Identiteitsontwikkeling

15 februari 2020

Bovenstaande aak ('Neeltje') is niet zomaar een schip. Ze heeft jaren een verborgen leven geleid vol misverstanden, terwijl de eigenaren van de aak voortdurend op zoek waren naar haar ware aard. Dat lijkt niet zo moeilijk, zou je denken, maar in werkelijkheid kan dat bijna onuitvoerbaar zijn als er geen historische gegevens bewaard zijn gebleven. Zo kwam het, dat deze aak jarenlang als 'boeier' over het water ging. Dat idee was gebaseerd op de verfijnde bouw van het schip en de fraaie houten opbouw en betimmering. Verfijnde bouw, want de kop en de kont zijn opgebouwd uit zes smalle gangen die keurig aansluiten op de voor- en de achtersteven. Dat zie je alleen bij een luxe jacht. Het schip werd in 1978 'ontdekt' door Harry de Vries en diens zwager Rein van den Berg, beiden uit Friesland. Het lag zwaar verwaarloosd in een haventje te Maldon (Essex), aan de Engelse oostkust. Zij zagen de fraaie lijn van deze platbodem en kochten het schip. Met een viskotter uit De Lemmer werd 'de boeier' opgehaald, waarbij het scheepje op de Noordzee dreigde te zinken vanwege lekkage. In De Lemmer werd het schip op het droge gezet en kon het gerestaureerd worden.

Bij de sloop van de oude betimmering kwam het werfplaatje van scheepswerf Wed. J. Boot uit Woubrugge tevoorschijn. Daar was deze 'boeier' dus gebouwd, zo leek het. Na de restauratie werd de aak in 1982 verkocht als 'boeieraak'. De nieuwe eigenaar exploiteerde het charterschip als 'oud-Hollandse boeier'. In 1997 werd deze boeieraak verkocht aan een Amsterdamse advocaat die een grondig onderzoek begon naar de herkomst van het schip. Vele personen en instanties in binnen- en buitenland werden aangeschreven. Dankzij die inspanningen werd de geschiedenis van het schip bekend vanaf 1929. De aak had gevaren in Frankrijk aan de Normandische kust en werd in 1934 verkocht aan Engelse watersporters, die ermee zeilden langs de Engelse kust. De oorsprong van de aak bleef echter gehuld in het duister. De Amsterdamse advocaat schreef in 2001 een artikel in de Waterkampioen met de vraag wie iets wist over deze 'boeier' en publicist Hans Vandersmissen reageerde daar meteen op. Het was volgens hem geen Hollandse boeier, te weinig zeeg, en evenmin een Friese boeier, want het boeisel bij de stevens was te smal. Volgens Vandersmissen was het waarschijnlijk een werkschip geweest, de romp leek op die van een visaak. De advocaat ging met die wetenschap op zoek in Friesland, want daar werden immers de visaken gebouwd. Maar niet op iedere werf. De ijzeren aken werden vooral gebouwd in Joure, bij Auke van der Zee, en in Drachten op het Buitenstvallaat bij Van der Werff. Na lang speuren kwam de eigenaar van de aak uit bij Simon van der Meulen, die zelf een visaak van het Buitenstvallaat had gerestaureerd en goed geïnformeerd was. Die dook in het schip, bekeek het klinkwerk, bestudeerde de werfboeken en.....vond wat de eigenaar zocht. In 1909 werd op het Buitenstvallaat een staalijzeren vissersaak gebouwd voor Auke Veenstra in Eernewoude. Dat schip had niet alleen dezelfde (voor een binnenaak bijzondere) afmetingen, maar ook een bestek (bouwplan) dat aansloot bij deze 'boeier'. Speciaal vermeld werden de smalle 'boegen' in voor- en achterschip, zoals de opdrachtgever die wilde hebben. In 2012 werd de aak verkocht en de nieuwe eigenaar heeft het schip in 2015 keurig laten opknappen. En zoals dat gaat, nu ligt ze weer te koop, bij Dirk Blom in Workum, die de foto heeft gemaakt. Daar heet ze weer 'boeieraak'. De term 'visaak' is immers ook niet passend voor zo'n fraai jacht.

 


 

Terug naar vorige pagina