerd was weten we niet. Na de restauratie rond 1980 is ze alleen gebruikt als zeil- en roeitjotter. Met haar geringe afmetingen en relatief hoge gewicht is ze niet echt opgewassen tegen golfslag. Op kleine watertjes kan ze zeilend wel goed uit de voeten. Zeilend voert ze 8m2 meter tuig afkomstig van een 4.25m Van der Meulen schouw. In eerste instantie werd ze gezeild met een gaffeltuig. Later werd het grootzeil vervangen door een sprietzeil. Het zeil oppervlak bleef gelijk.

Behalve in de periode dat ze gemotoriseerd was, zal ze nooit grote afstanden op eigen kiel afgelegd hebben. Ze is er te klein voor. Dat ze staande op het dek van de “Ramen- en Kistenfabriek 3” veel grotere afstanden heeft afgelegd zal duidelijk zijn. Aan dek heeft ze Parijs en Berlijn een aantal keren bezocht. De golfslag op de meren in de voormalige DDR was te veel voor haar. Tegen de golven die daar liepen was ze niet opgewassen.
Replica
Wederom moet de al een aantal keren genoemde “Ramen- en Kistenfabriek 3” op deze plek nogmaals genoemd worden. Dit schip was voorzien van een groot laadruim en op het achterschip twee heel kleine opbouwtjes. Een motorkamer en een kleine (slaap)roef. In Leiden heeft Lieuwe Bouma een deel van het ruim opgeofferd aan een grote roef. Op de luikenkap werd zoveel ruimte vrijgehouden dat de tjotter daar in een juk kon staan. Deze verbouwing werd in 1992 uitgevoerd op de werf van Thijssen in Leiden, Henk Hydra was toen eigenaar.

Op deze werf was Henk zijn zoon Pepijn onder de indruk van dit kleine tjottertje, hij maakte er een replica van. Dit keer met holle doosvormige stevens. Niet geklonken maar gelast. Nog altijd staat dit scheepje aan dek van een als woning in gebruik zijnde klipperaak in de Leidse museumhaven.

Het voornemen bestaat om deze tjotter op te gaan meten met detailmetingen, zodat haar maten een database met maten van tjotters en boatsjes mee kan helpen vullen.
Foto’s:
Collectie Lieuwe Bouma
Robin van Son
Gerard ten Cate
Het archief van Frits Loomeijer, die Lieuwe attent maakte op de tjotter in Paterswolde
Ik heb na lang zoeken twee foto’s van Lieuwe’s bootje gevonden waarvan eentje van de staat waarin ik hem vond (Paterswolde, oktober 1977). De foto waarin hij hangt in de giek van mijn LEE 1 ‘Elbe’ in de A in Groningen (met langharige Lieuwe), dateert van september 1978.




In december 1979 liep ik weer eens rond op het terrein van sloperij Simons (in de bult van ‘jeude Simons’) aan het Winschoterdiep in Hoogezand. Daar zag ik de kont van een vergaand verrot bootje dat veel ronder was, maar me toch aan een ‘iezern tjotter’ deed denken. Het voorschip zat in een ander wrak gestoken. Daar kon ik helaas niet bij.
