Bruinvisch

Bruinvisch Verdwenen

Mr. Adolph Blussé van Oud-Alblas schrijft in zijn overzicht "Schepen en menschen rondom de (later) Koninklijke Dordtsche Roei- & Zeilvereeniging" het volgende:
Was, naar ik denk zoo om en bij de twintiger jaren eigendom van Mr. J. Salomonson, die na het motorjacht 'Isola Bella', haar zeilde met zijn schipper Hendrik. Salomonson was geen varensman. Zijn zoon Lodewijk ook niet. Het heeft dus maar kort geduurd. Wanneer ik op 4 Augustus 1958 met mijn 'Orion', met de eigen familie plus Hein Bohré aan boord Zeebrugge binnen binnen ben geloopen, vinden we onder een dekzeil in verregaande staat van verwaerloozing de 'Bruinvisch', thans onder den naam "La belle aventure". De jongens, die helemaal weg van het scheepje waren en het wilden koopen, zijn na eindeloos telefoneren er achter gekomen, dat het schip toebehoorde aan den architect, die op de Brusselsche tentoonstelling het Atomium had gebouwd (André Waterkeyn) en dat deze aan verkoop niet dacht.

In de aansluitende jaren is het scheepje door de Jachtwerf Maas te Breskens grondig gerestaureerd, practisch vernieuwd. Ik heb het nog een paar maal in Zeeland gezien. Het zag er prima uit, had alleen een leelijk grootzeil met een veel te breede gaffel.

Eigenschappen

Plaquette nummer:9050 Zeil nummer:
Categorie:V Tekening nummer:
Type:Maassluis platjacht

Bouw

Bouwjaar: Ontwerper:
Werf: Werf plaats:
Motor: Motor type:
Materiaal romp: Materiaal kajuit:
Materiaal zeil:
Onderwaterschip: Kiel:

Afmetingen

Lengte stevens:7,80 m Breedte berghout:3,30 m
Diepgang:0,90 m Masthoogte water:0,00 m
Oppervlakte grootzeil:0,00 m2 Oppervlakte fok:0,00 m2
Oppervlakte botterfok:0,00 m2 Oppervlakte kluiver:0,00 m2
Oppervlakte totaal:0,00 m2 Oppervlakte overig:0,00 m2

Tot nu toe bekende eigenaren en namen van het schip

onbekend – onbekend ( Dolphijn)
onbekend – onbekend J. Salomonson
rond 1920 – 1928 A.L.E. Rambonnet (hoofdredacteur Ons Element) ( Bruinvisch)
1928 – 1932 P.N. Schipper, Bussum ( Bruinvisch)
onbekend – onbekend André Waterkeyn, Brussel ( La belle Aventure)

Geschiedenis

1920

1920

1920: "Ons Element" in 1920: Met de 'Bruinvisch' op reis

Eigenaar A.L.E. Rambonnet, Eindredacteur van het tijdschrift "Ons Element" publiceert in 1920 het volgende artikel:
„Als ik op reis ga, neem ik mijn lezers mede, dat is mode in de journalistiek." vertelde mij kort geleden één onzer bekende dagbladschrijvers. Geenszins ben ik van plan om die mode te volgen, lang niet altijd zal ik reisbeschrijvingen maken, wanneer ik er met de „Bruinvisch" op uit trek, maar ditmaal voel ik me geroepen om wat te ver­tellen van den tocht Amsterdam, Muiden, Hasselt, Elburg, Muiden, Amsterdam, dien ik eenige weken geleden maakte.
Ik hoop, dat deze beschrijving een pleidooi zal zijn voor onze nationale typen, die schoonheid van lijn, maximum comfort en goede zeileigenschappen in zich vereenigen. Zoo dikwijls wordt gevraagd, of onze kleine boeiers, botters, aakjes e,a. betrouwbaar zijn op de Zuiderzee en op de Zeeuwsche stroomen. De vraag is natuurlijk alleen voor ieder geval afzonderlijk te beantwoorden en dan nog is het antwoord alleen te geven, wanneer men weet, dat het scheepje met zetmanschap zal worden geleid.
Na deze inleiding wil ik mijn lezers de „Bruinvisch" voorstellen, Het scheepje is vermoedelijk uit Friesland afkomstig. Het was voor den oorlog in België bekend als „.Dolphijn". In 1918 vertoonde zij zich te Dordt als „Bruinvisch", daarna werd Loosdrecht haar station. De „Bruinvisch" is als botaak m.i. het beste gedetermineerd. Het schip is van hout, meet 7.80m over stevens, is 3.30m breed, steekt kleine 3 voet. De stuurkuip is zeer ruim. De kajuit meet 2 meter en heeft behalve de noodige kastjes en klapkooien eert bed op B.B. zitbank. Het vooronder heeft twee klapkooien. Voorts is een W.C. zeer ingenieus bedacht, onder het voorluik, buiten gebruik afgedekt door een scharnierend tafeltje. Twee accu's verlichten het scheepje voor en achter.

pdf "Ons Element" in 1920: Met de 'Bruinvisch' op reis

1924

1924

1924: "De Zeilsport" van H.C.A. van Kampen (De eerste druk is in 1924 verschenen, de laatste in 1977)

Volgt het „Maassluische platje" (misschien lijkt het nog meer op een. „Vollenhovensche bol"), de „Bruinvisch", die wij boven reeds aankondigden. Er behoort zeker heel wat kennis op dit gebied toe, om het type te kunnen determineeren. Mij is het bijvoorbeeld onmogelijk te vertellen wat de intrinsieke verschillen zijn tusschen dit type en een Lemmer- of botaak; waarschijnlijk spelen daarbij het platte vlak en de vorm van het voorschip de voornaamste rollen. Een inrichtingsplan ontbreekt; trouwens, de inrichting wijkt niet van de algemeen gebruikelijke hij ronde jachten van deze afmetingen af: twee als kooien te gebruiken, banken en eenige kasten in de kajuit, nog twee wat meer bekrompen kooien in het vooronder. Tusschen deze twee laatste kooien bevat de „Bruinvisch" een pompcloset.

1925

1927

1927

1927: Waterkampioen - De tent van een zeiljacht

De meeste jachteigenaren beginnen als zeiler in een klein, gewoonlijk heel klein scheepje, in een jol, tjotter, schouw, sloep of vaartuig van niet uit te maken type. Zit de liefhebberij er in, dan volgt al spoedig de behoefte om met het schip verder van huis te gaan. De tochten met zulke heel kleine scheepjes vallen niet mee, de wensch ontstaat om te gaan varen met een grooter schip en wanneer de tijd van „koopen en verkoopen" is aangebroken, wordt geloerd op een gelegenheid om zonder al te veel te moeten bijpassen een goeden ruil te doen. Gewoonlijk herhalen die wisselingen zich eenige malen, vooral wanneer „de bruid is in de schuyt", tot ten leste het ideaal, voor zoover bereikbaar, is verkregen. 't Is het gewone liedje, dat algemeen bekend is. Ik weet echter niet of het algemeen bekend is, hoe een klein jacht uiterst doelmatig kan worden vergroot zonder veel kosten te maken, en daar ik meen te hebben opgemerkt, dat dit niet het geval is, wil ik gaarne neerschrijven, hoe ik er in geslaagd ben om de accomodatie van de „Bruinvisch" aanzienlijk te vergrooten, wanneer het schip niet onder zeil is. De „Bruinvisch" is een aakje, lang 8 m. over stevens, breed 3.10 m., diepgaand 0.77 m. Wie er meer van wil weten, raadplege het boekwerk „de Zeilsport" van H. C. A. v. Kampen.

1928

1928

1928: Waterkampioen 1928: Winterwerk aan de boot

2013

14 januari 2013

14 januari 2013: Vraag van Wim Taselaar over een houten rondbodem 'Bruinvisch'

Ik ben op zoek naar gegevens over een houten rondbodem Bruinvisch. Bijgaande foto’s zijn uit 1932, genomen bij Loosdrecht. Ik kan echter nergens aanknopingspunten vinden en op het internet kom ik met zoekmachines ook niet verder. Hebt u een idee wat voor type schip dit geweest is en waar ik meer informatie zou kunnen vinden?

Wim Taselaar had zelf de vraag gekregen van Jan Joost Schipper, kleinzoon van eigenaar P.N. Schipper uit Bussum, die in ieder geval tussen 1929 en 1932 eigenaar was. Op de foto's o.a. opa en zoon (vader Jan Joost) Schipper.

In ons vlugschrift van eind oktober 2014 'Uit het Stamboek Nr 10 - Behou(d)t het Goede' stelden we de vraag wie ons meer kon vertellen over het 'Maassluis platjacht of platje'. Daarop hebben we van een aantal kenners van de Nederlandse Ronde en Platbodem schepen in het verleden uitgebreide reacties gekregen.
Deze reacties hebben we gebundeld op de pagina "Het Maassluis platjacht, een specifiek scheepstype?" in onze rubriek "Opgemerkt".

Foto's uit het Familiealbum gedateerd 1929

Foto's uit het Familiealbum, waarschijnlijk 1932. De foto's zijn genomen bij Loosdrecht.

Opa P.N. Schipper op de wal en vader van Jan Joost op het schip
Opa P.N. Schipper op de wal en vader van Jan Joost op het schip

We zijn zeer geïnteresseerd in uw opmerkingen en/of vragen over dit schip. Stuur ze ons!

Terug naar het overzicht