De knecht voorop

17 november 2021

Onlangs kwam het beurtschip 'Dorp Grouw' in het nieuws. Een ijzeren scheepje dat Auke van der Zee uit Joure in 1910 bouwde voor Wybe Peekema uit Grouw. Veel later, in de zestiger jaren voer dit scheepje zelfs als garnalenkotter vanuit Zoutkamp, waarbij over de ronde kop van het beurtschip een kotterkop was gelast om minder buiswater over te krijgen. Dat ijzeren schip had echter een houten voorganger die vooral bekend is geworden onder de naam Aebelina. Dat beurtscheepje werd door Eeltje Holtrop van der Zee uit Joure gebouwd in 1861. De eerste eigenaar ging failliet en in 1873 kocht Wybe Peekema dit snelle beurtscheepje. Bij zeilwedstrijden won de Aebelina zo vaak de hoofdprijs, wat voor de schippers een lucratieve bijverdienste was, dat het scheepje werd uitgesloten 'wegens meerdere bekwaamheid'. In 2009 kwam een quasi replica van dit houten schip gereed bij het Skûtsjemuseum in Eernewoude. Bouwmeester was Johan Prins uit Workum. Met deze Aebelina wordt ook met (betalende) gasten gezeild. Wat dan opvalt bij de Aebelina, maar wat kenmerkend is voor alle grotere platbodems waar de fokkeschoot over een overloop voor de mast wordt geleid, is de positie van de fokkenist. Op de foto zien we de fokkenist van de oorspronkelijke Aebelina de fok te loevert houden, staande naast de mast. Zijn werkplek was voorop en nergens anders. Bij skûtsjes en boeiers zie je nog steeds naast de mast bemanningsleden met de fok in de weer, wat je bij moderne jachten nooit ziet. 

De reden is, dat de fokkeschoot over diverse schijven belegd wordt op het 'hakblok' dat over de overloop loopt. Die overloop is een gebogen stang die van boord tot boord loopt, met een bocht voor langs de mast. Anders dan bij moderne zeilschepen heeft de fok niet een enkele schoot aan stuurboord en een aan bakboord, met een schootlier en klem. Om de fok te behandelen, moet de fokkenist bij het schootblok en dus naast de mast blijven. Ongeacht de weersomstandigheden. Bij harde wind, hogere golven en dus veel buiswater over het voorschip, zoekt de fokkenist een beetje beschutting achter de mast, aan de lage kant waar de fokkeschoot uiteraard altijd belegd is. Dat soort werk deed de schipper nooit. Die zat achter in de bollestal, het kuipje achter de roef, waar het meestal droog bleef. Het vervelende werk was voorop, dat was werk voor de knecht. Bij de luxe boeierjachten was (en is) dat niet anders. De eigenaar liet zich varen door een zetschipper met zijn knecht. De eigenaar met zijn familieleden of gasten wilde zo weinig mogelijk last van die zeilerij hebben. Dus werden de schoten zoveel mogelijk uit de bollestal gehouden. De grootschoot werd helemaal achter op het schip over een overloop gevoerd en daar belegd op een hakblok, terwijl de fokkeschoot over de overloop bij de mast bleef en dus nooit zoals bij moderne jachten naar achter werd geleid en vanuit de kuip werd bediend. Historisch gezien is dat allemaal niet onbegrijpelijk, maar tegenwoordig wordt er met deze schepen gezeild door de eigenaar zelf en kan je het toch wat ongemakkelijk vinden dat de fokkenist die er ook bij hoort, nooit achter bij de anderen zit, maar daar in z'n eentje zich wat moet zien te vermaken naast de mast.

 


 

Terug naar vorige pagina