De criteria in 1967

Brief aan de Vrienden van het Ronde en Platbodemjacht 27-09-1967

Ruim 12 jaar geleden werd het Stamboek in het leven geroepen om daarin die als jacht gebruikte schepen op te nemen die naar vorm, uiterlijk en tuigage overeenstemmen met de schepen, die tot het einde van de zeiltijd in ons land werden gebruikt.
Hieruit blijkt reeds - en dat spreekt eigenlijk ook vanzelf - dat de inschrijving uitdrukkelijk is beperkt tot scheepstypen, die werkelijk in de binnenvaart en bij de visserij hebben bestaan. Vele van deze oude werkschepen zijn echter voor de pleziervaart verbouwd en vele schepen zijn lang na het einde van de zeiltijd speciaal als jacht ontworpen en nieuw gebouwd.
Meer en meer bleek het daardoor gewenst vast te leggen wat onder en rond of platbodemjacht moet worden verstaan. Want al zij direct erkend, dat de oude scheepsbouwers tot in de tweede helft van de vorige eeuw en kort na de eeuwwisseling hun schepen allemaal individuele bijzonderheden meegaven en nimmer eenheidsschepen bouwden, toch vertonen al die schepen een aantal fundamentele kenmerken en karakteristieken, die naar de mening van de Stichting dienen te worden gehandhaafd.

Een eerste stap tot vastlegging van deze kenmerken deed de Stichting door de uitgave van het boek "Ronde- en Platbodemjachten", waarin een schat van gegevens kon worden bijeengebracht.

Een tweede stap werd eind vorig jaar gedaan toen een kleine Commissie, bestaande uit de heren Ds. J. Matzer van Bloois, W. de Vries Lentsch Jr. en P. Zwiers zich op verzoek van de Stichting, bereid verklaarde een poging te doen een aantal objectieve criteria te formuleren, waaraan de schepen bij inschrijving in het Stamboek kunnen worden getoetst. Het advies van deze Commissie wordt hierbij ter kennis van de leden gebracht. Het Bestuur zou het op prijs stellen indien de Vrienden van de Stichting en alle andere minnaars van het oud-Nederlandse jacht hun eventuele op- of aanmerkingen naar aanleiding van dit advies aan de Stichting zouden willen doen toekomen. Een zo breed mogelijke gedachtewisseling kan er immers slechts toe bijdragen het inzicht in dit onderwerp te verhelderen.

De Criteria-Commissie, bestaande uit de heren Ds. J. Matzer van Bloois, W. de Vries Lentsch Jr. en P. Zwiers, heeft in de loop van dit jaar haar voorlopig advies aan het Bestuur uitgebracht inzake de eisen, waaraan een schip moet voldoen om in het Stamboek te kunnen worden opgenomen. Terecht stelt de Commissie daarbij, dat het vaststellen van deze eisen alleen binnen bepaalde grenzen mogelijk is, omdat een echt Oud-vaderlands schip nu eenmaal steeds een individueel karakter heeft. Er dient evenwel voor te worden gezorgd, zo stelt de Commissie verder, dat te ruime interpretaties worden voorkomen, omdat de Stichting immers ten doel heeft het echte oude zoveel mogelijk te bewaren. Van een groot aantal vrienden werd een soms zeer uitvoerig commentaar op het voorlopige advies ontvangen, hetgeen tot verdieping van het inzicht in dit moeilijke probleem heeft geleid.

Overleg over dit onderwerp met de K.V.N.W.V. is gepland, omdat de Stichting tracht te bereiken, dat de eisen die gelden voor inschrijving in de wedstrijdklasse ronde- en platbodemjachten en het Verbond zo veel mogelijk parallel lopen met de Criteria van de Stichting.

Dat de inschrijving in het Stamboek werkelijk een "vraagstuk" vormt , blijkt ook uit het feit dat onlangs een promovendus van de Utrechtse Universiteit, de heer A.C.B. Wessels, er een academische stelling aan wijdde, luidende: "Het enige criterium voor opname van een scheepstype in het Stamboek Ronde- en Platbodemjachten dient te zijn dat dit type beschouwd kan worden als een schakel in de natuurlijke ontwikkeling van deze categorie schepen".

Terug naar vorige pagina