Boeierke

De ontwikkeling van de Tjotter bekijken we vanuit een breed perspectief, waarbij de ontwikkeling van het scheepstype en de geschiedenissen van de schepen als uitgangspunt worden gehanteerd.
Het Boeierke in het kort
Vroeger was er naast de grotere tjotters ook vraag naar een categorie van kleinere ronde zeilbootjes. Deze werden soms zeer fraai versierd met snij- en koperwerk. Dergelijke sierbootjes werden in vroeger dagen wel gebruikt door (oudere) kinderen van vermogende of adellijke lied en om zich op vijvers van landhuizen met spelevaren te vermaken. Een fraai voorbeeld is zo'n sierbootje, in 1883 gebouwd door Eeltje Holtrop van der Zee. Ouder nog zijn de sierbootjes in de vijver achter het Paleis Soestdijk op een foto uit 1865; zij moeten hebben toebehoord aan Prins Hendrik de Zeevaarder.

Zijn dergelijke kleine scheepjes uitgerust met berghouten, beretanden, kluisborden en een smal roer met leeuwtje, dan wordt zo'n sierbootje een boeierke genoemd. Deze scheepjes waren meestal slechts ingericht om mee te roeien, bijvoorbeeld als bijbootje bij een grote boeier, soms kon er ook mee gezeild worden. Als voorbeeld hebben hiervoor ongetwijfeld de professionele schippersbijboten gediend. Achter het moederschip gesleept, moesten deze beschermd worden tegen vaak onzachte aanraking met andere schepen of met vaste objecten als palen en beschoeiing in of langs het vaarwater; zij werden daarom rondom met een stoot- of berghout uitgerust.
Een voorbeeld van een dergelijk luxueus uitgevoerd boeierke, de 'Jannetje', dat als bijbootje heeft gediend, wordt bewaard in het Fries Scheepvaart Museum. Het werd in 1921 gebouwd door Auke van der Zee, Eeltjes zoon.