Werf “Veluvia” Johan Oost - Harderwijk

Eind negentiende eeuw waren er in Harderwijk twee werven, die van Van Kuikhoven en die van Ten Cate. De werf van Van Kuikhoven werd gekocht door Johan Oost en Neeltje Metz. Johan Oost was de zoon van Roelof Tide Oost, die samen met Albert Koopmans de tweede helling op Urk bouwde. Toen Johan oud genoeg was, ging hij ook werken op de helling. Hij werkte niet alleen op de helling, maar liet intussen ook zijn oog vallen op een dochter van Louwrens Metz, genaamd Neeltje. Zij trouwden op 13 april 1897. Niet lang daarna kreeg Johan Oost de mogelijkheid om de helling in Harderwijk te kopen en dat deed hij dan ook. Zij knapten de werf op en richtten haar opnieuw in. In 1903 betrokken zij een nieuw gebouwd woonhuis op de werf. In 1905 nam hij ook de werf van ten Cate over.

Johan Oost

De werf bouwde en repareerde Noord- en Zuiderzeebotters, pluten en andere kleine vissersvaartuigen. In 1911 werd er een smederij toegevoegd aan de werf. Hier werkte Adriaan Roggeveen, die ook paardensmid was. In 1930 gaf vader Johan Oost de werf door aan zijn zoon Lourens, maar hij werkte nog door tot zijn tachtigste. Hij overleed in 1955.

Historie

De eerste activiteiten op de scheepshelling "Veluvia" dateren van rondom 1700. Ene Jan Hendrik Benedictus krijgt in 1768 toestemming om een helling te stichten. Over het reilen en zeilen in de tijd erna is weinig bekend, maar aan het eind van deze periode (19e eeuw) zijn er nog steeds twee hellingen over, de werf van Van Kuikhoven en die van Ten Cate. Johan Oost werd op 31 mei 1874 te Echternbrug geboren als zoon van een scheepstimmerknecht en hij kwam in 1879 met zijn ouders naar Urk. Johan werkte eerst als leerling op de werf van de gebroeders Roos en kwam, na zijn diensttijd bij de marine, op de werf van Lourens Metz, eveneens op Urk. Door zijn huwelijk met de dochter van de werf baas, Neeltje Metz, opende zich voor de jonge knecht een wijder perspectief. Toen kort na zijn trouwen in Harderwijk de werf van Van Kuikhoven te koop kwam, werd deze met hulp van zijn schoonvader overgenomen. In 1901 kwam Johan Oost naar Harderwijk om de verwaarloosde helling op te knappen en in te richten. De aanwezige knechten Arie Hamstra en Gijs van Gelder bleven in dienst. In 1902 volgden vrouw en kind; eerst woonden ze in de stad, maar in 1903 werd een nieuw gebouwd huis op de werf betrokken. De Kuikhovens hadden altijd in een afgeschoten gedeelte van de werkloods gewoond.

De werf van Oost in Harderwijk. De foto werd gemaakt door Paul Fregdank en draagt als datum 28 oktober 1942
De werf van Oost in Harderwijk. De foto werd gemaakt door Paul Fregdank en draagt als datum 28 oktober 1942

De ontwikkeling van de werf van Johan Oost

Met de komst van Johan Oost in 1901 breekt er een tijd van verhoogde werfactiviteiten aan voor Harderwijk. De werf hield zich bezig met de bouw en reparatie van zowel Zuiderzee- als Noordzeebotters, pluten en andere kleine vissersvaartuigen. Het smeedwerk werd aanvankelijk uitbesteed aan twee bedrijven in de stad, maar door vermoede opdrijving van de prijzen richtte de werf baas in 1911 zelf een smederij op de werf in. Hier kwam Adriaan Roggeveen te werken, die als nevenwerkzaamheid ook paarden besloeg. Toen Roggeveen een eigen bedrijf begon, had inmiddels Oost zijn tweede zoon Lourens een smidsopleiding achter de rug en kon deze het werk overnemen.
Rond 1905 nam Johan Oost het werfje van Ten Cate over, dat een jaar in handen was geweest van Beert den Herder, een broer van Eibert (die grote Harderwieker!). Door dit bedrijfje korte tijd nadien te liquideren en het terrein aan de gemeente over te doen, verkreeg Oost een monopolypositie ter plaatse. Het bij de vissers heersende ongenoegen hierover leidde er in 1911 toe dat visserij-beroepsvereniging "Onze Toekomst" zelf een werfje stichtte, waardoor de leden voor een lager tarief konden worden gehellingd.

De werf krijgt de naam "Veluvia"

Het lag voor de hand dat Oost zijn beide zoons op den duur in het bedrijf opgenomen zouden worden. De oudste, Roelof, studeerde scheepsbouw omdat het in de bedoeling lag deze de staalbouw, waarop Oost over wilde gaan, te laten ontwerpen. De droogmaking gooide echter roet in het eten; voor Roelof was geen toekomst op de werf weggelegd en hij kwam uiteindelijk als scheepsbouwkundige bij de marine. Lourens bleef wonen en werken op de werf "Veluvia", zoals deze in 1907 kwam te heten. Met de zeven bedden, waarop negen vaartuigen tegelijk gehellingd konden worden, behoorde Oost tot de grootste langs de Zuiderzee. In 1908 verving men het houten spil door een motorlier, aangedreven door een Thomas-motor van De Steeg, die werkte op stadsgas. Hij stond op een draaischijf en kon voor alle bedden worden ingezet. De motor hield het meer dan vijftig jaar uit, maar weigerde dienst toen Harderwijk op aardgas overschakelde.

In 1930 gaf vader Oost de werf in huur aan zijn zoon Lourens

In 1930 gaf vader Oost de werf in huur aan zijn zoon Lourens, maar hij bleef er zelf nog op werken tot zijn tachtigste jaar; hij overleed in 1955. Door de afsluiting en de gewijzigde omstandigheden kon het bedrijf geen gelijke tred houden met de ontwikkelingen en het raakte achterop. Mede door het feit dat in oktober 1944 de Engelsen de werf bombardeerden, waarbij het woonhuis vernield en het voor een nieuw te bouwen schip klaarliggend hout versplinterd werd, besloot de oude Oost zich terug te trekken.

Nieuwbouw schepen

In zijn leven als werfbaas had hij een groot aantal vaartuigen gebouwd en te water gelaten: 39 houten en 4 ijzeren. De eerste categorie bestond uit 9 kleine botters, 2 grote botters en 6 kleine Noordzeebotters. Onder de laatste bevonden zich schepen voor Urk, Vlissingen en IJmuiden. Verder 7 pluten, 3 kleine pluten, 1 pluut zonder dek, 3 zeilboten, 2 haringvletten, 2 kubboten en 4 roeivisboten. In de geplande staalbouw bracht men het tot een hellingschouw, een baggermolen voor Eibert den Herder waarmee de haveningang werd opengehouden, een dekschuit voor de Amsterdamse haven en een visserschip naar ontwerp van Roelof Oost. Dit laatste schip was bedoeld als het prototype van een serie van tien, maar door de gebrekkige outillage, de inflatie en de wisselende staalprijzen kon geen productie ter hand genomen worden. 

Werf “Veluvia” Johan Oost in het boek "ronde en Platbodemjachten" van Mr. Dr. T. Huitema

Te Harderwijk vertelde de scheepsbouwer L. Oost dat op zijn werf nooit schokkers of bonzen zijn gebouwd. De schepen waren er wel bekend, en de kleine schokkertjes werden 'bons' genoemd. Er waren soms echte hardzeilers bij en de afmetingen varieerden nogal.
Op deze werf zijn inderdaad veel pluten gebouwd, eveneens in verschillende afmetingen, namelijk 11.50 meter, 9 meter en ook kleiner. In 1942 werd nog een pluut gebouwd van 9.50 meter lengte, de 'HK60'. De laatste op de werf van Oost gebouwde pluut dateert van 1946; dit is de 'ZS3' (de ex. 'EH9' en ex 'Almeri'), eerder in gebruik bij de visserij, nu als recreatievaartuig op het water aan te treffen.
Thans zijn te Harderwijk nog drie pluten in bedrijf, de 'HK59', 'HK61' en 'HK153'. De beide laatste schepen verkeren nog in goede toestand. Deze schepen hebben ook een steven klamp of schijnsteven. De vader van Oost heeft nog minstens elf pluten gebouwd, en wel voor Bunschoten, Elburg, Kampen en Harderwijk.
Bij deze pluten was het vlak achter iets gelicht om er een scheg onder te kunnen maken. Het roer hing uitsluitend aan de steven, niet aan de scheg. Het boeisel viel drie duim op iedere voet. Het berghout heeft over het middengedeelte slechts weinig zeeg, terwijl de horizontale ronding zo weinig is dat deze zonder branden kan worden aangebracht. Het berghout heeft ongeveer de dubbele dikte van de huidgangen, de stuizen zijn echter iets dikker, zodat deze iets meer uitsteken dan de berghouten. De voorstuizen lopen naar de steven iets op, waarbij de verticale zijden zover naar buiten verkantelen dat ze bij de voorsteven dezelfde schuinte hebben als de huidgangen onder het berghout. De smalle huidgang boven het berghout vertoont hetzelfde verloop en heeft dus bij de voorsteven ook dezelfde schuinte als de huidgang onder het berghout. Vanaf de zwaardbolder komt op genoemde boordgang nog een smalle gang van circa 7.5 centimeter breedte; deze laatste strook heeft tot even voor het zeilwerk dezelfde schuinte als de onderliggende boordgang, verder naar voren gaat hij ook verkantelen doch blijft iets naar binnen vallen tot hij bij de voorsteven nagenoeg verticaal staat. Vorm en stand van deze boordgangen behoren tot de meest typische kenmerken van de pluut. Pluten waren 'vlotgaande' scheepjes, voor ondiep water. De heer Oost herinnerde in dit verband aan de `schutemansschuten', die vroeger de rede van Harderwijk bevoeren, als de grote schepen niet aan de steigers konden komen. Dit waren pluten zonder bun, zegt hij. Hij wijst ook op de nog wel voorkomende grote vispunters, die met de pluten veel gemeen hebben. Deze kwamen overal aan de Oostwal voor.
Merkwaardig is zeker, dat de familie Oost oorspronkelijk van de Oostwal afkomstig is, namelijk van Echtenerbrug. Vandaar ging de familie ná. Urk naar Harderwijk. Bouwde men daar toen al pluten, of heeft de familie Oost dit type hier geïntroduceerd?
De pluut waarvan de tekening in dit boek is opgenomen is in 1919 te Harderwijk gebouwd door Joh. Oost. Een tijdlang voer dit schip onder de registratieletters 'VD23', hetgeen vrij opvallend is omdat een pluut niet veel aan de Westwal voorkwam; de typische havens voor de pluut zijn immers Bunschoten, Harderwijk en Elburg. De tekeningen zijn vervaardigd door een zoon van de scheepsbouwer, de heer R.T. Oost, die daaraan enige belangwekkende mededelingen over de bouw van pluten in het algemeen toevoegde.

 

Het gezicht op Harderwijk ca 1925 vanaf de noordelijke havendam
Het gezicht op Harderwijk ca 1925 vanaf de noordelijke havendam

Het vervolg

Nadat Johan Oost zich teruggetrokken had, zette Lourens het bedrijf voort. Na de oorlog was er aanvankelijk nog volop werk in de visserijsector; veel Harderwijker vissers lieten intensieve reparties uitvoeren nadat er door de oorlog veel achterstallig onderhoud was ontstaan. Bovendien werd er op het IJsselmeer goed verdiend en leek er, wat betreft de verdere inpoldering, voorlopig nog geen vuiltje aan de lucht. In 1946 werd er voor de visser Bruining de laatste houten pluut gebouwd. Zijn oorspronkelijke pluut was in de oorlog gebombardeerd. Na 1950 was het echter met de grote reparaties gedaan en beperkte men zich nog tot het allernoodzakelijkste onderhoud. Na 1969, het jaar waarop Lourens zoon Johan het bedrijf verliet, was er nauwelijks meer sprake van enige activiteit.

Dirk Roelofsen koopt in 1975 de helling van de Familie Oost

Dirk Roelofsen kocht in 1975 de helling van de Familie Oost. Hij renoveerde het huis grondig en ging daar in 1977 met zijn gezin wonen. In de daarop volgende jaren is er 1 hellingbed weer in oude glorie hersteld. In 1981 werd de eerste botter (VD153) weer op de helling gelierd. Na een paar weken reparatie werd deze botter onder grote publieke belangstelling te water gelaten. Na 30 jaar eindelijk weer een botter van de helling. Tot 1994 werden er regelmatig schepen gehellingd. Helaas moest deze prachtige activiteit gestaakt worden vanwege de gezondheidstoestand van de hellingbaas. Op 20 december 2001 overleed Dirk Roelofsen. 

De oude werf van Johan Oost nu

In 2003 veranderde de helling van eigenaar. Reijer (zoon van Dirk) en Jacolien, die altijd gewoond hadden in de arbeidershuisjes van de helling, mochten doorschuiven naar het hellinghuis. Zij besloten om het huis weer in de oorspronkelijke staat en aanzicht terug te brengen zoals deze toentertijd in 1903 was gebouwd. Na veel speurwerk in de gemeentelijke archieven, het stadsmuseum en navraag bij een aantal oude Hardewiekers werd langzaamaan helder hoe het huis er oorspronkelijk uitgezien moet hebben. Samen met architect Slager werd er een plan gemaakt waarin het verleden en de huidige woonwensen goed in elkaar zouden overlopen. Na een intensieve periode van tekenen en ontwerpen, maar vooral overleg met het ambtelijk apparaat kon er in september 2002, door Aannemer Vink en Bakker uit Harderwijk, met de renovatie gestart worden. Op 10 april 2003 werd er intrek genomen in de vernieuwde woning. Het resultaat is zeker alle inspanning waard. Met de onthulling van een aantal originele en gerenoveerde plaquettes werd de woning officieel in gebruik genomen. 

Na een jaartje rust werden de volgende plannen voor het herstellen van het oude aanzicht opgepakt. Op de helling bevond zich ook nog een smederij. Deze smederij was door Oost gebouwd als werkplaats voor het smeden van stalen onderdelen van de botters. Hij vond de tarieven van de plaatselijke smid te hoog en nam zijn eigen maatregelen, een nieuwe smederij dus. Maar ook deze smederij was inmiddels hard aan een opknapbeurt toe. In nauw overleg met de gemeente Harderwijk, Monumentenzorg en de provincie Gelderland werd deze renovatie opgepakt en deels gefinancierd. Eind 2004 was ook deze klus geklaard.

In hetzelfde tijdblok werden de nog aanwezige lier en hellingbed tot stedelijk monument verklaard. Het sluitstuk van de complete renovatie van de helling moest de hellingschuur worden. De oorspronkelijke schuur werd gebruikt als bouwplaats voor nieuwe botters. In 1977 is de oorspronkelijke loods gesloopt omdat deze nagenoeg op instorten stond. Aan de hand van oude foto’s werden er bouwtekeningen gemaakt en werd er overleg gepleegd met de gemeente Harderwijk. Na 6 maanden overleg en wijzigen van tekeningen werd er uiteindelijk een vergunning verleend. In september 2005 is de bouw gestart. Bouwbedrijf Schuuring in samenwerking met leerlingen van de Drempel (zie bijlage) waren verantwoordelijk voor de bouw. Na 6 maanden hard werken werd de loods op 15 april 2006 opgeleverd. Op Koninginnedag 2006 werd de loods door de neven en nichten van onze familie officieel geopend, door de eerste boot met vereende krachten de loods in te slepen. Onder het genot van een goede zeemansborrel werd de loods op gepaste wijze in gebruik genomen. De begane grond zal als werkplaats ingericht gaan worden. Deze ruimte is gebruikt als praktijklokaal voor leerlingen van "Mijn School". Deze school leidt leerlingen op voor een beroep in de hout en of metaalnijverheid. De bovenverdieping van de werfschuur wordt ingericht als ontvangst locatie voor "Scheperij Veluvia & Zo". In 2011 is de scheepstimmerwerf ge-upgrade. De beneden verdieping is compleet geïsoleerd, geschilderd en er is nieuwe verlichting in aangebracht. Tevens is er een kombuis gemaakt om lekkere maaltijden te bereiden. De bovenverdieping is aangepast als Captainsroom, met veel rode pluche, een statige bar, robuuste vergadertafels en gezellige hoekjes o.a. bij het kacheltje en de bar.

In 2012 is er toestemming door de gemeente Harderwijk verleend om de plek open te stellen voor het publiek. Hierdoor is de plek de hele week te bezichtigen voor geïnteresseerden en daarbij mogen wij een aanverwante horeca functie vervullen. Dit houdt in dat er een goed koffiezetapparaat is aangeschaft, parasols op de terrassen zijn geplaatst en er een windvrije hoek is ingericht. Tevens heeft Veluvia zich aangesloten, als enige commerciële partij, bij het historisch platform. In de zomer van 2012 heeft Veluvia als podium gediend voor de leden historisch Harderwijk, Op woensdagmiddagen zijn er diverse activiteiten georganiseerd zoals: een botter aan de wal, rondleidingen door een gids van het rondeel en uitleg over markante Harderwiekers door het Stadmuseum. Er is zelfs in samenwerking met Theaterwerkplaats Harderwijk een toneelstuk geschreven over de helling van Oost. Op vrijdag smeedt de smid het ijzer als het heet is en op zaterdag wordt er vis gerookt.

Alle resultaten

De schepen van Johan Oost in het Stamboek

De Stentor ip 29 juli 2011: Stukje historie open voor het publiek

Harderwijk lijkt tegenwoordig in bijna niets meer op de oude vissersstad die zij vroeger was. Toch zijn er nog enkele plekjes die herinneren aan ver vervlogen tijden.
Een voorbeeld daarvan is de oude scheepshelling, naast de molen in de Harderwijker haven. Liefhebbers van de zuiderzeehistorie van de havenstad kunnen daar deze weken hun hart ophalen. De complete scheepswerf is woensdag tot en met zaterdag namelijk geopend voor het publiek.

Een blik op de houten scheepshelling, het kroonjuweel van scheepswerf Veluvia, voelt voor de aanschouwer als een reis terug in de tijd. "Deze helling is honderd jaar oud", weet Jacolien Roelofsen, die samen met haar man Reijer eigenaar is van de helling en de omliggende gebouwen. "Maar we weten dat de eerste scheepshelling hier al in de achttiende eeuw is aangelegd." 

Aan het begin van de vorige eeuw kwam de scheepswerf in het bezit Johan Oost. De in verval geraakte scheepshelling kreeg een tweede leven. De familie Oost doopte de werf in die tijd om tot Veluvia, de naam die het bedrijf tegenwoordig nog steeds draagt. Het lukte Oost om de werf en de bijbehorende helling nieuw allure te geven. Desondanks viel de boel in de tweede helft van de vorige eeuw toch weer stil. 

Het wekte dan ook geen verbazing dat de scheepswerf in 1975 wisselde van eigenaar. De werf kwam in het bezit van Dirk Roelofsen. "De vader van mijn man." Een van zijn eerste wapenfeiten was het in ere herstellen van de helling. In 1981 werd de eerste botter weer op de helling gelierd. Na een paar weken reparatie werd deze botter onder grote publieke belangstelling te water gelaten. "In de jaren tachtig en negentig is Dirk hobbymatig veel bezig geweest met de scheepshelling. Wegens gezondheidsproblemen moest hij hier in 1994 een einde aan maken." 

Sinds 2003 zijn Reijer en Jacolien Roelofsen eigenaar van de werf en de helling. Zij gingen door waar vader Dirk was opgehouden. Er volgden meer renovaties. Zo werd de oude smederij in 2004 in ere hersteld. Deze was in 1911 gebouwd door Jan Oost. Komende september viert de smederij zijn honderdjarig jubileum. In de tussentijd is de scheepswerf van woensdag tot en met donderdag geopend voor het publiek en zijn de fameuze helling en de smederij ook te bezichtigen. "Als je op zo'n prachtige locatie woont, dan kun je twee dingen doen", vertelt Roelofsen. "Je kunt er een groot hek omheen bouwen en helemaal voor jezelf houden, of je kunt deze pracht delen met anderen. Wij hebben voor dat laatste gekozen."

I  www.veluvia.nl

Scheepswerf "Veluvia" in Harderwijk opent haar deuren voor het publiek (foto Bram van de Biezen).
Scheepswerf "Veluvia" in Harderwijk opent haar deuren voor het publiek (foto Bram van de Biezen).
Terug naar vorige pagina