Paradoxaal
12 mei 2022

Niet zonder trots laten twee heren zo'n honderd jaar geleden een halfmodel zien van 'een boeier met een kiel'. Een boeier? Dat is toch een platbodemjacht en platbodems hebben toch geen kiel? Dat zou je kunnen denken, maar de werkelijkheid is wel eens anders. De boeier op de foto heeft een ondiepe kiel over de lengte van het schip die de heve van het vlak volgt. De kielbalk is dus niet gewoon recht, horizontaal, maar volgt de vorm van de romp. Deze kiel zal zo'n 30 centimeter bedragen. Dat is bescheiden. Het roer moet natuurlijk wat dieper steken. Het roerblad is daarom gestroomlijnd als een jollenroer, zodat er geen waterplanten blijven haken op ondiep water. De kiel zorgt ervoor dat het schip zeilende aan de wind niet te veel verlijert. Zo'n ondiepe kiel is daartoe te weinig effectief, zodat de boeier ook nog voorzien is van forse zijzwaarden.
Of een boeier met zo'n ondiepe kiel acceptabel is voor de criteriumcommissie van het Stamboek voor Ronde en Platbodemjachten die zorgt voor het behoud van de originaliteit van deze schepen, is de vraag. Zelf vind ik deze kiel overigens heel origineel, maar dat is wat anders. Een platbodem met een kiel is overigens helemaal niet zo bijzonder. De 19e eeuwse boeier 'Tjet Rixt' heeft een kiel van 20 centimeter en wat maakt het uit daar 30 centimeter van te maken? Staverse jollen hebben een kiel van 30 centimeter over de hele lengte van het schip en soms nog wat dieper. Die kunnen ermee zeilen zonder zijzwaarden. De vraag is of een schip waar iets aan veranderd is, nog hetzelfde schip mag heten. Is bovenstaande boeier nog een boeier of is het een ander soort schip geworden? Voor mij is het eenvoudig. Dit is een boeier met een (ondiepe) kiel. Niets bijzonders. Zelf heb ik een Staverse jol. Die heb ik ruim 45 jaar geleden verlengd met twee spantafstanden, 80 centimeter. Dat doe je op het breedste en diepste punt van de romp, dus ongeveer naast de mast op de plaats van het grootspant. Het ging mij om meer ruimte in de kuip, dus het kajuitschot moest los en de gangboorden eruit. Na wat opschuiven en bijstellen moest alles weer dichtgelast worden en moest ik nog wat timmeren. Had ik daarna een ander schip? Of was het nog steeds dezelfde jol, maar dan ietsje verlengd? Ik houd het op het laatste, maar die verlenging is niet meer van belang. De jol is zo lang als ze is.
Filosofisch gezien zijn beide posities te verdedigen. Hetzelfde schip maar toch anders. Twee tegengestelde waarheden over dezelfde zaak? Dat is een paradox! De werkelijkheid heeft echter niet te lijden onder paradoxen. In tegendeel, het maakt de werkelijkheid interessant en veelkleurig. Schepen zijn zoals mensen. Allemaal verschillend, in de loop der jaren ook veranderend, maar ondertussen in de kern allemaal vergelijkbaar. Uniek zijn, dus onvergelijkbaar, dat wens je immers niemand toe?
Aanvulling van Dirk Huizinga
Ik heb een foto van Douwe Zijlstra (hij maakte in 1915 reeds een halfmodel van een extreem gepiekte boeier ‘Novum’.) gekregen van Gerard ten Cate, die de foto aantrof in het boek 'De Rob' van Ewoud Bon (i.v.m. de Wielewaal). |
