Scheepswerf Lantinga - IJlst

De tweede zoon van de IJlster schoolmeester, Otte Lolkes Lantinga (1815-1901), is de grondlegger van de bekende scheepswerf Lantinga te IJlst. Hij komt als jongeman in opleiding bij Cornelis Luitzen Nijdam, scheepstimmerman te IJlst. Op 1911-1837 huwt hij met Sijke Bonnes Groenveld. Het echtpaar krijgt acht kinderen waarvan er enkele jong overlijden. In 1848 koopt Otte de werf op Uilenburg van de familie Nijdam. Feike Lantinga (1882-1960) zegt in het Nieuwsblad van Friesland het volgende over zijn grootvader Otte: 'En secuur dat die ouwe man was. Alles schreef hij op, tot in de kleinste bijzonderheden werd alles over de gebouwde schepen opgetekend en hij illustreerde zijn verslagen met kritische opmerkingen aan zijn eigen adres!' Helaas zijn de door hem bijgehouden werf boeken verloren gegaan en kunnen we over hem geen nadere bijzonderheden vertellen. De oudste zoon, Lolke Lantinga (geboren 9-5-1844 te IJlst, overleden op 8-7-1923 aldaar), komt bij vader Otte op de werf.

In 1876 neemt Lolke de werf van zijn vader over. Doordat er enige kladwerfboeken bewaard zijn gebleven weten we van ongeveer 1904 tot 1922 welke schepen hij gebouwd heeft. Onder zijn leiding kwam de werf tot grote bloei. Het personeel bestond soms wel uit vijf à zes man en enkele leerlingen. In IJlst weet men nu nog van hem te vertellen dat hij een uitstekend 'boechbránder' was.
Feike Lantinga, geboren te IJlst 25-2-1882, overleden 17-2-1960 te Drachten, is de laatste scheepsbouwer uit de familie. Tot zijn 18de jaar heeft hij voortgezet onderwijs genoten. In 1918 nam Feike de zaak van zijn vader Lolke over. Iemand die, vooral de eerste jaren na de overname, vaak een handje hielp was de heer Sint Simons van der Werf. Van der Werf (1867-1959) was afkomstig uit Britswerd, waar zijn vader op 'Kromwal' een werf had. Hij was aanvankelijk slechts naar IJlst gekomen om er de ijzeren scheepsbouw te Ieren op de werf van Croles (later Zwolsman) maar is er blijven wonen. Voor de Tweede Wereldoorlog werkte er meestal een knecht op de werf, een van deze knechten was de heer Gerrit van der Horst. Na 1945 werkte Lantinga vaak alleen met af en toe een handlanger of leerling. Feike Lantinga was evenals zijn vader een bekwaam zeiler. Eens heeft hij helemaal alleen een schip van IJlst via Lemmer, naar Amsterdam gebracht.

IJlst eind 19de eeuw. Op de voorgrond het werf terrein van Lantinga met voor de wal een praam. Op de achtergrond links de werf van Croles.
IJlst eind 19de eeuw. Op de voorgrond het werf terrein van Lantinga met voor de wal een praam. Op de achtergrond links de werf van Croles.

Het huis en de scheepstimmerschuur, waar de Lantinga's woonden en werkten, staan op Uilenburg 18 en 16 te IJlst. Blijkens twee gevelstenen is het huis gebouwd in 1779. Uit archiefonderzoek is gebleken dat naar alle waarschijnlijkheid Rijkei (of Riekel) Pieters Dikland het huis heeft laten bouwen. Helaas ontbreken uit die tijd de IJlster Proclamatieboeken, waarin zijn opgenomen de uittreksels van koopakten van onroerende goederen. Wel kunnen we meer gegevens over de twee panden vinden in de kohieren van vroegere belastingen.

Omdat bij een grote schoonmaak omstreeks 1920 de werfboeken zijn opgeruimd (verbrand) weten we niet welke schepen door Otte Lantinga gebouwd zijn. Uit de notariële archieven is ons wel bekend dat hij een aantal schepen verhuurde, deze werden veelal op de eigen werf vervaardigd. In de periode van 1810 tot 1860 werden te IJlst tientallen schepen verhuurd. Dit geschiedde niet alleen door scheepstimmerlieden maar ook wel door houtkopers, boeren, timmerlui of arbeiders.

Van de door Lolke Ottes Lantinga gebouwde schepen weten we gelukkig iets meer. Mr Huitema noemt in zijn boek 'Ronde en Platbodemjachten' enige boeiers, gebouwd door F. Lantinga IJlst (moet zijn L. Lantinga). De boeiers van Lantinga zijn, aldus mr Huitema, zonder uitzondering stoere schepen, ze behoren veelal tot de grotere boeiers.

Van Feike Lantinga is bekend dat hij nooit iets opschreef. Alleen in de periode van 1918, toen hij de leiding van de werf overnam, tot en met 1922, weten we middels de door zijn vader gemaakte aantekeningen welke schepen hij heeft vervaardigd. Nadien zijn er dan ook geen cijfers bekend van het aantal door hem gebouwde schepen.
Wel is bekend welke soort schepen hij bouwde. Dat waren onder andere boeiers (kleiner dan die van zijn vader Lolke), Friese jachten, tjotters, 'wyldsjitterkes', visbootjes, schouwen, roeiboten voor de boeren en een aantal houten motorjachten. In 1954 beëindigde Feike Lantinga zijn laatste 'grote' opdracht. Het was het Friese jacht Bestevaer (lengte 5.45 meter), dat gebouwd werd voor de heer A. Schermer uit Arnhem. In 1959 verhuisden Feike Lantinga en zijn vrouw naar Drachten en overleed aldaar. Dat betekende het definitieve einde van drie generaties scheepsbouwers Lantinga die bijna 110 jaar in IJlst schepen bouwden.


Een interview met Feike Lantinga in de Friese Koerier van 27 maart 1953


Het boek "Ronde en Platbodemjachten": De werf Lantinga IJlst

C. J. W. van Waning schrijft in het hoofdstuk Boeier in het standaardwerk van de SSRP "Ronde en Platbodemjachten" van Mr. Dr. T. Huitema:
Wij weten niet, wanneer de werf van Lantinga te Dist is gesticht. Zeker is, dat de vader van de in 1957 overleden F. Lantinga reeds van jongsaf zijn bedrijf in IJlst uitoefende en deze 0. Lantinga was een tijdgenoot van E.H. van der Zee. De Lantinga's hebben zich vele jaren speciaal op de bouw van Friese 'boten' toegelegd en vooral in de jaren 1890 tot 1920 hebben zij grote aantallen tjotters gebouwd, vooral ook voor opdrachtgevers in Holland. De oude heer Zaal, die vele jaren een bekende botenverhuurderij had aan de Kralingse plas, deelde mij in 1953 mede, dat hij in 1914 wel veertig tjotters van Lantinga in bedrijf had. En zo waren er wel meer verhuurderijen aan de Zuid- en Noord-Hollandse plassen. De Lantinga's bouwden kennelijk meer in serie en hun bedrijf was jarenlang vrijwel geheel op de `export' van tjotters naar Holland' ingesteld. Deze seriebouw, die bovendien vaak op een koopje moest geschieden, kwam de afwerking niet ten goede.
Voor Bulthuis' geniale vinding de tjotters verdrong van meer en plas hebben vooral de tjotters van Lantinga veel bijgedragen tot de popularisering van de zeilsport. Hoewel ook de Lantinga's meer commercieel waren ingesteld dan Eeltje en Aubekaas zijn ook zij nooit rijk geworden. Naast de vele tjotters hebben de Lantinga's ook een betrekkelijk klein aantal boeiers gebouwd. Lantinga 'miste' wel eens, zoals ook Auke van der Zee wel eens 'miste', doch daar tegenover staat, dat menige boeier en een enkel Fries jacht van Lantinga vele tientallen jaren een sieraad waren van ons waterland. Ook de jongere F. Lantinga is nooit overgegaan op ijzerbouw. De ons bekende boeiers zijn gebouwd tussen 1895 en 1907, dus juist in de kritieke jaren van overgang. Tjotters heeft hij nog gebouwd tot ongeveer 1940.

Boeiers, gebouwd door F. Lantinga te IJlst

  • 1895 Rana OC1, lang 8.05 meter, breedte 3.10 meter.
  • 1904 Catharina, later Agnesje. Lengte 10.54 meter, breedte 3.94 meter. In 1904 gebouwd voor Jhr. A. van Sminia en tot 1922 in deze familie gebleven. In 1939 werd de Catharina verkocht naar Smyrna. Na de tweede wereldoorlog zeilde Brigadier C.F. Forester Walker deze boeier, welke hij Agnesje noemde, over de Middellandse Zee naar de Franse Rivièra en vandaar werd zij via de Franse kanalen naar Engeland gevaren. Sinds 1953 dient zij als opleidingsschip van het Finchley Sea Cadet Corps en heeft zij haar ligplaats in South Benflect - Sussex.
  • 1907 Admiraal De Ruyter - later Mercator. 22 ton - lang 11.66 meter, breed 3.90 meter. Onder meer was Jhr. H.W. Stoop te Dordrecht eigenaar tot 1918. Daarna verdwenen.
  • 1908 Vrouwe Johanna ex Mimi. Lengte 9 meter, breedte 3.20 meter.Na vele jaren in Engeland te hebben gevaren, is deze boeier na de tweede wereldoorlog weer in Nederland terechtgekomen.

De boeiers van Lantinga zijn zonder uitzondering stoere schepen en behoren veelal tot de grotere boeiers. Wanneer men ziet, dat Auke van der Zee na 1897 nog slechts twee houten boeiers bouwde, waarvan de eerste de Olga/Boissevain eerst in 1909-'10 en de tweede Almeri/Bangert in 1912, dan kan men zich niet aan de indruk onttrekken, dat de IJlster werf meer dan de Jouster werf de boeier-opdrachtgevers tot zich trok na de grote dagen van Eeltjebaas. Opvallend daarbij is, dat Lantinga opdrachten van Friese zijde kreeg, terwijl de beide houten boeiers van Auke van der Zee weer beide voor Amsterdamse rekening werden gebouwd. Had men in Friesland geen vertrouwen in Auke's capaciteiten als boeierbouwer, of vond men hem een te moeilijk karakter om zaken mee te doen ? Mogelijk speelden beide factoren een rol.


Alle schepen van Lantinga

Overzicht 'actief' in het Stamboek ingeschreven jachten die gebouwd zijn door Lantinga IJlst

Meer informatie

In SSRP Monografie (17) De scheepswerf Lantinga te IJlst staat het uitgebreide verhaal.

Terug naar vorige pagina