Plezierig varen - Jaap A.M. Kramer en Wim de Bruijn

Ronde en Platbodemjachten

Met de titel van dit boek willen wij naast de informatie die het geeft ook iets overdragen van het plezier dat talrijke watersporters elk seizoen beleven aan boord van ronde en platbodemjachten. Want dat is een van de dingen die wij zelf hebben ervaren: hoe je juist op deze jachten kunt genieten van wind en water, van een fijn gezelschap, van de rust van ondiepe of afgelegen vaarwateren, waar vaak alleen deze schepen veilig kunnen varen. Dit frappeert ons ook telkens weer bij een reünie van de ronde en platbodemjachten: hoe duidelijk aan boord de gezinnen - want dat zijn het meestal - en hun gasten genieten. Varen met zo'n schip is wel een heel bijzondere manier van relaxen.
Ieder die vaart komt deze schepen op zijn tochten tegen. En dan is vaak de vraag: wat is dat nu voor type schip? Wij hebben geprobeerd hierin klaarheid te brengen door aan het begin van elk hoofdstuk een aantal duidelijk waarneembare kenmerken van het betreffende type te noemen. Daarop geven niet alleen de tekeningen een visuele aanvulling, maar vooral ook de foto's van de watersportfotograaf Theo Kampa; foto's vaak onder moeilijke of gevaarlijke omstandigheden gemaakt, die iets weergeven waarin technische tekeningen en vaktermen tekort schieten: de sfeer van het klassieke jacht en het zeilen ermee.

Een gids voor degenen die over de aanschaffing van een Rond of Platbodemjacht denken

Wij hebben ons beperkt tot de ronde en platbodemjachten, die thans nog min of meer regelmatig worden gebouwd of nog vrij veelvuldig van bedrijfsvaartuig tot jacht worden omgebouwd. Zodat 'Plezierig varen' tevens een gids kan zijn voor degenen die over de aanschaffing van zo'n jacht denken. Het geeft de gelegenheid om rustig de voordelen en bezwaren van de verschillende typen en afmetingen tegen elkaar af te wegen. Wij willen hierbij benadrukken dat de kwaliteit van een jacht in geen enkel verband staat met de hoeveelheid ruimte die er in dit boek aan wordt besteed; die werd voornamelijk bepaald door het beschikbare materiaal. Wij hebben tevens iets verteld over het varen met deze schepen, puttend uit onze eigen vaarervaring. Dit geeft meer inzicht in de vaarmogelijkheden van deze jachten.

Onze dank gaat speciaal uit naar al diegenen die meehielpen dit boek te realiseren. Daarvan willen wij speciaal de jachtarchitecten en jachtbouwers noemen, die zorgden voor bruikbaar materiaal en hun tijd beschikbaar stelden om daarbij de nodige toelichting te geven. Zo hopen wij dat dit boek menigeen de weg zal wijzen naar een rand of platbodemjacht, naar een van die schepen, zo bij uitstek geschikt voor plezierig varen.

Allerlei types

Een buitenstaander vindt ze allemaal krek eender - maar een kenner weet ze te onderscheiden in vele typen en talloze variëteiten. Daar zijn op de eerste plaats de ronde schepen en de platbodems. Dit onderscheid danken zij aan hun dwarsdoorsnede, de spantvorm. Een platbodem heeft duidelijk een platte bodem - het vlak - waartegen de rechte, gekromde of geknikte huid aansluit met een min of meer scherpe knik - de kim. Bij een rond jacht heeft de doorsnede van berghout tot kiel een soepel, vloeiend verloop met een ronde kim. Dit onderscheid kunnen wij dus alleen zien aan droog liggende jachten of soms aan voor- of achterschip van een te water liggend jacht, als het vlak naar de einden tot boven water opbuigt. Bij elk hoofdstuk is aan de dwarsdoorsnede te zien of het behandelde type een rond jacht of een platbodemjacht is. Aan de verdere typische kenmerken bóven water leren wij ze geleidelijk van elkaar te onderscheiden. Daarom zijn de voornaamste kenmerken kort en bondig bij het begin van elk hoofdstuk gezet, zodat beeld en tekst een duidelijke indruk geven van het betreffende type. Daarbij is uitgegaan van de uiterlijke kenmerken zoals ze nu zijn. Wij zullen het dus niet hebben over de hoogte van de bun of de lengte van het luikhoofd en al die andere, voor de vissers en vrachtvaarders typerende kenmerken.
Al die verschillen in vormen en afmetingen, die wij nu nog in de jachten terugvinden, zijn in de loop der eeuwen ontstaan als gevolg van allerlei omstandigheden zoals gebruiksdoel, vaarwater, inzichten van de bouwer, beschikbare materialen en - ook toen al - het beschikbare bedrag. De botter kreeg zijn lage achterschip om het volle net gemakkelijker binnen boord te kunnen halen. De tjalk lijkt in verschillende standaardmaten bijna een rechthoekige bak met afgeronde hoeken, om in bepaalde sluizen te passen en tóch een groot laadvermogen te hebben. De schepen van de oostwal van het IJsselmeer, die meestal lage wal is, zijn doorgaans beter geschikt om tegen de golven op te boksen dan de schepen van de westwal, die bij westelijke winden in wat rustiger en beschut water varen. De Vollenhovense bol is ontstaan uit het streven een zo klein mogelijke botter te bouwen met een maximum aan zeewaardigheid. En voor de krapste beurzen - want krap waren ze allemaal in die tijd, zowel bij vissers als vrachtschippers - was de eenvoudig te bouwen, hoekige schouw een uitkomst. Zo werden deze schepen zo goed mogelijk aangepast aan de omstandigheden van toen - zó goed, dat zij ook nog geschikt blijken te zijn voor de omstandigheden van vandaag.

De inhoud

  1. Ronde en Platbodemjachten blz 8
    Allerlei soorten blz 9
    Verdwenen scheepstypen blz 9
    Waarom zo'n traditioneel jacht ? blz 10
  2. Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten blz 13
    Onvergetelijke Reünies blz 15
    Kop of klik blz 19
    Reünie van roerkoppen blz 19
  3. Ronde scheepjes blz 20
    Tjotter - Fries jacht - Boeier blz 21
    Een tjotterfamilie: De Piersma's blz 22
    De Boeier blz 22
    Fries jacht blz 23
    Stichting Regionale Friese Reünie blz 25
  4. Schouw blz 26
    Houten schouwen blz 28
    Bouw en tewaterlating blz 30
    Een nieuwe creatie blz 31
    De Friese zeeschouw blz 32
    Twee stalen zeeschouwen blz 38
    De Tholense schouw blz 41
    De Zalmschouw blz 41
    De Scheldeschouw blz 41
  5. Grundel blz 42
    Grundel en punter blz 44
    Grundeljacht (6,25 m) blz 45
    Grundeljacht (7,5 m) blz 45
    Grundeljacht (8,5 m) blz 46
    De `Waterjoffer' blz 46
    Zeegrundel blz 48
    Nog twee varianten: de Cormorant en de Alcyone blz 51
  6. Schokker blz 52
    De laatste schokker blz 54
    Een modern schokkerjacht blz 55
    Schokkerjacht (10,75 m) blz 56
  7. Staverse jol blz 58
    De kleintjes zie je over het hoofd blz 60
  8. Botter blz 62
    Nieuwe toekomst voor de botter? blz 64  
  9. Vollenhovense bol blz 66
    Een vissersvaartuig van de Oostwal blz 68
    De Vollenhovense bol als jacht blz 69
    De bouw van een Vollenhovens boljacht blz 70
    Welke van de twee? blz 72
    Doop en tewaterlating 'Neeltje Jacoba' blz 73
    Vollenhovense bol (8,80 m) blz 74
    Nog twee bollen: de Enkhuizer bol en de Workumer bol blz 76
  10. Lemsteraak blz 78
    Lemsteraakjacht (8,70 m) blz 80
    Lemsteraakjacht (11 m) blz 81
    Bouwen op het oog blz 82
    Lemsteraken op maat blz 85
  11. Hoogaars blz 88
    Weg zeegaten, weg hoogaarsen blz 90
    Hoogaars of schokker? blz 90
    Afgeleide typen blz 90
  12. Tjalk blz 92
    Oude en nieuwe tjalken blz 94
    Geslaagde tjalkverbouwingen blz 96
    Groningse Oostzeetjalk blz 97
  13. Amateurbouw blz 100
    Zelfbouwen blz 101
    Een goede voorbereiding is het halve werk blz 103
    Wat voor staal? blz 104
    Lassen blz 104
    Casco afbouwen blz 106
    Een bouwer alleen blz 110
    Nog een cascobouwer blz 110
  14. En nu ... varen blz 112
    Ode aan het ronde en platbodemjacht blz 113
    Lelijke karaktertrekjes blz 114
    De tuigage blz 115
    Zeilzetten en wegvaren blz 115
    Trimmen blz 119
    Manoeuvres blz 120
  15. Wedstrijdzeilen blz 122
    Skûtsjesilen blz 123
    Andere wedstrijden blz 123
    ​De fijne kneepjes blz 125

Namen en adressen van ontwerpers en bouwers van Ronde en Platbodemjachten blz 126
Namen van belangrijke verenigingen, stichtingen en andere instellingen blz 127

Watersport maart 1972 - De geboorte van een Vollenhovense boljacht

Al vroeg in de morgen is de „kiel gelegd". Een zware I-balk dient als helling; daarop is de scheg met de zware vlakplaat gesteld. Het zware vlak met scheg is niet alleen de ruggegraat van het jacht, maar vormt tevens de zeer laag geplaatste ballast.
Het motorkamerschot volgt . Het wordt in zuiver vertikale stand op het vlak gelast en geschoord. Even later is men al bezig aan een helft van het „mastschot".
Dit wordt in twee helften opgetast omdat in het midden de doorgang van de kajuit naar het voorschip ligt. Achter de staande man ligt het voordek al klaar. Op de achtergrond liggen de mallen van allerlei onderdelen van andere typen in het rek. De schotten staan gesteld en zijn geschoord. Zorgvuldig wordt de achtersteven op zijn plaats gefixeerd. Goed is het naar voor en achter oplopende vlak te zien. In het achterschip, waar de spantvorm enigszins S-vormig is, worden al twee spanten opgesteld; zodoende zijn er later bij het plaatsen van het boeisel en huid voldoende steunpunten om ze in de juiste ronding aan te brengen. Het voordek is met dekbalken en al klaar gemaakt. Met behulp van een takel en een paar klemschroeven wordt ook deze „moot" gesteld.

Over dit en vele andere nieuw gebouwde oud-Hollandse jachten kunt U lezen in het in deze maand te verschijnen boek, Plezierig varen - ronde en platbodemjachten, van Jaap A. M. Kramer en Wim de Bruijn. Een met bijna honderd foto's van Theo Kampa en ca. 120 ontwerptekeningen geïllustreerd boek.

pdf Watersport maart 1972 - De geboorte van een Vollenhovense boljacht

Verdwenen scheepstypes

`Waren er vroeger niet meer typen vracht- en vissersschepen?' zal men misschien willen vragen. O ja, véél meer zelfs. Maar toen deze zeilschepen door de motor en een ander levenstempo in de verdrukking kwamen, zijn ze in stille hoekjes langzaam tot wrakken vervallen. Vele typen zijn zo tot aan het laatste exemplaar toe uitgestorven. Een betrekkelijk klein aantal bleef dit lot bespaard doordat deze schepen in handen kwamen van eigenaars, die hen ten koste van grote offers restaureerden en in vaarbare staat hielden of terugbrachten. Duur waren die schepen destijds niet. In 1945 kocht je voor f 500,- een hele botter, compleet met tuig. Tien jaar later was dat ongeveer het dubbele geworden. Maar aan het merendeel van die schepen was al jarenlang niet meer dan het hoogst noodzakelijke gerepareerd of vernieuwd; vaak niet meer vanaf 1919, toen definitief besloten was de Zuiderzee af te sluiten. Tóen zagen de vissers al aankomen, dat daarmee de visserij in dat gebied te gronde zou gaan. Wij maken daar nu, na de invoering van het kuilverbod in 1971, een van de laatste fasen van mee ...
Maar terug naar de oude schepen, die voor een zacht prijsje werden gekocht en daarmee in elk geval voorlopig van de ondergang waren gered. De nieuwe eigenaars stonden voor een moeilijke keus: of opvaren tot ze uit elkaar dreigden te vallen - en dat ging hen aan het hart; of restaureren - en dat kostte een kapitaal. Want dat laatste betekende vaak het gang voor gang en spant voor spant vernieuwen van de gehele romp, hetzij ineens, hetzij volgens een over vele jaren uitgestreken vernieuwingsplan. Velen besteedden er zelf een schier eindeloos aantal uren aan. Dank zij al deze enthousiastelingen zijn er nu nog vele authentieke, klassieke schepen als jacht in de vaart, sommige al meer dan honderd jaar oud!
In deze tijd van toenemende waterrecreatie is echter een aantal typen door de watersporters uitverkoren als comfortabel toevluchtsoord op het water; deze typen zijn thans hard op weg naar een nieuwe bloeiperiode, want ronde en platbodemschepen zijn weer 'in'. Van dat kleine aantal typen wordt een betrekkelijk groot aantal gebouwd en zo worden deze klassieke schepen aangepast aan de modernste 'trend' in de jachtbouw: de seriebouw. Welke oude scheepsbouwer zou dáár ooit van hebben gedroomd?!

Waarom zo'n traditioneel jacht?

Het zeult zo rustig, zo gestadig door het water. Geen zenuwachtig schommelen maar een bedaarde, deinende beweging. De helling onder druk van een voortstuwende wind is veel kleiner dan bij scherpe jachten het geval is. Het leven aan boord kan dan ook rustig doorgaan tijdens de vaart. En er kán geleefd worden, want in verhouding tot hun lengte bieden deze jachten een zee van ruimte. Wie met zo'n jacht zeilt, neemt als het ware een varende bungalow mee op zijn tochten! Ruimte in de kombuis, ruimte om te slapen, ruimte om aan dek van de zon te genieten, ruimte in de kuip om gezellig te zitten en helmstok en schoten te hanteren, ruimte in de kajuit om samen te eten of met anderen na te kaarten over een ruige heerlijke zeildag.
Zo'n schip voelt zich heerlijk op ruim water, maar kan ook overal komen waar het maar een meter diep is. Zet de kop eens zachtjes tegen een wallekant en spring in het frisse gras - schuif met de bolle of platte buik eens op een beschut strandje langs een rivier - of zwalk over getijwater door geultjes, waar geen scherp jacht varen kan. Laat het schip dan droogvallen op een plaat en wees daar koning over vogels en zand en schelpen - tot de volgende vloed ons terugdrijft naar het eigen domein: ons deinende schip.
Weet echter wel, dat deze schepen ook hun beperkingen hebben. Ze zijn - behalve sommige grote typen - niet gebouwd voor de open zee. Bij zwaar weer vragen zij heel wat spierkracht om helmstok en schoten te bedienen - of vaardigheid om het schip handzaam te trimmen. En met dwars inkomende, steile golven kunnen zij onplezierig gaan slingeren.

Auteurs

Jaap A.M. Kramer en Wim de Bruijn
Veel foto's van Theo Kampa.

Uitgeverij Interdijk BV

Hardcover gebonden, 1972, 127 pagina's
ISBN 90 228 1115 8

Terug naar vorige pagina