Dordrecht: Koninklijke Dordrechtsche Roei- en Zeilvereniging

Sinds de oprichting van de vereniging op 28 oktober 1851 is veel geschiedenis geschreven. De groei van de vereniging was nauw verbonden met de maatschappelijke ontwikkelingen en die van Dordrecht in het bijzonder.In de eerste jaren van haar bestaan beschikte de vereniging nog niet over een eigen verenigingsgebouw en botenhuis. De botenvloot, die rond 1853 uit 2 gieken bestond, lag bij een pakhuisje aan de Riedijkshaven. In de winter lagen de gieken opgeslagen in de loods van twee Dordtsche werven.

Na deze enthousiaste start volgenden echter jaren van een sluimerend bestaan. De scheepsbouw rondom Dordrecht maakten zware tijden mee, velen gingen failliet waardoor de Dordtsche helaas haar opslagplaats kwijt raakte voor de boten. Tevens heerste er politieke onrust en een cholera epidemie. In 1875 braken betere tijden aan. Een energiek bestuur liet een drijvend botenhuis bouwen. Helaas hield deze het maar 20 jaar uit. Schade door drijvend hout in de haven en het telkens droogvallen bij eb eisten hun vroegtijdige tol.

In 1895 werd besloten een nieuw botenhuis te bouwen op bestaande houten drijfbakken. Tot twee maal toe werd schipbreuk geleden. In 1903 ging het geheel ten onder, reden om de oude drijfbakken te vervangen door ijzeren drijftanks. Het ledental en botenbestand nam na die periode fors toe. Het botenhuis werd verder uitgebreid met o.a. een bovenverdieping en later een tweede loods. Inmiddels had de vereniging domicilie in de Nieuwe Haven. Op de vaste wal werd een pakhuis gekocht alwaar o.a. een bestuurskamer en kleedkamers werden ingericht.

Clubhuis van de Koninklijke Roei- en Zeilvereniging in de Nieuwe Haven, ca 1922
Clubhuis van de Koninklijke Roei- en Zeilvereniging in de Nieuwe Haven, ca 1922

Vanwege de toegenomen scheepvaart met dito golfslag op de rivier werd aan het Wantij een “zomerfiliaal” gesticht voor de wedstrijdroeiers. Na diverse verplaatsingen, het continu groeiende verkeer op de Merwede en uiteindelijk het zinken van het botenhuis uit 1929 werd besloten alle roei activiteiten over te plaatsen naar het Wantij. In 1971 werd daar de nieuwe botenloods in gebruik genomen, in 1974 gevolgd door de sociëteit. In 1984 kwam de wherryloods met -vlot erbij.

Na de verhuizing van de roeiafdeling naar de wantijlocatie bleef het pand aan de Knolhaven en het nog drijvende botenhuis in gebruik door de havenafdeling. Er was echter behoefte aan een nieuw onderkomen. Het historische botenhuis, dat zoveel jaren het gezicht van de haven bepaalde, was niet meer te redden en werd uiteindelijk in 1997 geveild.

In 1999 vond de feestelijke opening plaats van het nieuwe pand aan de Houttuinen en herbergt naast het havenkantoor met alle noodzakelijke moderne faciliteiten een prachtige sociëteit. Aan het Wantij stonden de ontwikkelingen ook niet stil. 20 jaar na de verhuizing knapten de botenloodsen uit hun voegen en de houten gebouwen voldeden niet meer aan de wensen en behoeften van de vereniging.

Haveningang Engelenburgerbrug met rechts daarachter het Havenkantoor
Haveningang Engelenburgerbrug met rechts daarachter het Havenkantoor
Havenkantoor aan de Houttuinen
Havenkantoor aan de Houttuinen
Haven vanaf het Havenkantoor
Haven vanaf het Havenkantoor

Na vele jaren van intensieve voorbereiding kon in 1999 de eerste paal geslagen worden van één van Nederlands meest unieke roeigebouwen. Met het bezoek van onze Hare Majesteit de Koningin Beatrix ter gelegenheid van het 150 jarige bestaan van de vereniging in 2001 werd een nieuwe mijlpaal voor de club bereikt.

I KDRZ


Spelevaart en watersport in Dordt

Het feit, dat op 28 oktober 1976 de Koninklijke Dordrechtsche Roei- & Zeilvereeniging 125 jaar zal bestaan is voor het bestuur aanleiding geweest, het samenstellen van een gedenkboekje te overwegen. Het lot heeft daarbij gewild, dat mij het voordeel van die arbeid ten deel is gevallen.
De spelevaart en watersport zijn in Dordt door de jaren heen belangrijke vormen van vrijetijdsbesteding, ontspanning en vermaak geweest evenals mogelijkheden tot karaktervorming voor talloze inwoners en wij mogen vertrouwen dat zij dit ook tot in verre toekomst zullen blijven.
De wateren rond de stad bieden daartoe een in ons land bijna unieke combinatie in mogelijkheden en landschappelijke schoonheid. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat een deel van de historie van onze vaderlandse pleziervaart op deze wateren werd geschreven.
De spelevaart is echter niet begonnen op die 28ste oktober 1851. De aanvang moeten wij bijkans twee en een halve eeuw vroeger stellen. Evenmin is de Koninklijke Dordrechtsche Roei- & Zeilvereeniging de enige geweest, die het waterminnend publiek in verenigingsverband heeft begeleid bij het bedrijven van de geliefde ontspanning.
In de voor U liggende monografie is daarom getracht het geheel dezer ontwikkeling in grote lijnen te schetsen teneinde de werkelijkheid dichter te kunnen benaderen.
Met opzet is scheiding gemaakt tussen de woorden spel en sport. Voor vrijwel ieder is het immers een spel waarbij het varen alleen om haarzelfs wille tot vermaak en ontspanning wordt bedreven. Onze rijke taalschat kent hiervoor een voortreffelijke benaming: het spelevaren, tegenwoordig ook pleziervaren genaamd.
Sport heeft te maken met vaardigheid en kracht, meer in het bijzonder in verbinding met het wedstrijd- en competitie-element en komt dus feitelijk alleen ter sprake bij roei- en zeilwedstrijden. In het navolgende zal met deze onderscheiding zoveel doenlijk rekening worden gehouden teneinde niet te vervallen in de te vaak zo gedachteloos en onnodig gevolgde gewoonte alle activiteiten op het water met watersport te betitelen.
Van het gebruik van voetnoten en bronvermeldingen is geheel afgezien, daar dit boekje in de eerste plaats bedoeld is voor de belangstellende pleziervaarder. Zeer veel van het feitenmateriaal is uiteraard ontleend aan het verenigingsarchief dat, wat de eerste honderd jaren betreft, is gedeponeerd bij het gemeentearchief in Dordrecht.
Spelevaart en watersport in Dordt

Schepen en menschen rondom de (later) Koninklijke Dordtsche Roei- & Zeilvereeniging

Mr. Adolph Blussé van Oud-Alblas werd in 1904 in Dordrecht geboren, waar zijn vader advocaat was. Hij doorliep in Dordrecht het gymnasium en studeerde vervolgens rechten in Leiden en promoveerde in 1929 bij Prof. Cleveringa over het Cognossementsverdrag, de zgn Hague Rules, over aansprakelijkheid van de zeevervoerder. Hij was in Leiden groot roeier bij Njord en later in de kampioensacht van KR&ZV “De Maas”. Zeilde veel met zijn vader (voorzitter K.D.R.&ZV van 1901 tot 1907) op diens boeier en later met 14 voets jol. Adolph werd in 1929 advocaat te Rotterdam op kantoor Bonjer en van Raalte. Hij kocht het Lemsteraakje “Orion” waar hij stapelgek op was. Ook was hij bestuurslid van de KR&ZV “De Maas”. Namens de “De Maas” was hij van 1955 tot 1966 bestuurslid van de SSRP.
In april 1981 voltooide Mr. Adolph Blussé van Oud-Alblas zijn overzicht "Schepen en menschen rondom de (later) Koninklijke Dordtsche Roei- & Zeilvereeniging". In zijn 'varend' leven had hij rond Dordrecht veel fraaie jachten, waaronder natuurlijk ook diverse Ronde en Platbodem jachten gezien. Hij vond het gelukkig op jonge leeftijd al zinvol om veel van zijn waarnemingen aan papier toe te vertrouwen. De liefde voor de watersport kwam niet alleen van zijn ouders, maar zeker ook van Jan Mijnders, die bij zijn vader als schipper voer. Jan was voor hem van kindsbeen een soort heldenfiguur, die hem vaderlijk met "Dollefie" aansprak. Op vier-jarige leeftijd draaide hij met Jan het anker van zijn vaders boeier al omhoog.

Terug naar vorige pagina