Bato

Bato Verdwenen

Dr. Ir. J. Vermeer schrijft in zijn boek "De Boeier":
De toeschrijving van dit schip aan Van der Zee berust op een vermelding in het Nederlandsch Jacht-register van 1924-25. In de werfboeken hebben wij geen mededeling kunnen vinden. Enerzijds weten wij dat de werfboeken niet geheel compleet zijn, anderzijds weten we dat het jachtregister onjuistheden bevat. Dat maakt dat de toeschrijving toch enigszins aan twijfel onderhevig is. Wij kunnen helaas ook niet meer terugvallen op opmetingstekeningen. Vooreerst willen wij echter de toeschrijving niet betwisten en daarom hebben wij dit schip in dit boek beschreven.

De oudste vermelding van een 'overdekte boeijer' met de naam "Bato" vonden wij in de bewaard gebleven deelnemerslijst van de door de Koninklijke Zeil- en Roeivereeniging voor 14 augustus 1858 uitgeschreven zeilwedstrijden op het IJ te Amsterdam; de eigenaar is mr W. Bakker Bz te Amsterdam. Blijkbaar was het, zoals in het volgende zal blijken, in die familie traditie een boeier met de naam "Bato" te bezitten. 

Zuiderzeemuseum Enkhuizen

De hierna te bespreken boeier "Bato" zou volgens S.J. Bouma, directeur van het Zuiderzeemuseum, die het schip in 1949 in bruikleen van de vereniging "Vrienden van het Zuiderzeemuseum" verwierf, in 1874 zijn gebouwd door Eeltje Holtrop van der Zee in Joure. In latere documentatie duikt het jaartal 1860 op, wat erop zou duiden dat men het 13 meter lange schip aanzag voor de door Eeltjebaas in dat jaar voor de heer Vos van Hagestein gebouwde boeier "Henriette". Dit is dan weer in strijd met de betiteling 'boterschip', welke functie het in dat geval nooit gehad zou kunnen hebben. Het lijkt inderdaad niet onwaarschijnlijk dat niet als plezierjacht maar als bedrijfsvaartuig tot stand is gekomen. Waarop de betiteling boterschip overigens berust, is door het ontbreken van eenduidige documentatie niet meer te achterhalen.

Eigenschappen

Plaquette nummer:9061 Zeil nummer:
Categorie:V Tekening nummer:
Type:Boeier

Bouw

Bouwjaar: Ontwerper:
Werf: Werf plaats:
Motor: Motor type:
Materiaal romp: Materiaal kajuit:
Materiaal zeil:
Onderwaterschip: Kiel:

Afmetingen

Lengte stevens:13,00 m Breedte berghout:4,00 m
Diepgang:0,00 m Masthoogte water:0,00 m
Oppervlakte grootzeil:54,00 m2 Oppervlakte fok:24,00 m2
Oppervlakte botterfok:0,00 m2 Oppervlakte kluiver:0,00 m2
Oppervlakte totaal:78,00 m2 Oppervlakte overig:0,00 m2

Tot nu toe bekende eigenaren en namen van het schip

1893 – onbekend Gebr. A. en B. Bakker, Amsterdam ( Bato)
onbekend – 1925 Y. Feenstra, Amsterdam ( Bato)
onbekend – 1949 Mej. J. Knossen, Sneek ( Bato)
1949 – 1963 Zuiderzeemuseum, Enkhuizen ( Bato)

Geschiedenis

1925

1955

1955

1955: Informatie van de Boeier 'Bato' in het Stamboekarchief

BATO boeier

Op onze pagina "Papieren Schepenlijsten" in ons hoofdstuk "Stamboek" hebben we een overzicht opgenomen uit het Stamboekarchief "Verdwenen of gesloopte boeiers na 1890".

Gedenkboek "Het IJ" 1925 ErnstCrone
Blz. 60:"Zoo wisten de Heeren Bakker - eigenaars van de beroemde en onoverwinnelijke boeier Bato die ook toebehoord had aan hun vader, deze laatst overgebleven bestuurder der oude jachthaven - nog mede te delen, dat zij die "de IJ-zijde trouw gebleven waren op de Zuiderzee maar zelden andere pleziervaartuigen ontmoetten".

Lloyds Register of Yachts
(zie br. Huysman, 30/11/1952)
Registers nagegaan van 1911 tot 1920.
Bato - eigenaars A. en B. Bakker te Amsterdam. Gebouwd in 1891. Holtrop van der Zee - houten boeier - lang 42'3" - breed 1314". Komt in register 1920 niet meer voor.

Mededeling jachtschipper S. Hoeksema september 1954
De boeier Bato was eigendom van de Gebr. Bakker, die een handel in zuidvruchten e.d. hadden aan het Rokin te Amsterdam. Schipper was een zekere Wieger. Hoeksema heeft nog wel eens meegevaren. Ligplaats: waar nu de Jason ligt voor de brandweerkazerne aan het IJ.

Gedenkboek Het IJ blz. 105 en 107 (1855) (zie ook blz. 240).
Beschrijving van een wedstrijd in 1850 te Amsterdam, w.i. voorkomt de boeier "Bato (groter dan 10 el) van W. Bakker Bzn. te Amsterdam. (Dit was de grootste klasse) (In 1891 kan een nieuwe boeier gebouwd zijn, die dezelfde naam kreeg als haar voorganger).

J.R. 1925 blz.38
Bato - eigenaar Y. Feenstra, Schellingwoude, boeier, hout, 24 ton, overdek lang 14 meter, breed 4 meter, diep 0,9 meter. Bouwer: Holtrop van der Zee, Joure, geen jaar. Blijkens suppl. in 1925 verkocht aan Duinker te Amsterdam.

Jaarboekje Kon. Nederl. Yacht Club Rotterdam 1855
Wedstrijden te Amsterdam in juli en augustus 1854 - boeier Bato van W. Bakker te Amsterdam.
Blijkens jaarboekje 1908 van de Kon. N.Z.& R.V. te Amsterdam won de Bato van de Gebrs. Bakker de Pampusprijs 1898 en 1899.

W.K, 1932 blz 469
Te koop deurwaarder Boersma en Schroor, Sneek "snelvarende eiken echte Jouster boeier", 14 x 4 meter.

W.K. 1934 blz. 484
Te huur boeier Bato voor binnenwater, IJsselmeer of Wadden fa. J. Boomsma Scheepsbouwer te Sneek.

J.R. 1925
J. Hofstra, Sneek, houten boeier "Sneek" 10 x 2 x 0.60. Bouwer onbekend 1920.

W.K. februari 1951 blz. 65
Artikel "De schepen van het Zuiderzee Museum".
Volgens dit artikel werd het schip in 1874 bij van der Zee te Joure gebouwd als boterschip. Tijdens de bouw werd het van bestemming veranderd, het werd als plezierjacht afgebouwd. Als "Bato" was het later een beroemde verschijning op de Zuiderzee en de Friesche wateren. Vanaf 1895 kwam het op de wedstrijdprogramma's in Friesland voor. Laatste eigenaresse Mej. Knossen te Sneek.
In werfboeken van van der Zee niet te vinden, noch 1891, noch 1874.
Mededeling de Heer Bouma en de Jonge van het Zuiderzee Museum d.d. 18 december 1954:
De Bato hebben zij gekregen van Mej. Knossen te Sneek, die het schip gekocht respectievelijk geërfd had van de firma Boomsma te Sneek. Daarvoor had Hofstra te Sneek het schip. Voorts wordt verteld, dat Hofstra het schip van de provincie Overijssel had gekocht en deze weer van Koning Willem III (??). Volgens Bouma heeft Ernst Crone dit schip echter herkend als de beroemde Bato van de Gebrs. Bakker te Amsterdam. Lengte van het schip + 13 meter en breed 3.60 meter.

2005

2005

2005: De boeier 'Bato' in het boek "De Boeier" van Dr. Ir. J. Vermeer

De vroegste vermelding van deze boeier als pleziervaartuig onder de naam "Bato" komt voor in het `Register van Meting der Officieele Commissie voor het meten van Zeilvaartuigen in Nederland en België. In dat register zijn opgenomen de tussen 1890 en 1896 gemeten pleziervaartuigen met hun afme-tingen en de daaruit afgeleide Wedstrijdtonnemaat WT, waaruit de voorgift bij zeilwedstrijden werd afgeleid. In het jaar 1893 is de "Bato" door deze commissie gemeten en kreeg als Wedstrijdtonnemaat de waarde 14,0; de afmetingen staan genoteerd als 12,90 bij 4,10 meter. In het register staat als eigenaar vermeld: A.B. Bakker te Amsterdam, lid van de ZV 'Het Y'. Waarschijnlijk is dat een verschrijving. Immers, in volgende jaren staat de "Bato" in deelnemerslijsten steeds op naam van de gebroeders Bakker.

Eigenaren Gebr. Bakker

Ernst Crone, in later jaren voorzitter van de Koninklijke Zeil- en Roeivereeniging en als zodanig van de KVNWV, vertelt in een brief uit 1949 aan de directeur van het Zuiderzeemuseum dat hij in zijn jonge jaren omstreeks 1900 reeds aan boord van de "Bato" kwam om mee te zeilen; eigenaren waren de broers Andries en Barend Bakker. In de deelnemerslijsten van wedstrijden van de KNZRV omstreeks de eeuwwisseling staat de "Bato" in de jaren 1895, 1897, 1898, 1899, 1905 en 1906 steeds genoteerd op naam van gebroeders Bakker; de Wedstrijdmaat WM, die na 1896 in plaats van de Wedstrijdtonnemaat bij de tijdcorrectie werd ingevoerd, bedroeg voor de "Bato" 11,5. In 1905 voeren in de klasse grote boeiers acht schepen tegen elkaar, waarschijnlijk aangelokt door de hoofdprijs uitgeloofd door H.M. de Koningin, namelijk een zilveren theeservies. Behalve de "Bato" bevond zich onder de deelnemers ook de grote boeier "Noord-Holland", die in 1878 door Eeltje Holtrop van der Zee in 1878 was gebouwd voor Rijkswaterstaat.

Eigenaar Y. Feenstra

Twintig jaar later komt in het Nederlandsch Jachtregister een boeier voor met de naam "Bato", gebouwd door Holtrop van der Zee, eigendom van Y. Feenstra te Amsterdam. Volgens het register zijn de afmetingen 14,00 bij 4,00 meter, en hoewel niet geheel correct, moet dit toch hetzelfde schip zijn als de "Bato" van de gebroeders Bakker. Waarschijnlijk werd het toen al als verhuurschip geëxploiteerd. Ten slotte kwam het na de Tweede Wereldoorlog als vakantiewoning in Friesland in een sloot terecht, zoals blijkt uit een brief aan de secretaris van de Stichting Stamboek afkomstig van de hierboven reeds genoemde voorzitter van de KNZ&RV, Ernst Crone. In 1962 schreef deze naar aanleiding van het zojuist verschenen boek Ronde en Platbodemjachten' onder meer ook het volgende over de "Bato": ... Het (schip) is naar Friesland gegaan, waar ik het als verhuurschip heb gekend en waar het in verval kwam. Ten slotte lag het vergeten in een sloot te Terzool, waar ik het schip bekeek op 13 Oct. 1949 op verzoek van den heer Bouma, directeur van het Zuiderzee Museum. Toen is het door de eigenares geschonken aan het Zuiderzee Museum. Het schip werd opgeknapt en het ligt nu in de haven terzijde van het museum. Het wordt een boterschip genoemd, een raadselachtige benaming.

Eigenaar Mej. J. Knossen

De voorlaatste eigenaar, mejuffrouw J. Knossen te Sneek, heeft de "Bato" in Terzool als drijvende vakantiewoning gebruikt. Het schip had toen al geen mast, wig en zwaarden meer. Zij schonk het, zoals uit laatstgenoemde brief blijkt, in 1949 aan de vereniging "Vrienden van het Zuiderzeemuseum". Hoewel het schip enigszins werd opgeknapt was het geen lang leven meer beschoren.

Het einde van de 'Bato'

Over het einde van de "Bato" is het volgende te melden. Wij halen daartoe een brief aan uit 1963 van de directeur van het Zuiderzeemuseum aan de staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Weten-schappen, waaruit wij de volgende passages citeren: ... Het schip, in 1949 geschonken door mej. J. Knossen te Sneek, is geheel overijzerd en is, als gevolg van de omstandigheid dat huid en inhouten (spanten) bijna totaal zijn vergaan, wat zijn drijfvermogen betreft uitsluitend op deze beplating aangewezen. Aan de blikken huid en het nog aanwezige houtwerk is door de strenge vorst onherstelbare schade toegebracht en het is niet aannemelijk dat het vaartuig op den duur drijvende zal kunnen worden gehouden. Grondig herstel, aangenomen dat zulks nog mogelijk zou zijn, zou ook in dit geval tienduizenden guldens gaan kosten. Ik moge U derhalve verzoeken mij op korte termijn te machtigen het boterschip te doen slopen en van de inventaris (nr 4976) te doen afvoeren.
En zo geschiedde; de "Bato" werd in 1963 gesloopt.

Zeilplan volgens recontructietekening

Uit bijgaand zeilplan, afkomstig uit het archief van het Zuiderzeemuseum, is af te leiden dat het zeiloppervlak zou zijn geweest: fok 24,5 m2, grootzeil 54,5 m2, totaal 79,0 m2.

We zijn zeer geïnteresseerd in uw opmerkingen en/of vragen over dit schip. Stuur ze ons!

Terug naar het overzicht