Rooie Gerrit
Nattigheid

Wie kent hem niet, die Rooie zeilschipper van het IJsselmeer, die vrijbuiter en dichter, muzikant en vakman, pedagoog en levensgenieter. Zijn veelzijdigheid rechtvaardigt dit boekje, waarin een aantal facetten van deze kleurige persoonlijkheid aan bod komen. Zijn vaak weemoedige en levensware gedichten zijn ontroerend en uniek. Als schipper is hij een der groten, soms geliefd, soms gevreesd en hij is een van de grote promotors tot behoud van het zeilend bedrijfsvaartuig. Mede dankzij hem kunnen we nu nog genieten van die oer-Hollandse pracht, het zeilen in authentieke en met liefde en vakmanschap gerestaureerde platbodems. Zijn verhaal zal een veel groter publiek trekken dan alleen maar de watersporters.
Al vanaf zijn tiende zit Gerrit Portengen (81) alias ‘Rooie Gerrit’ op het water. Op zijn vijftiende meldt hij zich aan voor de grote vaart. Nu is hij tachtig en vaart hij nog bijna dagelijks met een van de grote tjalken die achter zijn huis ligt. Als klein jongetje maakt Gerrit al zijn eigen zeilboot met een oude winterjas van zijn opa en een stok door de armsgaten. Altijd is Gerrit op het water te vinden. Om eieren te vinden in de oorlog, maar ook omdat het zijn passie is. “Ik kom uit een geslacht van molenaars. Die leven van de wind, net als ik altijd met m’n schepen heb gedaan.”
Zodra hij vijftien is, meldt hij zich aan voor de grote vaart. Gerrits vader is razend. “Mijn vader zei: ik breek je poten als je gaat varen.” Toch zet Gerrit door, met hulp van zijn moeder. Gerrit leidt jarenlang een vrij leven totdat hij zijn vrouw ontmoet en een baan dichter bij huis vindt.
Toch blijft het varen trekken. Hij koopt een schip en bevaart tussen april en oktober de Waddenzee. Zijn huwelijk loopt fout, maar op zijn vijftigste ontmoet hij de vijfentwintigjarige Bertie. Zij is een net afgestudeerde zeekapitein en stuurvrouw. In eerste instantie wordt ze Gerrits maatje op het water. Later worden ze verliefd en trouwen ze.
Nu is Gerrit de 80 al gepasseerd. Zijn rode haren is hij kwijt. Nog steeds varen Gerrit en Bertie samen met gezelschappen. Samen hebben ze twee grote tjalken opgeknapt. Varen is voor Gerrit een soort therapie, als hij zich zorgen maakt vanwege het milieu en de wereld waarin zijn kleinkinderen moeten opgroeien. “Op een schip kan je niet bij de pakken neerzitten. Je moet het zelf maken op het water en de kop hebben om oplossingen te bedenken. Als ik binnen ga zitten dan voel ik me opgesloten. Dan ga ik me zorgen maken.
Inhoud
- De magie van het water
Over Weesp, de klapbrug, vrouw Borst, de Russische Sneeuwhaas en de Italiaanse Woudnachtegaal, mijn vader en mijn moeder, de vrijheidsdrang, de ambachtschool, het eerste baantje en de lokroep van het avontuur. - De eerste en de laatste zeereis
Als snotneus en vetloods naar Zweden, zeeziek, Jantje Holland, ach was ik maar..., bootsman, de Mollebonenschuit en de poetsboot op de binnenvaart, vaarwel. - Engelse avonturen
Over mijn Ierse vriendin en haar Engelse verrassing, How is it possible, koeien op de rails, de kofferhandel, ambtenarij en terug naar de pappot. - Twaalf ambachten...
Verliefd, getrouwd, gescheiden, over de Amsterdamse rondvaart, de fooien, de brui, Terschelling, garnalen vissen, de Krabben en de Kwakken. - Gerrit en de handel
Mijn handel en wandel, mijn bestaan, mijn avonturen, die Rooie is een Mooie, de gasfles en de Duitse platte petten. - Het varen met de platbodems
De verhuur, Ome Co en Tante Marie, de landrotten, de havens, de gesmeerde bliksem, over diepgang en het afscheid, het schipperswereldje, beschouwingen over de schepen en hun bazen, de schippersband, hoe een zeilschipper de winter doorkomt, de motivatie, het onbenul en het vakmanschap. - Het varen met de kinderen
De werkweken, de veiligheid, ze zijn niet op school, aktiviteiten en rivaliteit, kunnen is willen...

Wat bezielt een mens toch eigenlijk om steeds maar weer aan zo'n schip te beginnen.
Het is een ongelooflijke hoeveelheid werk die op je wacht. Maar ja, als je dan weer zo'n prachtig stukje verleden ziet liggen, dan ga je weer voor de bijl. Neem nou mijn laatste schip 'De Volharding'. Ik kende het al jaren, maar wist nooit dat het te koop was. Hij lag in Muiden en kennissen van me kochten het en verkochten het later weer door aan Piet Dekker, die er een juweel van maakte. Piet is een oude vriend van me en die weet wel wat mooi is. Wat zijn ogen zien, kunnen zijn handen maken. Allemaal houten handwerk, maar het wordt maar al te vaak niet gewaardeerd. Dat is trouwens met al die eenmansbedrijfjes zoals het mijne, je werkt je een ongeluk en het werpt geen vruchten af. Nu hoeft dat voor mij ook niet zozeer, als ik maar kan leven en die schepen in stand kan houden. Daar gaat het mij om. Of mijn kinderen er. later trek in hebben weet ik niet, dat moet je altijd maar afwachten.
Soms denk ik wel eens waar doe je het allemaal voor? Maar ik doe het omdat ik het niet kan aanzien dat er ergens zo'n mooi schip ligt te verpauperen.
In de gedichtjes die ik wel eens schrijf, komt dat tot uiting. Zo'n schip dat ondeskundig is omgebouwd tot woonschip, vind ik een schande. Er wordt van alles aan vastgelast en gefrommeld en als ik dat dan zo zie liggen dan denk ik: Jij bent afgedankt.'
Soms heb ik er wel eens spijt van dat ik weer zo'n schip ge-kocht heb, maar als je A zegt moet je ook B zeggen. Door-douwen dus. Op een bepaald moment krijg je er weer zin en voel je je bloed tintelen. Het is een uitdaging, het schip moet weer varen. Je hebt hem uit de goot gehaald en dus moet je hem ook weer in het gareel brengen. Hij moet weer een fiere mast krijgen, getuigd worden, eikenhouten zwaarden aan de zijkant, een roer, een schroefas en een motor.
Met de bank lullen om geld te lenen, je gaat smeden, timmeren, lassen, snijden en nog veel meer.
Hij wordt getuigd zoals hij honderd jaar geleden getuigd werd, om het schip zo authentiek mogelijk te maken.
Dan komt de bevrediging als alles af is en hij daar in al zijn pracht en praal ligt. Dat is enorm!
Daar heb je geen luxe voor nodig, alles kan eenvoudig. Als ik eraan begin, komt het werk ook af. Praten en fantaseren, konstant ermee bezig zijn. Natuurlijk doe ik dat niet alleen. Een heleboel vrienden helpen me en we stimuleren elkaar. Mijn vaste maatje Hayo en een vriend als Huib helpen altijd mee. Het is een prachtig stukje Holland, dat niet verloren mag gaan. We hebben oude huizen en musea, maar dit leeft echt, dit kun je voelen en meemaken!
Nog zo'n gedrevene is Bruin met zijn scheepswerfje aan het Amsterdam-Rijnkanaal. Hij werkt alleen en verdomd hard. Ik was zijn eerste klant en lig er nu al vijf jaar. Daar mag ik zijn gereedschap gebruiken. Dat is toch geweldig?
Dat zijn individuele helpers, die zelf niet eens zo'n schip hebben. Ze hebben misschien een motorboot, maar ze geloven erin. Ze zien het groeien tot een volwaardig stuk zeilend monument. Dat zijn de mensen waar we ook in de toekomst op kunnen rekenen. Dat zijn mensen die voor het behoud van deze Hollandse pracht zullen waken.
In 1974 werd de Landelijke Vereniging tot Behoud van het Zeilend Bedrijfsvaartuig opgericht. Zij wil als organisatie streven naar het behoud van deze zeilende monumenten en probeert middels vakkundige restauratie van de resterende vloot, de algemene erkenning van de waarden van het zeil-schip voor onze samenleving en cultuur te bewaren. Het zeilend vrachtschip is een historisch monument, waar wonderlijk genoeg geen subsidie op wordt verleend. Je kunt tonnen krijgen voor de restauratie van een oud huis (en dat is ook prachtig), maar voor de toch minstens zo historische platbodems hebben ze nog geen dubbeltje over. Iets van ambtenarij en onbenul?
Het boek
Vormgeving: Rob Hautvast
Fotografie: Gerrit Portenge (privé-archief), Rob Hautvast/Theo Kampa
Vormvervaardiging: Fototekst b.v., Almere
Druk: Drukkerij Tulp b.v., Zwolle
Copyright © 1982 Uitg. Zeilsportpromotion b.v.
ISBN 90 6413 4901
Schepen in het Stamboek
Van Bertie Geurts en Gerrit Portengen zijn twee schepen in in het Stamboek ingeschreven:
Over Rooie Gerrit en o.a. het varen met de 'Jacobsschelp' zijn meerdere documentaires gemaakt.