Tjotter

De uitgebreide informatie over de Tjotter, is opgenomen bij de beschrijving van het type op de Boekenplank.

In de nieuwe opzet van de beschrijving van de in het Stamboek opgenomen scheepstypes staat de tijdlijn van de ontwikkeling van het betreffende type centraal (=vergelijkbaar met bijv. het Stamboek van koeien met de ontwikkeling van het ras. De laatste koe in dat Stamboek is een doorontwikkeling van de eerst opgenomen koe).
In die tijdlijn zitten allerlei duidelijk beschreven momenten, waarin aanpassingen werden doorgevoerd en bepalend waren voor de verdere ontwikkeling van het type. Als een schip van een bepaald type bij het Stamboek wordt aangemeld is aan de hand van de benoemde kenmerken direct duidelijk of het ook echt om een schip van dat type gaat. Met het jaartal van de bouw kan dan direct worden “ingeprikt” in de tijdslijn van het type om duidelijk te zien waar het schip in de ontwikkelingsfase van het type zit en kan het worden gerelateerd aan de sociaal-maatschappelijke en technologische ontwikkelingen in die tijd. Dit wordt weergeven in de algemene Tijdlijn van de ontwikkeling van de Ronde en Platbodemjachten.

We proberen alle in het Stamboek opgenomen scheepstypes op deze manier te beschrijven. Op onze Boekenplank is daarover al veel informatie te vinden. het verhaal is nog lang niet af, maar bij veel scheepstypes staat de verwijzing al naar de nieuwe opzet van de beschrijvingen van de oude scheepstypes.

De ontwikkeling van de Tjotter bekijken we vanuit een breed perspectief, waarbij de ontwikkeling van het scheepstype en de geschiedenissen van de schepen als uitgangspunt worden gehanteerd.

De Tjotter in het kort

Merkwaardig is overigens, dat de naam tjotter - in tegenstelling tot wat men zou denken - niet van Friese oorsprong is. Voor zover bekend duikt deze benaming voor het eerst op in 1847 bij zeilwedstrijden in Amsterdam. Buiten Friesland werd het gewoonte om elk open rond jacht zonder roef met deze naam aan te duiden, ongeacht de lengte en zonder onderscheid in kenmerken, hetgeen zich handhaafde tot ver in de 20ste eeuw. Bijvoorbeeld, in het reglement voor zeilwedstrijden, opgenomen in het "Handboekje van de Verbonden Zeilvereenigingen" (opgericht in 1890 en voorloper van het huidige Koninklijk Nederlands Watersport Verbond KNWV) uit 1922, vindt men in Deel V: "Klassen van Ronde en Platbodemjachten", vermeld:

In de klassen OD, OE en OF worden alleen opgenomen tjotters (waarbij ook zgn. "Friesche jachten")....
De maximum lengte in de klasse OD bedroeg 7 meter, in de klasse OE 5,60 meter en in de klasse OF 4,80 meter.


De naam tjotter is hier dus inderdaad een verzamelnaam voor alle open ronde jachten tot de grootst voorkomende (c.q. toegelaten) lengte van 7 meter. In tijdschriften als "De Watersport" (voor het eerst verschenen in 1912) en "Ons Element" (vanaf 1920) komt men in verslagen van zeilwedstrijden voortdurend deze betiteling tegen. Vaak werden de klassen aangeduid als "Groote tjotters", "Middel tjotters" en "Kleine tjotters".

In Friesland werden van oudsher alle open ronde zeilvaartuigen boot genoemd, ook de grotere. In de bewaard gebleven werfboeken van de vermaarde negentiende-eeuwse scheepsbouwer Eeltje Holtrop van der Zee (1823-1901) komt de aanduiding "tjotter" in het geheel niet voor. De vele tientallen door hem gebouwde open zeilschepen heten meestal eenvoudig "boot", uiteraard vaak nader gespecificeerd als "vissersboot", "schippersboot" of "boereboot". Pas bij zijn zoon Auke van der Zee (1853-1939), die de werf na de dood van zijn vader voortzette, verschijnt in 1916 voor het eerst de aanduiding tjotter voor een plezierjachtje van 4,80 m.