Het verhaal van het Nederlandsch Jachtregister 1924-1925

In het Supplement de Veranderingen en Eigenaren, een uitgave van A.N.W.B. Toeristenbond voor Nederland

Een jaar geleden verraste Gerard ten Cate ons met de mededeling dat hij hij er in geslaagd was, een exemplaar van het Nederlandsch Jachtregister 1924-1925 te bemachtigen, als aanvulling op zijn indrukwekkend archief met informatie over heel veel, vooral klassieke houten, schepen in Nederland. Daarover heeft hij al veel gepubliceerd. Maar de grootste verrassing kwam nog: hij heeft vele winteravonden besteed om het hele register te scannen en het vervolgens aan ons aan te bieden om te publiceren!

De inhoud van het Register

Het Nederlandsch Jachtregister bevat een overzicht van pleziervaartuigen in Nederland uit 1924 en 1925, vastgelegd in twee boekjes. Scheepsnamen, namen en adressen van eigenaars, typeaanduidingen en ligplaatsen staan erin. Verder kun je aanvullende informatie over de al dan niet aanwezige motor en het lidmaatschap van een eventuele watersportvereniging vinden. De boekjes zijn antiquarisch. Voor mij heeft het dertig jaar geduurd voordat ik ze zelf in mijn bezit kreeg. Het bestaat uit een blauw boekje gedrukt op heel dun papier met ongeveer driehonderd pagina’s boten en een tweede (grijs)boekje, tachtig pagina’s en gedrukt op iets dikker papier waarin aanvullingen en correcties op het eerste boekje staan, het supplement genoemd.

Omslag van het Nederlandsch Jachtregister 1924 - 1925
Omslag van het Nederlandsch Jachtregister 1924 - 1925

Het is samengesteld en uitgegeven door de ANWB en de Koninklijke Verbonden Nederlandsche Watersportvereenigingen

Het was volgens het voorwoord de bedoeling “dit Register jaarlijks verkrijgbaar te stellen”. In het voorwoord wordt verondersteld dat er fouten gemaakt zijn en dat de informatie niet altijd compleet is. Dat is ook zo. Wanneer je een paar bladzijden beken hebt, dan zie je heel snel fouten. Soms kunnen de tonnages niet kloppen, soms kloppen de afmetingen niet. Een tjotter die volgens opgave in Duitsland (!) gebouwd moet zijn, is niet erg waarschijnlijk. Lang niet alle in 1924 in Nederland rondvarende pleziervaartuigen zijn in het Jachtregister of het Supplement zijn opgenomen. Er zijn voldoende voorbeelden te noemen. Het streven was om latere uitgaven inhoudelijk steeds beter te maken. In 1912 werd er in de eerste jaargang van De Watersport al gesproken over een register van pleziervaartuigen. Het heeft zeker dertien jaar geduurd voordat er een register kwam. Waarschijnlijk zelfs langer.

Complete digitale versie van het Jachtregister op deze website

Een gescande versie van het Nederlandsch Jachtregister 1924 1925 is opgenomen op deze website. Gerard ten Cate heeft aanvullend ook een uittreksel gemaakt van alle Ronde en Platbodemjachten die in het Register staan. Die is onderaan de pagina opgenomen!

Eerste en enige uitgave

Na de uitgave van het Supplement is het Jachtregister niet meer heruitgegeven. Vanaf 1927 geeft de ANWB de Waterkampioen uit. Alle actualiteiten in de watersport zijn, sinds die tijd, hierin te vinden. Eerder was vanaf 1912 het tijdschrift De Watersport verschenen. In 1915 verscheen daarnaast het maritieme tijdschrift Ons Element. De bekende H.C.A. van Kampen was redacteur van deze drie tijdschriften. Van de Waterkampioen eindredacteur.
Het Register is een belangrijk ijkpunt wanneer je iets over de geschiedenis van de Nederlandse watersport wilt weten. Er staan bij benadering drieduizend boten in. Met een beetje geluk kun je een stukje geschiedenis van een jouw bekend schip terug vinden. Door de Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten is een digitaal document gemaakt van alle Ronde en Platbodemjachten, die in het register zijn opgenomen. Aan de hand hiervan kunnen voor deze schepen analyses worden gemaakt.

Waardevol voor de SSRP

De oprichters van de Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten hebben het register in het verleden vaak gebruikt voor het terug vinden van Ronde en Platbodemjachten. Terecht. Er staat een ruime hoeveelheid van deze schepen in opgenomen. Maar motorboten scherpe zeiljachten en open zeilboten staan er in veel grotere aantallen in. In hoeverre de VKSJ en de Stichting Oude Glorie het register hebben geraadpleegd is mij onbekend. Dat ze het voor individuele schepen hebben gedaan lijkt me waarschijnlijk. En praktisch probleem is dat je nu vaak niet meer weet hoe of het schip in 1925 heette, of wat de naam van de eigenaar was. Soms heb je geluk nodig om tegen deze informatie aan te lopen, soms vind je het nooit.

Analyses

Soms wordt er aanvullende informatie gegeven waar je op het eerste gezicht weinig mee kunt. Wie weet nog wat de ABC-klasse is. Wie weet nog wat de X-klasse of de W-klasse is. Verbazingwekkend is dat botters en hoogaarzen in een aantal gevallen blijkbaar met een buitenboordmotor van een paar pk varen. Een Lemsteraak met een 30 pk inbouwmotor is een bijzonderheid. De meeste varen dan nog zonder motor. De type aanduiding Lemsteraak komt trouwens maar een paar keer voor. De meeste van deze schepen worden dan nog boeier genoemd. Wanneer je het Jachtregister naslaat op het begrip “Lemsteraak” of “Lemsterjacht”, dan kom je uit op een totaal van 21 Lemmeraken in Nederland. Tien van deze schepen zijn ingeschreven bij de Koninklijke Roei- en Zeilvereniging De Maas uit Rotterdam en hebben een ligplaats in de Veerhaven. 
Verder valt op dat veel tjotters een ligplaats hebben bij Rotterdam. Veel open wedstrijdschouwen varen in de omgeving van Grouw en Akkrum. De schouwen kom je in drie maten tegen. De kleine van 4.75m, dan een van 5,50m en een grote van 6,25m. De werf van W.H. Postma uit Grouw was bouwer van de bekende Pôlle schouw genoemd naar de werf van Postma. In het register staat Postma zijn eigen schouw, De Pôlle, als zes meterschouw (NJR blz. 60). Ze was gebouwd in 1921. 

Afbeelding uit De Watersport jaargang 1927. Links de Lemmeraak Wielewaal (suppl. NJR blz.34) en de Regenboog Schrijverke (NJR blz. 284).
Afbeelding uit De Watersport jaargang 1927. Links de Lemmeraak Wielewaal (suppl. NJR blz.34) en de Regenboog Schrijverke (NJR blz. 284).

Scheepnamen met het voorvoegsel Vrouw of Vrouwe komt maar één keer voor. De naam Vrouw Johanna V hoort toe aan een Staverse jol. Veel namen zijn Nederlands: Lies, Nelly, Snoek, Klomp, Koningin Wilhelmina, Prinses Juliana, Robbedoes maar af en toe zit er een naam tussen waar van de oorsprong helemaal onduidelijk of cryptisch is: A3, V.G.B., Sajusca, J.E.S. deze laatste boot heeft de initialen van haar opdrachtgever gekregen Jan Evert Scholten. In het jachtregister staat nog een andere ex J.E.S, maar die is dan al herdoopt tot Gazelle. Dit mahoniehouten schip vaart nog altijd bij Grouw. Verrassend is het dat veel nu bekende Ronde en Platbodemjachten nog altijd dezelfde naam dragen.

Foto Leo Heijne. Gazelle ex J.E.S. (NJR blz.86)
Foto Leo Heijne. Gazelle ex J.E.S. (NJR blz.86)
Foto Kramer Groningen. Libelle van Mr. Oving bij de opening van de sluis naar het Paterswoldsemeer in 1927 (NJR blz.133).
Foto Kramer Groningen. Libelle van Mr. Oving bij de opening van de sluis naar het Paterswoldsemeer in 1927 (NJR blz.133).

Motorisering

Zeilboten varen dan meestal nog niet gemotoriseerd. Grote platbodems varen soms met een buitenboordmotor. Het open Friese jacht Njord met haar lengte van 5.40m. heeft dan wel al een ingebouwde motor. Motorboten hebben vanzelfsprekend motoren, een Roberts, een Fairbanks-Morse, een Perfection, een Hazard, een Morton, een Tip-Top en een Effzett zijn merknamen die we niet meer kennen. Een Kromhout kom je wel tegen, maar dan bij echt grote pleziervaartuigen zoals de Passepartout van de heer Horstmann uit Wassenaar. Een stalen schoener van 25 meter. De motor was een 24pk 1cilinder Kromhout. Het motorjachtje Iris van de heer Blaak uit Santpoort was 4.25 meter lang, 2.20 meter breed en het had een 2 cilinder 16pk Daimler motor. Het bootje was gebouwd in 1922 in Hamburg. De Libelle had een Wolverine 35pk motor.
De volgende foto komt eveneens uit Paterswolde. De Zwaluw was een oude zeilende rondvaartboot van de Firma Visser. De motorboot Iris hoorde tot één van haar gemotoriseerde opvolgers. De foto zal gemaakt zijn kort na de verkoop van de Zwaluw. In 2014 bestaan beide schepen nog. De Zwaluw zeilt als Froukje in Friesland, de Iris vaart gemotoriseerd met een electromotor in Utrecht.

Foto nalatenschap W. Visser. Het Fries jacht Zwaluw (in 1924 tjotter Zwaluw) (NJR blz. 254) en de rondvaartboot (motorboot) Iris van de Firma Visser uit Paterswolde (NJR blz.109)
Foto nalatenschap W. Visser. Het Fries jacht Zwaluw (in 1924 tjotter Zwaluw) (NJR blz. 254) en de rondvaartboot (motorboot) Iris van de Firma Visser uit Paterswolde (NJR blz.109)

Veel boten die volgens het Register in Nederland rond voeren kwamen oorspronkelijk uit Duitsland

Vaak uit de omgeving van Hamburg en Bremen. Alle boten uit de ABC-klasse waren in 1904 gebouwd op de werf van Heidtmann uit Hamburg. De werven Lürssen, Max Oertz , Abeking & Rasmussen en Von Hacht worden vaak genoemd als bouwer van de verschillende vaartuigen. Al is dit een minderheid ten opzichte van de Nederlandse werven die als bouwer zijn opgegeven. Op bijna iedere bladzijde komt wel een boot voor van de hand van G. de Vries Lentsch uit Nieuwendam. Zij waren erg productief met een grote variëteit van types boten groot maar vooral kleine. Hun werf het Fort was van oorsprong dan ook een sloepenwerf.

De Nederlandse jachtvloot was in 1924 en 1925 jong

Wanneer de opgegeven bouwjaren van de verschillende pleziervaartuigen kloppen, dan was de Nederlandse jachtvloot in 1924 en 1925 jong. De meeste boten hebben een bouwjaar uit de twintigste eeuw en zijn, op het moment dat het Jachtregister verschijnt, hooguit twintig jaar oud. Boten uit de 19e eeuw komen weinig voor. De tot de verbeelding sprekende centreboard Yum Yum uit 1885 staat wel in het jachtregister, alleen is in het Jachtregister het bouwjaar niet vermeld.

Yum Yum coll. J. Bernhard (NJR. blz.250)
Yum Yum coll. J. Bernhard (NJR. blz.250)

Boeiers

Bij de Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten is in het verleden veel onderzoek gedaan naar de inmiddels beroemde werf van vader Eeltje - en zijn zoon Auke Holtrop van der Zee. Veel van de door hen gebouwde tjotters, boeiers en Friese jachten kunnen worden toegeschreven aan vader Eeltje. In het jachtregister komt zijn naam niet voor. Zonder uitzondering wordt de werf A. Holtrop van der Zee genoemd. Refererend naar de situatie van deze werf in 1924 met zoon Auke als eigenaar. De boeier op de volgende foto is niet van een type dat we tegenwoordig nog kennen. Gelukkig bestaat ze nog wel op een paar foto’s. Het is een overnaadse boeier. Peter Tolsma heeft er een beschrijving van gemaakt in Spiegel der Zeilvaart nr 5 / 2008. 

Coll. SSRP. Overnaadse boeier Wild Duck (NJR blz. 241) De spelling van de naam is verkeerd opgenomen in het register. Het moet geschreven worden als Wyld Duck.
Coll. SSRP. Overnaadse boeier Wild Duck (NJR blz. 241) De spelling van de naam is verkeerd opgenomen in het register. Het moet geschreven worden als Wyld Duck.

Achter in het Jachtregister is een overzicht opgenomen van alle wedstrijdzeilboten in Nederland

Het is bijgewerkt tot 1 juli 1924. De klassen indeling op dat moment is dan nog de A-, B-, C-, D- ….. klasse. Deze indeling hield verband met de seinvlag die gebruikt werd voor de start van de bewuste klasse. Alle Ronde en Platbodemjachten startten onder de O-vlag. In het grootzeil hebben deze schepen bijvoorbeeld OC , OD of OE gevolgd door een nummer als zeilteken staan. Deze lettercombinatie met nummers hebben nu geen officiële status meer binnen het KNWV. Nog altijd kom je Ronde en Platbodems met deze “O” - nummers op het water tegen. Als beperkte- en eenheidsklassen worden achtereenvolgens de75m2, 60m2, 45m2, Internationale 6 meter klasse, Internationale 6,5 meter klasse, Regenboog, Vrijbuiter, Scheldejollen en de 12-voetsjollen genoemd. De Regenboog was officieel de “Y”-klasse.

coll. Peter Hoogendam. Regenboog nr 7 Windekind gebouwd in 1917 in 2014 is Peter Hoogendam eigenaar. (NJR blz.245)
coll. Peter Hoogendam. Regenboog nr 7 Windekind gebouwd in 1917 in 2014 is Peter Hoogendam eigenaar. (NJR blz.245)

Voor zover de boten nog bestaan varen de Regenbogen en 12-voetsjollen nog altijd met dezelfde nummers als in 1924. Er waren toen voor de Regenboog 37 zeilnummers geregistreerd in de 12-voetsjollen klasse 154. Een aantal Regenbogen waren eigendom van syndicaten. De jollen waren eigendom van particulieren en verenigingen.

Geen vervolg

Zoals hiervoor al eerder geschreven is heeft dit register nooit een vervolg gekregen. Het is tegelijkertijd het enigste document waaruit concreet informatie op de vloot van pleziervaartuigen in Nederland geput kan worden. Met fouten, maar dat is dan niet anders. In de jaren ervoor en erna moet geput worden uit tijdschriften en voor registraties van wedstrijdboten kan er in de archieven en jaarboekjes van het KNWV en de NNWB geput worden. Zeil- en motorboten die niet voor wedstrijden geregistreerd zijn vind je dan niet terug. Bij de Ronde en Platbodemjachten is er in 1953 begonnen met het vastleggen van scheepsinformatie in het Stamboek. Later zijn er registraties gekomen van scherpe jachten (VKSJ) en motorboten (Oude Glorie). 

Uniek Register

Deze afzonderlijke stichtingen en verenigingen proberen tegenwoordig in hun overzichten ieder op hun eigen manier een vergelijkbaar compleet en gedetailleerd beeld geven als het Jachtregister uit 1924 en 1925. Daarnaast is de FNEV bezig om ons geregistreerd varend Erfgoed uit deze afzonderlijke overzichten te bundelen en centraal op hun website te presenteren met een doorverwijzing naar de complete informatie van de schepen in de afzonderlijke overzichten.
Als voorbeeld een willekeurige pagina uit het Jachtregister. Het geeft een representatief beeld van hetgeen je kunt vinden.

De scheepsnamen, namen en adressen van eigenaren zijn duidelijk aangegeven. Nog altijd bekende namen van bouwwerven en verenigingen laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Dat wij in 2014 informatie anders verwerken en bewaren is onze tijdgeest. Aan duidelijkheid over de gegeven informatie hoef je na bijna honderd jaar niet te twijfelen. De privacy waar we nu zo aan hechten was in 1924 blijkbaar geen issue.

Het supplement is bijgewerkt tot 1 juni 1925