De Witte Olifant TD4

De Witte Olifant TD4 Niet actief

Dit schip heeft een plaquette van de SSRP aan boord van een eerdere inschrijving, maar staat nu "geregistreerd" in Categorie X in het Stamboek en wordt dus gekenmerkt als 'Inactief'. Schip en eigenaar zijn op dit moment NIET "actief" aangesloten bij de SSRP als Behoudsorganisatie. De huidige eigenaar is (nog) niet in onze administratie opgenomen. Deelname aan Evenementen waarbij de eis wordt gesteld, dat het schip en de eigenaar zijn aangesloten bij dezelfde Behoudsorganisatie als onderdeel van de FVEN, is vanuit de SSRP daarom NIET mogelijk.

Dit betekent dat het schip nog onderdeel is van de Aanmeldingsprocedure (her-inschrijving) of, en dat geldt voor de meeste schepen, de eigenaar heeft het schip niet her-aangemeld en betaalt dus ook geen jaarlijkse bijdrage aan de SSRP voor Inschrijving in het Stamboek. Eventueel vermelde gegevens van schip en oud-eigenaren dateren meestal uit de periode van eerdere 'actieve' Inschrijvingen en zijn waarschijnlijk niet volledig en mogelijk niet correct. Voor dit schip kan, omdat het niet aantoonbaar voldoet aan de Criteria van de SSRP, geen Meetbrief door de KNWV worden afgegeven.
Vanwege de doelstelling van de SSRP om alle historie van de in het Stamboek opgenomen schepen vast te leggen, worden in de Schepenlijst wel de in het stamboekarchief beschikbare gegevens van dit ooit geregistreerde schip en summiere gegevens van de (oud-)eigenaren getoond.
Heeft u informatie over dit schip of bent u eigenaar en wilt u het graag weer 'activeren'? Laat het ons weten!

Voor het leggen van mijnen in de zeegaten gebruikten de Torpedisten zware, zeewaardige schokkers. Ook uit strategische overweging, ze vielen niet op tussen de Zeeuwse vissersschepen. De mijn hing aan de snoes, de zware stevenbalk werd in het water gelaten en de ontsteking kon op al stand worden bediend. Tijdens de Eerste Wereldoorlog legden zij explosieven in de Beneden Merwede.
De eerste Torpedistenschokker, de TD1, was nog van hout en werd in 1882 vervangen door een schokker van puddelijzer, gebouwd door J. en K. Smits Scheepswerven N.V. in Kinderdijk. Deze schokker, 17.80 meter lang, zeilt nu nog als de KL26 vanuit Enkhuizen. In 1882 volgde de 'Raptor'. Deze heeft een ingrijpende opknapbeurt gehad en lag in 2010 in een sloot bij Makkum te wachten op een nieuwe eigenaar. In 1883 volgde de MD3, 30 centimeter korter. Deze schokker is nog het meest in oorspronkelijke staat: een stevig, houten dek, kompaspaal en met de eerste, achtkantige steekmast van longlife pitchpine. 14 jaarrangen op een duim. Als laatste bouwde Foppe Smit in 1908 'De Witte Olifant'.

Plaatje van de Witte Olifant in Defensie kleuren
Plaatje van de Witte Olifant in Defensie kleuren

Eigenschappen

Plaquette nummer:389 Zeil nummer: VA31
Categorie:X Tekening nummer:
Type:Schokker

Bouw

Bouwjaar:1908 Ontwerper:De Vries Lentsch
Werf:J. en K. Smits Scheepswerven N.V. Werf plaats:Kinderdijk
Motor: Motor type:
Materiaal romp:Staal Materiaal kajuit:Staal
Materiaal zeil:Dacron
Onderwaterschip: Kiel:

Afmetingen

Lengte stevens:15,60 m Breedte berghout:0,00 m
Diepgang:0,00 m Masthoogte water:0,00 m
Oppervlakte grootzeil:0,00 m2 Oppervlakte fok:0,00 m2
Oppervlakte botterfok:0,00 m2 Oppervlakte kluiver:0,00 m2
Oppervlakte totaal:0,00 m2 Oppervlakte overig:0,00 m2

Tot nu toe bekende eigenaren en namen van het schip

onbekend – Rond 1960 Stichting VaFaMil, 's Gravenhage ( De Witte Olifant)
1972 – 1977 Pieter Schoen Pzn, Buchillon (CH) ( De Witte Olifant)
1977 – Begin jaren-80 Neeltje J. Key - Schoen ( De Witte Olifant)
onbekend – 2022 Erven Leo Jongenotter ( De Witte Olifant TD4)
2022 – (Eigenaar - Schokker 'De Witte Olifant TD4' wordt terug onder zeil gebracht) Carl von Lindern, Krimpen aan de Lek ( De Witte Olifant TD4)

Geschiedenis

1979

25 juli 1979

25 juli 1979: Meetbrief K.N.W.V.

1994

mei 1994

mei 1994: Mr. A. W. Thöne uit Epe schrijft in mei 1994 in Spiegel der Zeilvaart nummer 4 het volgende:

Met heel veel plezier las ik het artikel over de Lemsteraak "Nettie" in uw nr. 2 van deze jaargang. (Overigens: ik ben altijd blij als uw blad weer met de post binnenkomt.) Maar het stuk over de "Nettie" riep ineens een hele oude herinnering in me op die ik aan u mee wil delen, naar aanleiding van een aan het eind van mijn brief te doen verzoek.
In 1947 was ik als jurist voor civiele zaken werkzaam op het Ministerie van Oorlog, nu departement van defensie. Op een dag in het voorjaar of de zomer van dat jaar verscheen aan mijn bureau een majoor van de genie. Hij vertelde, dat hij voor de oorlog officier was geweest van het toenmalige corps pontonniers en torpedisten (na de bevrijding opgegaan in de genie) en dat tot zijn materieel twee grote zeilende schokkers hadden behoord. Die waren natuurlijk in handen van de bezetters gevallen. Nu was hem ter ore gekomen dat die schokkers in het bezit waren geraakt van vissers aan de Moerdijk en hij vroeg zich af of daar niet een onrechtmatige transactie met de bezetters aan ten grondslag zou liggen, zodat de schokkers waar hij blijkbaar erg op gesteld was geweest, teruggevorderd konden worden.
Wel, dat was iets wat me heel erg aansprak Ik heb van jonge leeftijd af gezeild en was erg épris geraakt van ronde en platbodemschepen. Ik heb dadelijk een zgn. staffcar gerequireerd, a.h.w. een bestelauto ingericht als een kantoortje, met tafel, stoelen, kastje en een klein tafeltje met stoel voor een typist. Ik nam een sergeant-schrijver mee die ook de auto bestuurde. Zo ben ik langs de havens aan het Hollands Diep gaan rijden op zoek naar de schokkers van de majoor. Er waren meer schokkers in gebruik bij vissers, maar op aanwijzing van Moerdijkers en Lage Zwaluwers „vond" ik de schepen die ik hebben moest. Ik was verschillende „instanties" afgegaan en ik hoorde inwoners, vissers, die me konden vertellen in mijn rijdende kantoortje wat ze van de transacties met de bezetter wisten en dat was nogal wat. Men wist in die dorpen alles van elkaar en wie in de oorlog goed geweest was, zoals we dat noemden, wilde anderen die zich met de bezetter hadden ingelaten en als dubieus werden beschouwd niet dekken.
Ik heb alle verklaringen behoorlijk laten opschrijven en ondertekenen. De bezitters van de schokkers kreeg ik niet te pakken, die waren aan het vissen. Maar ik had genoeg en ben met alles naar mijn bureau teruggekeerd. Vervolgens heb ik voor de Staat een verzoek ingediend bij het toentertijd bevoegde gerecht om teruggave van de schokkers. Ik kon dat zelf doen, voor een procedure van dien aard was een procureur niet vereist. Zelf was ik een tijd advocaat en procureur geweest, maar in die tijd was ik niet als zodanig ingeschreven. De vissers voerden verweer, door middel van een advocaat. Tot pleidooien toe. Ik deed alles met buitengewoon veel plezier, omdat ik graag de schokkers wilde redden voor de majoor, nog afgezien van het rijksbelang. Dadelijk na de pleidooien verliet ik het ministerie om een andere betrekking te aanvaarden. Maar toen ik daar een week of zes bezig was, verscheen een briefkaart van mijn oude ministeriecolle ga's met de tekst: „Je hebt je schokkers terug!" Enorm plezier, dus.
Nu, na het lezen over de 'Nettie' en de torpedisten, ben ik nieuwsgierig geworden naar de verdere lotgevallen van mijn schokkers. Er zijn bijna 50 jaar verstreken. Zou er iemand zijn, die het weet? Zouden er lezers van uw blad zijn die weten waar twee zeilende schokkers van de genie die in 1947 nog aanwezig waren, gebleven zijn? Een recherche, beginnend bij het departement van defensie en dan verder lijkt mij wat boven mijn krachten te gaan. Welke namen de schokkers droegen weet ik niet meer.

Mr. A. W. Thöne uit Epe

juni 1994

juni 1994: L. Kooijman uit Den Oever reageert in Spiegel der Zeilvaart van juni nummer 5

In antwoord op de brief in SdZ 1994 nr. 4 reageer ik op de brief van mr. A.W. Thöne te Epe.
Er zijn vier schokkers geweest.

  • De eerste is door mijn opa gekocht in 1922 en had als nummer KL6. Het schip is later in de Bruine Vloot terecht gekomen als MD3 in Enkhuizen. Op de KL6 heb ik van mijn 15 tot 25ste jaar gevaren.
  • De tweede schokker is de KL23 en is bergingsvaartuig op het kanaal van Eindhoven.
  • De derde was de KL26 en de laatste thuishaven was Lauwersoog.
  • De laatste was de "Witte Olifant" en had het nummer KL11.

De andere schokkers waren Urker schokkers, ze waren van hout. 

Tot slot heeft de heer Frits Loomeijer een paar jaar geleden in Schuttevaer een artikel over de vier schepen geschreven.

L. Kooijman, Den Oever

september 1994

september 1994: Jan Schoen, voormalig eigenaar van de „Witte Olifant", reageert in Spiegel der Zeilvaart nummer 7

Ik kan het niet nalaten te reageren op de brief van mr. A.W. Thöne over de Lemsteraak „Nettie" in samenhang met de „Torpedisten schokkers".
Er is zo hier en daar in den lande verspreid inmiddels veel bekend over de geschiedenis van deze verzameling bijzondere schepen. Oorspronkelijk zijn in opdracht van het ministerie van Defensie rond de eeuwwisseling bij Smit in Kinderdijk vier grote ijzer geklonken schokkers gebouwd naar voorbeeld van de aan het eind der vorige eeuw in gebruik zijnde grote houten loodsschokkers. L.o.a. ca. 17,50 meter.
Eigenlijk waren het geen zuivere schokkers, hoewel ze boven water met hun zware stevenbalk en „snoes" er wel het uiterlijk van hadden. In tegenstelling met de visschokkers van de Zuiderzee, die op vlak gebouwd zijn, zijn ze op kiel gebouwd met een aanzienlijke vlaktilling, een bijna S-spant-vorm met een stevig gepiekt achterschip. Een onderwaterschip waarvoor recent gebouwde wedstrijd Lemsteraken zich niet hoeven te schamen; er is niets nieuws onder de zon!
De schepen zijn merkwaardigerwijs voor de landmacht en niet voor de marine gebouwd zoals wel wordt aangenomen. Het doel van de schepen was om in de zeegaten van ons land - Zeeland dus - elektrisch bediende mijnen neer te laten die van de wal af bediend werden. De 'Nettie' was als officiersschip aan dit vlootje toegevoegd. Na de eerste wereldoorlog werden de schepen afgestoten naar de visserij met uitzondering van de jongste. Dit schip ging als instructieschip naar de vaar- en duikersschool van de Genie en werd de „Witte Olifant" genoemd. Twee werden verkocht aan de visserij en hebben als laatste registratienummers KL26 en MD3.
Van de vier schokkers zijn thans de boven genoemde drie in blakende welstand en varen als zeilcharterschip vanuit Enkhuizen. Ook de vierde schokker is opgespoord. Van dit schip is het casco bewaard gebleven en hoewel verminkt nog als zodanig herkenbaar. Getransformeerd tot pomp-schip doet het dienst bij een bergingsbedrijf in het zuiden des lands. We mogen hopen, dat de eigenaar weet wat voor een historisch goed hij in zijn handen heeft.
Het is wellicht een idee voor de redactie van "de Spiegel" om een wat uitgebreider artikel aan deze prachtschepen te wijden, waarbij ik graag de gegevens die wij verzameld hebben weer zou kunnen opspitten. Ook de latere eigenaar van de Witte Olifant, Jos Scholten, heeft veel historisch onderzoek gedaan.

Met vriendelijke groet,
Jan Schoen, voormalig eigenaar van de 'Witte Olifant'

november 1994

november 1994: De laatste reactie komt van Willem de Vries Lentsch, voormalig zeilinstructeur op de R.P.87, in Spiegel der Zeilvaart nummer 9

Jan Schoen kon het niet nalaten te reageren op de brief van mr. A. W. Thöne over de Torpedisten schokkers.  Hij gaf daarmee, op blz. 21 van nr. 7, het stootje dat ik nodig had om ook nog een duit in het zakje te doen.

De schokker Witte Olifant, ex R.P. 87, is in opdracht van het toenmalige Korps Pontonniers & Torpedisten gebouwd en was in gebruik bij de Torpedisten in Gorkum. Dit onderdeel maakte tot WO11 onderwater-versperringen met mijnen in de grote rivieren. Deze werden met de bakstagen van de schokker tewater gelaten, op afstand met slagkoord aan elkaar verbonden en vanaf de wal tot explosie gebracht. Ik heb voor de oorlog bij dit korps gediend en na de oorlog nog eens drie jaar bij de Pontonniers (ponton- en schipbruggenbouw) te Dordrecht. In 1948 werd de schokker gevonden te Klundert bij de Moerdijk, waar het verwaarloosde schip min of meer verstopt was door een visser. Hij had hem van de Duitsers gekaapt na de bevrijding in 1944.

De Torpedisten bestonden niet meer, maar wel het Regiment Pontonniers met daaraan verbonden een uitgebreide vaartuigendienst (meer dan 100 vaartuigen voor munitievervoer, sleepboten, aken, vrachtschepen enz.). Als jachtenbouwer en ontwerper bij de firma G. de Vries Lentsch, Wed. Het Fort te Nieuwendam en met de rang van reserve 1e luitenant der Genie kreeg ik opdracht om de schokker op te knappen en opnieuw van zeilen te voorzien; mast, giek en gaffel waren nog aanwezig. Er waren geen tekeningen meer te vinden, zodat ik aan de hand van oude foto's het zeilplan heb gemaakt. De zeilen zijn door de Dordtse zeilmaker Hageman in de grote kerk - na verwijdering van de kerkbanken - op de grafstenen uitgelegd en gesneden.

Het schip is in het voorjaar 1949 in gebruik genomen ter opleiding van onderofficieren, schippers en officieren in het zeilen, manoeuvreren, kaartlezen, stroomvaren enz. Ik werd benoemd tot luitenant-zeilinstructeur en maakte het hele seizoen '49 zeiltochen op de Zeeuwse wateren en de Noordzee. De bemanning bestond uit een sergeant-majoor (militair beroeps-sleepbootkapitein, een uitstekend kenner van de Zeeuwse stromen), 2 matrozen en een kok. Er was geen motor en elektra aan boord. De verlichting bestond uit petroleumlampen, het fornuis werd met kolen gestookt. Per man werd een toelage verstrekt, welke samen met die voor de 8-10 passagiers ruim voldoende was voor de proviandering inclusief het apéritief. We hebben nog meegedaan aan een wedstrijd van de Moerdijk naar Zierikzee ter gelegenheid van het 1100-jarige bestaan van die stad.

Er werden meestal vierdaagse tochten mee gemaakt, op de dinsdagen met een sleepboot van Dordrecht naar het Hollands Diep gesleept, daar losgelaten en op de vrijdagen weer terug naar moeders. Op een der tochten van Zierikzee naar Vlissingen werd voor West-Kapelle een 12 cm dik eiken zwaard doormidden gebroken toen we van een golf vielen nadat we overstag waren gegaan. In 1950 werd het vaartuig ingedeeld bij de juist opgerichte Vaar- en Duikerschool van de Pontonniers onder leiding van de Majoor C. A. Brugma (in augustus jl. overleden).

Gelukkig heeft het schip in Jos Scholten een goede eigenaar; in de Sp. der Z. plaatste hij in 1986 een oproep om nadere bijzonderheden van de schokker. Die heb ik hem toen in bovenstaande bewoordingen gegeven.

Met vriendelijke groeten,
Willem de Vries Lentsch voormalig zeilinstructeur op de R.P.87

1999

12 mei 1999

12 mei 1999: Staatscourant: Verslag inzake het kapseizen en zinken van de zeilschokker ’Witte Olifant’ op het IJsselmeer op 21 mei 1998

De Commissie Binnenvaartrampenwet heeft een onderzoek ingesteld naar de aard en de oorzaak van bovengenoemde scheepsramp.
De Commissie kreeg de beschikking over een proces-verbaal met schetsen en foto’s, opgemaakt door het Korps Landelijke Politiediensten, Divisie Mobiliteit, Waterpolitie Groep Enkhuizen, houdende de verklaringen van:

  • De schipper en de matroos van de schokker ’Witte Olifant’.
  • Een viertal opvarenden van dit schip.
  • Een voormalig schipper van de ’Witte Olifant’.

Voorts over een aanvullend proces-verbaal eveneens opgemaakt door voormelde Waterpolitie, Groep Enkhuizen waarin opgenomen aanvullende verklaringen van de onder a. en c. genoemde personen en over een onderzoeksrapport betreffende stabiliteit, diepgang en positie van het vaartuig en weersomstandigheden, opgemaakt door H. Kuperus, senior expert van Scheepvaartinspectie. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van de Commissie van 9 februari 1999. Teneinde ter zake te worden gehoord was uitgenodigd en verschenen A. Terpstra, schipper/eigenaar van de ’Witte Olifant’.
Ter zitting waren aanwezig de Inspecteur voor de Scheepvaart K.M. van der Velden, H. Kuperus, senior expert Scheepvaartinspectie en G.E.H. van het Hof en S. Aalbers, resp. Brigadier en Hoofdagent van Politie Groep Enkhuizen. Na de zitting heeft de Commissie nog ontvangen een procesverbaal van een voorlopig onderzoek, ingesteld door genoemde inspecteur, voorzien van opmerkingen van de hand van genoemde schipper A. Terpstra.

Het oordeel van de Commissie

De Commissie sluit zich aan bij de woorden van meeleven van de Inspecteur met de nabestaanden van de twee bij deze scheepsramp omgekomen opvarenden van de Witte Olifant.
De Commissie kan zich vinden in de beschouwingen van de Inspecteur omtrent de toedracht, de mogelijke oorzaak van- en de lering die uit deze ramp is te trekken.
Voorts ondersteunt de Commissie de suggestie van een onderzoek rond de plaats van het ongeval en dit met name met betrekking tot de vraag of zich ter plaatse op de bodem een obstakel heeft bevonden dat een verklaring kan geven van het kapseizen van de Witte Olifant.
Niettemin acht de Commissie het gewenst aan te bevelen - los van het resultaat van bedoeld nader onderzoek- dat op vaartuigen als de Witte Olifant op vaarwateren als hier bevaren werd, steeds naast de bekwame schipper een ervaren maat aan boord is. Er kan iets onverwachts gebeuren - zoals deze ramp illustreert - dat de volle aandacht van de schipper vraagt. In dat geval dient er een bekwame tweede man/vrouw aan boord te zijn om de taak van de schipper te kunnen overnemen.
Tenslotte ondersteunt de Commissie de aanbeveling dat bij deze soort reizen adequate reddingmiddelen ter beschikking zijn. Op schepen die al dan niet met gasten op open water varen, dient minimaal een reddingvlot of ander drijvend reddingmiddel met voldoende capaciteit voor het aantal opvarenden aan dek of gesleept (bijboot, rubberboot) aanwezig te zijn. Onder de gegeven omstandigheden had de schipper de opvarenden minimaal moeten verplichten om de aanwezige zwemvesten te benutten. De kosten van doelmatige reddingmiddelen en de - ook naar de overtuiging van de Commissie overigens zeer geringe beperkingen in bewegingsvrijheid - dienen op de koop toe te worden genomen, wanneer aan de onderhavige soort vaartochten wordt deelgenomen.

pdf Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden: Nr. 4/1999 Verslag inzake het kapseizen en zinken van de zeilschokker ’Witte Olifant’ op het IJsselmeer op 21 mei 1998

2010

3 juli 2010

3 juli 2010: Weekblad Schuttevaer: Torpedistenschokker 'Witte Olifant'

2015

5 januari 2015

5 januari 2015: Herinneringen van Jan Mosterd, bemanningslid RV93 (?) 'De Witte Olifant'

Het verhaal van de nummering is lastig. Volgens mij is men rond 1900 begonnen met een aantal hoge nummers. Dit heb ik vernomen van Willem de Vries Lentsch, die ook vertelde dat zijn vader voor Defensie 4 Schokkers getekend heeft waarvan hij dacht er twee 2 bij J. en K. Smit in Kinderdijk gebouwd zijn. Wim is een paar jaar geleden overleden. Hij was erelid van de vereniging Oud Torpedisten en Pontonniers (VOPET). 
Ik heb zelf in Militaire Dienst mijn opleiding tot Sergeant Schipper afgerond op de 93. Ik heb een half jaar geleden met iemand contact gehad in Brielle en daar foto's van gekregen en dat materiaal wordt dit voorjaar in een Blad gezet van het Regiment Genietroepen.
Brielle is al van heel vroeger Garnizoensstad geweest ter beveiliging van de Zeegaten. De Schokkers werden gebruikt om Mijnnetten te zetten en Torpedo's te verankeren. Ik weet niet hoe dat werkte, maar ze waren denk slim genoeg.
Op de foto ben ik degene die wil gaan roken, dat mocht toen nog..... Foei !! Met de 93 toen zeilde je nog in 1 keer van Hardewijk naar Enkhuizen. We hebben een keer een hele nacht in de mist naar een vervelende Bel boei liggen luisteren.
Nu stop ik echt met mn ouwe verhalen,anders word ik vervelend .........

Met Nautische Groet Jan Mosterd.

2016

12 februari 2016

12 februari 2016: Herinneringen van Ad Durinck, soldaat stoker op de RV6 'De Witte Olifant'

Ad Durinck was soldaat stoker op de RV6 in Gorinchem. Schipper op de RV 6 was Maasbommel en de Machinist Zoet.
De Schokker lag toen weleens in Gorinchem. Op het IJsselmeer hebben we weleens een opdracht uitgevoerd met de schokker.
Groet Ad Durinck 

2020

2 januari 2020

2 januari 2020: Emotionele reactie van Anja Hondijk-Louwerse, dochter van de oud-schipper bij de Genie

Mijn vader was majoor in het leger/Genie. Hij werkte....was schipper op 'De Witte Olifant' en voer 10 à 12 jaar op dit zeilschip en was ook leraar bij de opleidingen voor de jongens die in dienst kwamen bij de Genie, die gelegerd waren in Hedel. Daarbij verzorgde mijn vader voor vakanties van generaals en kolonels met hun gezinnen. En mijn moeder en ik waren daar ook altijd bij. Want dat was altijd in de zomermaanden.
'De Witte Olifant' is gebouwd in 1908 om als mijnenveger te dienen in de oorlog. Wat ze ook gedaan heeft. Later werd ze ondergebracht bij de Genie en werd mijn vader daar schipper op.
Daarna heeft het schip een poos liggen rotten op de werf in Hedel en is rond 1980 verkocht aan een particulier, Jos Scholten, die heeft hem heeft verbouwd voor "toeristen plezier".
Jos heeft haar in 1990 weer verkocht aan Alex Verstaveren. Die bracht haar in de verhuur en belde mij toen op of ik erop wilde werken in de zomer om het verleden van het schip te vertellen aan de toeristen. Maar daar voelde ik niets voor, dan was ik 8 weken van huis. En ik had zelf een gezin. Had het met liefde gedaan, want ik volgde de schokker al jaren.
De schokker is nog eens gezonken geweest op het IJsselmeer. 8 Duitsers hadden haar gehuurd en konden niet zeilen en kenden het IJsselmeer niet. Het kan daar spoken, je moet daar heel goed de vaargeulen weten. Dus dat was heel erg. Er zijn 3 pasagiers verdronken. Tja toen is mijn vader geknakt. Hij was er altijd zo zuinig op geweest. 
Het schip was wit met een groene bies. Daarna werd ze zwart geschilderd "'De Witte Olifant', die zwart was of ze een moker op zijn kop kreeg".

Dit is in het kort mijn verhaal over de schokker. Ze ligt dus nu in Harlingen te roesten en te rotten. Dat vind ik erg. Ben met schepen groot gebracht en dan doet zoiets pijn. Heb veel foto's in een groot fotoboek en die koester ik zolang ik leef. 

Waterkampioen maart 1963 nummer 1095 - Schokker RV93 door W.J. Dijk

Er zullen zeker lezers zijn, die erover peinzen aan welk vissersschip deze onbekende, geheimzinnige lettertekens toebehoren. Maar als zij de kleine letters vóór op het boeisel van het schip hebben gezien, begrijpen ze dat het geen visserman is. Het zijn registratienummers van een schip, dat behoort aan de Rijks Vaartuigendienst en dat als boeknummer 93 heeft.
Het toeval heeft hier meegespeeld: het vorige jaar in een tijd van zeer ruw weer, las ik, dat het opleidingsschip van de Pontonniers lichte averij had opgelopen en men wees erop, dat dit het laatste zeilschip in Rijksdienst was en het schip als een historische bijzonderheid moest worden beschouwd. Ik had dit in mijn oor geknoopt en ging op een zondag in de nazomer van dat jaar met een paar familieleden naar Gorkum in de hoop, dat ik daar de 93 zou kunnen zien. Ik dacht daarvoor op een zondag meer kans te hebben dan in de week. Maar ik kende het schip nog niet. Aangezien in de Vluchthaven maar één hoge mast van een zeilschip te zien was, begreep ik, dat dit het gezochte schip moest zijn. Een lid van de Rijkspolitie te water, die in de Vluchthaven ook haar ligplaats heeft, gaf mij inlichtingen en verwees me naar de wacht, die geen bezwaar had, dat ik een tekening van het mooie witte schip maakte.
De schipper van de 93, Sergeant I J.H. Louwerse, ging met me mee per motorboot, samen met een paar jonge pontonniers, die voor de navigatie zorgden. Ik had nu een gids, die me over allerlei inlichtte. Ik kreeg nu gelegenheid mijn eerste tekening nog eens goed te controleren, ook aan boord van het schip en ik kon veel vragen. Maar de naam van de bouwmeester en de leeftijd van het schip bleken niet bekend te zijn. De schipper wist er raad op. Men hoorde dat de oude schipper van de 93 nog leefde (hij was zelf ook 93) en dat hij inwoner was van een verplegingshuis te Brielle. Mijn raadsman toog erheen en de oud-commandant was zijn aandoening niet meester toen het geliefde schip ter sprake kwam. Hij wist nog wie de bouwmeesters waren en deze verstrekten het geboortebewijs: Gebouwd door J. en K. Smits Scheepswerven N.V. te Kinderdijk in 1908, naam Schokker. Het was het laatste van een viertal gelijke schepen, dat omstreeks 1900 aan de Kinderdijk voor het Rijk werd gebouwd.
Op de blauwdruk, waarnaar men lang moest zoeken, stond: lengte 15,60 m, breedte 5,10 m, holte 2,15 m, bouwnummer 614. Het schip was getekend met grootzeil, stagfok en middenkluiver, een vletje achteraan; zo waren alle vier schepen. Aan weerskanten van de mast twee wanten, beide op het ogenblik met weeflijnen. Helaas moet ik de hoogte van de mast uit het hoofd citeren, namelijk 18 meter, maar daarvan ben ik niet helemaal zeker.

pdf Waterkampioen 1963 nr1095 maart - Schokker RV93

De Waterkampioen Onze lezers aan het woord: Opmerkingen over de RV93

Over het artikel over de schokker RV93 in het 5 maart-nummer zou ik gaarne het volgende willen zeggen.

Deze schokker behoort niet aan de Rijksvaartuigendienst, maar aan de Koninklijke Landmacht. De Rijksvaartuigendienst beheert alle burgervaartuigen van het rijk. Inderdaad behoren de pontonniers tot het leger; weliswaar pas een paar honderd jaar, maar dat kan men niet weten. De schokkers van het leger waren bestemd voor het lichten van de mijnversperringen, die vroeger door de torpedisten (Landmacht) in sommige zeegaten werden gelegd. Door de hoge, zware rechte steven was het type schokker hiertoe zeer geschikt. De schokkers waren er derhalve eerder dan de mijnen en gewichten der torpedisten.
Een want hadden de schokkers nooit, alleen een voorstag. Wel had de militaire schokker een soort bakstagen, maar die waren uitsluitend bestemd om de gewichten aan dek en de mijnen in het ruim te zetten. Het zeer zware ankerspil, dat nog op de „93" staat, diende ook om deze gewichten uit de grond te draaien. Een motor is daarbij nooit gebruikt.
Pas na het inzetten van een nieuwe mast, die de oude na 50 dienstjaren moest vervangen, heb ik want en bakstagen doen aanbrengen. Amerikaans grenen als de oude mast was blijkbaar niet meer te krijgen. Het grootzeil meet ongeveer 80 m2, fok en kluiver samen circa 70 m2. Hoe de schrijver een grootzeil van 145 m2 tussen de tamelijk korte gebogen gaffel en een giek van 10 meter wil hangen is mij niet duidelijk.
Men spreekt tegenwoordig niet van het „Corps der Genie", maar van het Wapen der Genie. Daar heeft men trouwens altijd over gesproken. Zeilen met de boegspriet getopt als op de schets, wordt alleen in nauwe vaarwaters gedaan. De steun van de beugel ontbreekt en de hoek van stagen is zeer ongunstig.
De naam is nooit schokker geweest, wel het type. De militaire schokkers hadden vroeger de letters „T.D." (Torpedodienst) en een nummer. Na afvoering uit de sterkte hebben zij nog vele jaren als visserman dienst gedaan op het Hollandsch Diep.
Het is prettig dat de heer Dijk zo enthousiast is over dit oude en bijzonder mooie schip. Hij zal mij daarom naar ik hoop mijn opmerkingen niet euvel duiden. Ik heb namelijk zelf zes jaar met deze schokker gezeild in de zeegaten op de Zuiderzee en op de Noordzee.

Den Haag, 23 maart 1963.
Ch. A. Brugma
Oud-Commandant van de Vaar- en Duikerschool der Genie

15 juni 2020

15 juni 2020: Reactie van Matthys Key

'De Witte Olifant' is in 1972 door mijn grootvader gekocht, Pieter Schoen Pzn. die het schip ter beschikking stelde aan het Jeugdzeilen van de KNZ&RV te Muiden. Hij was zeer gehecht aan de Koninklijke. Jan Schoen, mijn oom, was niet de eigenaar van het schip zoals hierboven staat. Na mijn grootvaders overlijden in 1977 kwam het schip in handen van zijn dochter Neeltje J. Key - Schoen, mijn moeder. Begin jaren ’80 verkocht zij het schip en ging het varen met gasten via Zeilvaart Enkhuizen.

7 juli 2020

7 juli 2020: Reactie van W.M. Geneugelijk

Ik heb 14 maanden met sergeant Louwerse het IJsselmeer doorkruist als dienstplichtig soldaat. Ik was van lichting 60-3. Louwerse was een bekwaam zeilschipper. Ik heb veel van hem geleerd. Onze ligplaats was Zeeburg bij Van Heutszkazerne. Ik heb de avond-binnenvaartschool gevolgd in Amsterdam en diploma,s gehaald. Ik heb een mooie fijne tijd met Louwerse doorgebracht.

2021

5 mei 2021

5 mei 2021: Reactie van J. Paardekooper

Gevaren op 'De Witte Olifant' via de vaartuigen dienst Gorkum Vavamil Vakantie hoge Militairen. Luitenant Generaal was de Heer van Veen, Opperbevelhebber landmacht. Was een mooie tijd. Na mijn diensttijd gevaren bij de RWS Dordrecht op het Directievaartuig Jan Blanken, daarna naar de Provincie Zeeland en afgezwaaid als Kapitein in 2003 na aanleg van de Westerscheldetunnel.

2022

februari 2022

februari 2022: 'De Witte Olifant' in de Sliksloot in Krimpen aan de IJssel bij de 'Spartivento' van Benjamin en Myrthe

In januari 2023 ligt 'De Witte Olifant' in het Middelland in Krimpen aan de Lek.

We zijn zeer geïnteresseerd in uw opmerkingen en/of vragen over dit schip. Stuur ze ons!

Terug naar het overzicht