Een paleis van Bentheimer zandsteen

11 augustus 2017

Iedereen kent het Paleis op de Dam. Het is gebouwd van 1648 tot 1665 met als bouwmeesters Jacob van Campen en Daniël Stalpaert. Oorspronkelijk diende het als stadhuis. Vanuit de hoge koepel van het stadhuis kon het stadsbestuur de scheepsbewegingen in de haven aan het IJ volgen. Het gebouw is opgetrokken uit Bentheimer zandsteen en dat is interessant. Die steenbrokken werden gedolven in groeven in de Saksische graafschap Bentheim, zo'n 10 kilometer ten oosten van Oldenzaal. Hoe slaagde men erin die zware brokken naar Amsterdam te brengen? 

In die tijd ging het vervoer als het enigszins kon over water. Per schip. De groeven bij Gildehaus lagen vlakbij het riviertje de Dinkel dat uitmondt in de Vecht. Ten noorden van Bentheim stroomt diezelfde Vecht door het stadje Nordhorn. De steenbrokken werden van Gildehaus naar de Dinkel gebracht en in zompen geladen. Uit andere groeven werden de steenbrokken met paard en wagen naar Nordhorn gebracht en daar in Vechtezompen geladen. Een zomp is een groot model punter met kromme stevens, gebouwd als vrachtscheepje voor ondiep en smal vaarwater in Duitsland en Overijssel. Met deze zompen werden de steenbrokken naar overslaghavens aan de Vecht gebracht waar grotere, zeewaardige schepen konden komen, zoals de Overijsselse pramen. Naar havens als Ommen, Dalfsen en Hasselt. Met die zeilschepen werden de steenbrokken over de Zuiderzee naar Amsterdam werden gebracht. De ruwe brokken zandsteen werden pas op locatie, op de Dam, door steenhouwers in de gewenste vorm gebracht.

 


 

Terug naar vorige pagina