Fjouweracht

De tjotter-klassen van fjouwerfjouwers en fjouwerachten hebben hun ontstaan te danken aan de negentiende-eeuwse wijze van belastingheffing op schepen.

De wet van 22 april 1852 (Staatsblad nr 61) bevat een wijziging van de wetgeving op het recht van patent voor binnenvaartuigen. De grens van vier ton laadruimte waar beneden vrijstelling van het recht van patent aan open vaartuigen wordt verleend, is formeel (nu expliciet) gehandhaafd, echter inhoudelijk met een derde deel vergroot. Interessant is ook de toevoeging dat gedeelten van een ton worden verwaarloosd.
Dat komt erop neer, dat een berekende laadruimte van 4,9 ton wordt afgerond op 4 ton. Het is evident, dat de bepalingen van de wet van 1852 vergeleken met die van 1823 een duidelijke verruiming betekenden van de afmetingen van open scheepjes die in aanmerking komen voor vrijstelling van belasting. Bij de Zeilvereeniging "Oostergoo" verschijnt in 1857 en volgende jaren een klasse van "Bootjes vrij van belasting met een lengte beneden 4 el 8 palm", de fjouweracht.