Brabantse boot

De waterhuishouding vertoont in België, hoe klein het land ook is, een gevarieerd aspect. Het Westen bezit een deel van de Noordzeekust, met belangrijke vissersplaatsen en -havens, als Nieuwpoort, Oostende, Heist en Zeebrugge. Lang geleden, voor de verzanding van het Zwin, hoorde daar ook de handelsmetropool Brugge bij. Meer naar boven achter de Honte of Westerschelde is er het Belgische deel van deze rivier met een uitgestrekt watergebied, bestaand uit polders, zijrivieren en beken, die tot diep in het binnenland doordringen.
In de hoek van West-Vlaanderen stroomt de IJzer vanuit Frankrijk het land binnen, waaiert zijn zijrivieren in alle richtingen en mondt in de zee uit bij Nieuwpoort. In het Oosten snijdt de Maas het Walenland in twee stukken, steekt stroomopwaarts diep in Frankrijk en zoekt door Nederland zijn weg naar het Hollands Diep.
In al deze gebieden hebben zich vaartuigen ontwikkeld, aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en beïnvloed door de opvattingen en gebruiken van de aangrenzende landen.

Ronde boten op de Beneden-Schelde

In Friesland en op de Schelde werden ronde kleine beroepsvaartuigen gebruikt. Deze kleine typen werden knikspant gebouwd met zeven gangen. De drie vlakdelen werden voor en achter opgetrokken tot halverwege de stevens. De zijden lagen schuin of vallend tegen de zijkanten van het vlak. Bij de ronde boten van de Schelde stond op zo'n zijde een tweede gang en een berghout. Op deze wijze werden met simpele middelen en brede planken fraai gelijnde, ronde scheepjes verkregen. Op de Beneden-Schelde was een druk scheepvaartverkeer, niet alleen van grote schepen, maar ook van kleine vaartuigen.

Brabantse boot

Bij de Brabantse boot bestonden de zijden uit twee gangen met daarboven een berghout. Het was een geheel open roeiboot met voor en achter losse plechten. Afmetingen: 3,5 a 4,5 x 1,5 m. De Brabantse boot werd veel gebruikt als schippersboot.

Gerrit Schutten schrijft:
In 1978 lag er in een gracht in Edam een Brabantse boot van 5,4 x 1,4 meter. Hij had een voordekje, twee gangen in de zijden, knikspant met bovenaan aan weerszijden twee lijfhouten, waarbij de bovenste was verzonken in de onderste. Vijftien jaar later zag ik hem weer terug in Baasrode. De metallurgieprof/zoon hellingbaas noemde dat een parlevinker die zijn kruideniers-waren verkocht aan varende schippers op de Schelde. Hij had geen voordekje. Er is een tekening. Het voorondertje was te klein om in te slapen.

Mariekerkse jol (Brabants type)

De Mariekerkse jol was een vissersboot die vóór de mast een kleine plecht had en daaronder een slaapgelegenheid. Hij was rondspant met meerdere gangen. Achter de mast was hij open, met een grote bun die enigszins naar achteren was geplaatst. Midscheeps was een losse roeibank. Deze jol had een spriettuig met roer en zwaarden.
Afmetingen: ca. 6,0 x 2,1 m. Deze vissersboot werd gebruikt op de Beneden-Schelde voor de vangst van riviervis.

Diverse artikelen van Maurice Kaak in de Spiegel der Zeilvaart

In de Spiegel der Zeilvaart heeft Maurice Kaak, van beroep restaurateur van het Nationaal Scheepvaartmuseum in Antwerpen en in zijn vrije tijd gepassioneerd bezig met kleine vaartuigen, uitgebreide artikelen gepubliceerd over alle mogelijke schippersvletten, boten en sloepen.

Schippersvletten, boten en sloepen door Maurice Kaak

Terug naar vorige pagina