Geklonken Vollenhovense bol 'De Vrouwe Elske'

Waterkampioen Januari 1964 nummer 1164: Ontwerp van J.K. Gipon

In het voorjaar van 1963 bereikte mij (Ir. J.J. Loeff) een uitnodiging tot het bijwonen van de tewaterlating van een Vollenhovense Bol van een mij, onbekende heer A. J. Cramer uit Amsterdam op een mij al evenmin bekende werf aan het Tjotterpad te Amsterdam. Het moet wel de associatie met het jachttype geweest zijn, waaraan ik de uitnodiging te danken had en het was ook die associatie die mij deed gaan naar die stapelloop. Want als je zelf al meer dan twintig jaren een Vollenhovense Bol hebt bezeten, waarvan je een niet te beschrijven hoeveelheid genot hebt gehad, wil je toch wel het jouwe weten van een nieuw scheepje van dit lang niet algemene type en over de mensen die zo'n jacht tot stand hebben gebracht en degeen, die zoveel liefde voor zijn toekomstig jacht had, dat hij dit mooie soort uitkoos van de reeks van oud-Nederlandse scheepstypes.

De ontwerper aan het woord

De heer J. K. Gipon vertelt, hoe de heer Cramer hem in het vroege voorjaar van 1961 verzocht een jacht te ontwerpen van een oud-Nederlands type, dat ronde vormen moest hebben als van een botter of boeier, met een lengte van ongeveer 8,50 m, waarin ten minste vijf slaapplaatsen en zo mogelijk zes slaapplaatsen geprojecteerd waren. Hoewel zijn kinderen nog klein waren, was het de bedoeling, dat zij bij het opgroeien niet uit hun kooien zouden groeien. Ook werd gesteld, dat het scheepje stahoogte in de kajuit moest hebben. De gedachte ging verder uit naar een, gezien de eisen, niet te duur schip, dat echter mooi van vorm en afwerking moest zijn. Op mijn voorstel werd besloten, dat het een Vollenhovense Bol zou worden, omdat deze in de gevraagde afmeting het beste voldeed aan de gestelde eisen. De grootste moeilijkheid was de eis van stahoogte, die eigenlijk niet te verwezenlijken was zonder afbreuk te doen aan de vormgeving van de romp en het uiterlijk van de kajuitopbouw. Het lijnenplan geeft het resultaat van wat met enigszins verantwoorde vormgeving bereikt kon worden. Volgens dit plan was een stahoogte van ten hoogste 1,80 m mogelijk. Gelukkig zag de heer Cramer in, dat het uiterlijk van een jacht zeer belangrijk is, zodat hij ten gunste van de vorm concessies deed aan de stahoogte. Hiervoor kan ik hem niet anders dan dankbaar zijn, al zou ik daarin nog verder hebben willen gaan. Het resultaat, is het beste te beoordelen uit het zeilplan en het inrichtingsplan. Ter wille van het uiterlijk aanzien werd besloten om de kajuitopbouw van hout te maken en het stalen dek te beleggen met teakhouten dekdeeltjes.

De bouw

De romp werd, geheel van staal geklonken, gebouwd op de werf „De Leede" van de heer Van Waveren te De Lier, welke werf thans in andere handen is overgegaan. Deze romp is door de bekwame handen van de heer Van Waveren een prachtig werkstuk geworden. Hoewel de Vollenhovense Bol als vissersboot een bun heeft en de waterballast in de bun bij een jacht vervangen moet worden door andere ballast, werd deze niet voorgeschreven. Bij het gebruik van het jacht bleek echter, dat de beginstabiliteit verbetering behoefde. Daarom zal nu 600 kg ballast op het vlak worden aangebracht,. Door deze gewichtsvermeerdering komt de waterlijn ongeveer 4 cm hoger te liggen, dan de getekende C.W.L.. Deze toevoeging van ballast zal de zeileigenschappen zeker gunstig beïnvloeden, terwijl de snelheid daardoor niet merkbaar achteruit zal gaan.

De opdrachtgever A.J. Cramer

Wij hebben bij de bouw van dit schip naar een volgens mijn mening heel geslaagd ontwerp van de heer Gipon, getracht om voortdurend, bij het vinden van de noodzakelijke compromissen, een grote plaats toe te kennen aan het zo goed mogelijk doen voortleven van de beste tradities van dit soort schepen. Aan de andere kant was echter uiteraard de opzet, om het schip zo geriefelijk mogelijk te maken, zodat het ons in vele lange jaren in vakanties en week-ends zo volledig mogelijke voldoening zou kunnen geven, zowel als zeilschip, als ook als schip om op te verblijven. De maat - 8,50 m over de stevens - hebben wij gekozen omdat wij hierin ongeveer het maximum voelden van wat mijn vrouw en ik tezamen zouden kunnen „mannen", terwijl het ons aan in-delingsmogelijkheden wel ongeveer bood wat wij wilden. De indeling, zoals deze uiteindelijk is geworden, blijkt duidelijk uit de tekening, maar een paar details hiervan, die in overleg met degenen die eraan bouwden - vooral de heer Verkuyl - ontstonden, zijn wel interessant om hier te vermelden.

Allereerst dan de maststrijkinrichting. Bokkepoten aan dek heb ik altijd verschrikkelijk lelijk en lastig gevonden, een sprenkel is ook niet alles, terwijl ik anderzijds toch ook liever geen onderdek strijkende mast met contragewicht wenste, voornamelijk wegens de onvermijdelijke lekkages. De gekozen oplossing maakt alle genoemde inrichtingen overbodig en voldoet uitstekend.
In de mastvoet is helemaal onderaan, gevat in een stalen beugel en weggewerkt achter de mastplank, een lei-wiel aangebracht. Onderdek is tussen de mastkokerwangen, die doorlopen tot op het vlak, een zelfremmende wormlier gemonteerd, waarvan de slinger kan worden afgenomen, en die verder geheel is weggewerkt achter de betimmering van de mastkoker. Van de liertrommel loopt nu een 10 mm staalkabel door een verhoogde doorvoer in het dek (lekkage-vrij), over een klein lei-wiekje tegen de mastkoker bovendeks, over het lei-wiel in de mastvoet terug naar het vaste punt aan de mastkoker. Bijgaand schetsje moge een en ander verduidelijken. Draaien aan de lier brengt een kracht onder op de mastvoet, te vergelijken met het contragewicht. In mijn eentje draai ik, zonder al te veel moeite en zonder verdere toebereidselen de mast in enkele ogenblikken op of neer. Daar-bij sta ik in het vooronder, met het dekluik open, zodat ik op alles wat al draaiende bovendeks gebeurt een volledig uitzicht houd. De grootste kracht op de slinger bij het begin van het opzetten van de gestreken mast bedraagt ca. 20 kg. Een bijkomstig voordeel van deze constructie, waarvan ik feitelijk geen enkel nadeel zou kunnen noemen is, dat als de mast is opgezet, de staaldraad als zekering dient, en blijft dienen, omdat de lier zelfremmend is. Een verdere zekering is onnodig.

Het resultaat

De bol, die de heer Gipon heeft getekend, is zeker zeer geslaagd, en vertegenwoordigt het type van de werf van Huisman aan de Ronduite, waartoe ook 'De Vrouw Lucia', de 'Goetzee' en nog een enkele andere bol behoren. Ook de na de oorlog gebouwde 'Njord', die echter naar het buitenland werd verkocht. Dit type doet velen aan een botter denken en talloos zijn de malen, dat mijn scheepje voor een bottertje wordt versleten. Het grote verschil zit echter in het vlak, dat bij een botter voor en vooral achter veel hoger is opgetrokken, waardoor een veel vloeiender onderwater-scheepsvorm ontstaat. De bol is eenvoudiger van vorm en daardoor ook gemakkelijker te bouwen.
Het vlak is bij de bol van Gipon achter iets voller dan bij die van Huisman en zal daardoor achter wat meer verplaatsing hebben, hetgeen goed gezien is omdat zowel de motor als de bemanning het achterschip sterk belasten. Voor de huid boven het vlak is de klinker-bouwwijze toegepast zoals bij de goede Lemmeraken. Wanneer het verloop der gangen goed wordt gekozen, de platen zorgvuldig worden bewerkt en het klinkwerk goed wordt uitgevoerd is deze wijze van staalbouw bevorderlijk voor de schoonheid van het schip. De scheepsbouwer Van Waveren is hier goed in geslaagd.

Waterkampioen januari 1964 nummer 1164 - Geklonken Vollenhovense bol De Vrouwe Elske

pdf Waterkampioen januari 1964 nr1164 - Geklonken Vollenhovense bol De Vrouwe Elske.pdf

Terug naar vorige pagina