Natuurlijke stroomlijn?
3 juli 2020

Tot de boeiendste theoretici over de optimale vormgeving van Nederlandse zeilschepen in de 19e eeuw behoort ongetwijfeld Folkert Nicolaas van Loon (1775 - 1840) uit Harlingen. Naast zijn werk in ambtelijke betrekkingen bij de overheid ontwikkelde hij zich in zijn vrije tijd tot een empirisch ingesteld scheepsontwerper, die met voor zijn tijd revolutionaire standpunten kwam. De zeilschepen uit zijn tijd zouden veel sneller en beter kunnen zeilen, als de scheepsbouwers de moed zouden hebben hun ontwerpen proefondervindelijk te toetsen en te vergelijken, vond hij. Zo vond Van Loon de tjalken als vrachtschip onnodig traag, vanwege de vlakke bodem, de hoekige vormen en de stompe voor- en achterkant. In de traditionele wereld van scheepsbouwers en opdrachtgevers vonden zijn ideeën lang niet altijd bijval. Hij probeerde zijn tijdgenoten daarom te overtuigen met voor iedereen overtuigende voorbeelden uit de natuur. Een boot zou de vorm van een vis moeten hebben om werkelijk snel en gemakkelijk door het water te gaan. Kijk naar de snoek, zo schreef hij in 1820, zie die snelle jager, die is nergens hoekig. Die is ovaal en glad. Dat is daarom een voorbeeld voor goede vormgeving van een schip.
In Friesland kreeg Van Loon erkenning bij enkele scheepsbouwers zoals Holtrop in IJlst en later van diens kleinzoon Eeltje Holtrop van der Zee in Joure. Die gingen schepen bouwen met soepele, ovale vormen zoals de vissen die hebben. De invloed van Eeltjebaes is vervolgens enorm geweest. Op de foto het Fries jacht de 'Wâldfûgel', dat op dit moment niet alleen honderd jaar oud is, maar ook in Workum door Roelof van der Werff opgeknapt wordt. Dat scheepje is in Drachten gebouwd, maar heeft een vorm zoals Folkert van Loon voor ogen stond. Een lange druppelvorm met de stompe kant naar voren, wat de minste weerstand geeft in water of in lucht. Deze ontwerper en theoreticus maakte slechts één cruciale vergissing. Hij vergeleek schepen met vissen, maar een schip vaart niet onder water. Althans, liever niet. Het vaart op het grensvlak van water en lucht. Van Loon had niet naar de vissen, maar naar de eenden moeten kijken. Vissen hebben een gestrekte ei-vorm met de stompe kant naar voren, terwijl eenden "op de waterlijn" het omgekeerde laten zien. Zwemvogels zijn van voren smal en van achteren breed. Bij sleepproeven met moderne Lemsteraken is ook empirisch aangetoond dat die schepen met hun ovale vormen, met een relatief stompe kop en een slanke kont, in theorie achteruit sneller kunnen varen dan vooruit....
