Fries jacht Waldfûgel honderd jaar

Dirk Huizinga

Jan Oebeles van der Werff bouwde in 1920 de ‘tjotter’ Waldfûgel voor ene heer B. van Veen. Een “wâldfûgel”, want dit soort kleine werkboten werd al veel gebruikt in het Lage Midden van Friesland, maar deze kwam uit Drachten. Daar gaat het Friese merengebied in het noordoosten over in de streek die de Wâlden wordt genoemd; de wouden. Wâldfûgel is daarmee een toepasselijke naam voor dit scheepje dat in die honderd jaar dat het bestaat ook nooit een andere naam heeft gekregen.
Wie de opdrachtgever B. van Veen was, is vrijwel onbekend. Bij het historisch centrum ‘Tresoar’ is in het bestand ‘Allefriezen.nlnauwelijks informatie over deze B. van Veen te vinden. Zoeken met als criteria de naam Van (der) Veen, periode 1850 – 1980 in gemeente Smallingerland levert wel 2850 resultaten op, meer dan honderd pagina’s met namen en aktes, maar wonderlijk genoeg geen enkele treffer voor de naam B. van Veen.

In zijn standaardwerk Het Friese jacht meldt Vermeer dat de eigenaar van de Wâldfûgel E.G. van Veen heet, een manufacturier in de Zuiderbuurt te Drachten. Met die nieuwe voorletters geeft hetzelfde bestand één treffer. Op 15 december 1886 is in Smallingerland Egbertus Gerrit van Veen geboren als zoon van een koopman. Die voornaam Egbertus ....dat zal in de praktijk waarschijnlijk Bert(us) van Veen zijn geweest, de ‘B. van Veen’ voor wie Van der Werff een tjotter bouwde. Waarom blijft deze textielhandelaar voor ons een onbekende? In ambtelijke kringen geldt het gezegde ‘wie schrijft, die blijft’. Wellicht is dat de reden waarom we zo weinig weten over Bertus van Veen. Als hij maatschappelijk voor reuring had gezorgd waar de kranten over schreven, of als hij vele wedstrijden met zijn jacht had gezeild, dan hadden we in kranten en verslagen vast wel informatie over hem gevonden. Blijkbaar leefde hij bescheiden en onopvallend. Hij zal geleefd hebben zoals de meeste burgers, wat niet zo vreemd is.

Op 35 jarige leeftijd liet Bertus van Veen de Wâldfûgel bouwen, een rond jachtje met de kenmerken van een Fries jacht, maar ook met de eenvoud van een werkboot. Voor de somma van fl. 1035,- Een klein scheepje om goederen te vervoeren. In die jaren was in Holland een ‘tjotter’ de benaming voor een klein rondgebouwd scheepje. In Friesland heette zo’n scheepje een ‘boat’. De aanduiding ‘tjotter’ is taalkundig dus geen Friese benaming, hoewel de klank en schrijfwijze wel aanleiding geven om dat te denken. 

Tjotter of Fries jacht?

De namen die wij tegenwoordig geven aan onze traditionele platbodemschepen zijn afhankelijk van plaats en tijd. Het gaat bij deze benamingen niet om scheepstypen die door de jaren heen zo genoemd werden en er overal hetzelfde uitzagen. De term ‘jacht’ werd in de 19e eeuw vooral gebruikt voor snelvarende scheepjes. ‘Jachten’ in de betekenis van haast maken. De scheepjes die door de maatschappelijke elite gebruikt werden om te spelevaren, werden ook vaak ‘jacht’ genoemd. Een ‘boeierjacht’ is dus een boeier die voor het plezier wordt gebruikt. De platbodem scheepjes die wij tegenwoordig ‘Fries jacht’ noemen, werden in het begin van de 19e eeuw nog gewoon als werkboten gebruikt om goederen mee te vervoeren. Pas toen dergelijke scheepjes gebouwd werden voor de maatschappelijke elite, die zo’n scheepje uiteraard extra mooi uitgevoerd wilde zien, werd voor deze boten de term ‘jacht’ gebruikt. De tjotter lijkt op het Fries jacht, maar is in de meeste gevallen iets kleiner. Friese jachten zijn veelal 6 à 7 meter lang, terwijl de kleine tjotters rond de 4 meter lang zijn en de grote rond de 5 meter. Bekend is de wedstrijdklasse van ‘fjouwer-acht’ tjotters, standaard 4.80 meter lang.

Als duidelijk onderscheid tussen de tjotter en het Fries jacht geldt het berghout van het Fries jacht. De tjotter kent geen berghout. Op de grootste breedte is een messing of ijzeren halfrond als stootlijst aangebracht. Ook heeft het Fries jacht meestal een smal boeierroer in plaats van een breed tjotterroer. De Wâldfûgel werd door werfbaas Jan Oebeles van der Werff in de overeenkomst met opdrachtgever B. van Veen een tjotter genoemd. Hij maakte echter een scheepje dat wij nu een Fries jachtje noemen. Bijna 5 meter lang, 2.30 meter breed en met een flink tuig van 23 m2. Maar wel als werkboot zonder opsmuk, zonder snijwerk en bladgoud, zonder kluisborden, maar weer wel met een breed tjotterroer met een fraai versierde roerkop.

Eigenaren

Bertus van Veen heeft de Wâldfûgel meer dan 40 jaren in bezit gehad. In 1920 was het scheepje klaar en kon de manufacturier zijn tjotter in gebruik nemen. Aanvankelijk vooral als werkscheepje om goederen te vervoeren, later alleen nog als plezierjacht. In de decennia die volgden, werd het vervoer over het water immers verdrongen door het vervoer over de weg vanwege de opkomst van het automobiel en het verbeteren van de wegen in Friesland voor dat vervoersmiddel.
Toen Van Veen de Wâldfûgel niet meer nodig had voor zijn werk, ging hij er in zijn vrije tijd mee zeilen, voor het plezier, voor de recreatie. Het jachtje kreeg een ligplaats in Drachten, in een schiphuis aan de westoever van het riviertje de Drait, tegenover de scheepswerf waar het gebouwd was. Roelof van der Werff, zoon van Jan Jansz van der Werff die boer was op het Buitenstvallaat, weet zich nog goed te herinneren hoe hij in het begin van de jaren zestig als tiener Van Veen naar zijn schiphuis roeide en aan het einde van de dag weer ophaalde. Van Veen kwam dan met zijn auto naar het Buitenstvallaat. Hij was in die jaren in de zeventig, maar blijkbaar in redelijk goede doen, want niet iedereen kon zich in die tijd een auto veroorloven.
Dat deze zakenman uit Drachten zo in de vergetelheid is geraakt, komt doordat hij na zijn pensionering waarschijnlijk buiten Friesland is gaan wonen. De Friese kranten melden helemaal niets over hem en ook de bevolkingsregisters in Friesland en Groningen bevatten geen melding of overlijdensakte van ene Egbertus Gerrit van Veen. Hij kwam nog wel in Friesland, maar woonde er dus niet meer. Ook in de provincies Groningen en Drenthe zijn geen aktes bij de burgerlijke stand gevonden van Egbertus van Veen.
Ook de Wâldfûgel is niet in Drachten gebleven. Bertus van Veen bracht zijn jachtje rond 1964 naar Gaastmeer, naar het zomerverblijf van zijn achterneef Dick Gaarlandt. Daar, op de hoek bij het Heegermeer, was het aantrekkelijker zeilen dan in Drachten en bovendien was Van Veen er niet alleen, maar bij bevriende familie.

Dick Gaarlandt werd eigenaar rond 1965 na het overlijden van Bertus van Veen. Deze had per testament geregeld dat de Wâldfûgel in Gaastmeer kon blijven en bezit werd van zijn 23 jaar jongere achterneef. In 1977 kwam de Wâldfûgel te koop. De gezondheid van Dick Gaarlandt ging wat achteruit. Dick was op dat moment 68 jaren oud. Hij stootte bestuurlijke functies af, waaronder het voorzitterschap van de ANWB en ook de Wâldfûgel was hem te veel geworden. Het scheepje was op dat moment 57 jaar oud. De kinderen hadden geen belangstelling (meer) voor dit oude bootje.

Vervolgens werd het verkocht aan niemand minder dan Jan Jansz. van der Werff (1909-1997) uit Drachten, een zoon van de bouwer van de Wâldfûgel. Het jacht is na al die jaren niet meer in een goede conditie. Het moet nodig gerestaureerd worden en dat kan toevallig bij Roelof van der Werff, de zoon van Jan Jansz., die scheepstimmerman is en een jaar eerder, in 1976, werfbaas is geworden op de bekende houtwerf De Hoop in Workum. Roelof pakt die klus op samen met Johan Prins, die andere toen ook nog jonge scheepstimmerman uit Workum die in 2009 bekend zal worden met het bouwen van een replica van het houten beurtschip AEbelina in het skûtsjemuseum te Eernewoude. 
Na het overlijden van zijn vader Jan Jansz in 1997 ging de Wâldfûgel naar Workum, waar het jacht bij Roelof van der Werff op scheepswerf De Hoop in de schuur een plek kreeg. Het jachtje was toe aan een grote opknapbeurt, maar het was nog niet duidelijk wie dat zou laten doen. Uiteindelijk kwam de Wâldfûgel in 2000 te koop. Het jaar dat Roelof wegging bij de werf.

Joop Krist uit Terhorne had wel belangstelling, maar het duurde tot 2002 voordat de koop tot stand kwam. Joop bracht de Wâldfûgel naar de werf van Bein Brandsma in Rohel. In samenwerking met de werfbaas bracht hij het jacht in goede staat, waarna het een ligplaats kreeg in Terhorne. Joop Krist was een ervaren platbodemzeiler, die jarenlang als schipper op de grote boeier ‘Catharina’ van waterleidingbedrijf Vitens Fryslân NV te Leeuwarden heeft gevaren. Ook voer hij als schipper op de boeier ‘Albatros’ uit Drachten en was hij betrokken bij het tjotterzeilen in Heeg. Samen met zijn vriendin Tsoltsje Roelevink heeft hij intensief met de Wâldfûgel gevaren. Daar kwam een einde aan toen Joop ongeneeslijk ziek werd en in 2013 kwam te overlijden.

Tsoltsje Roelevink nam het jachtje over, maar het varen met en onderhouden van de Wâldfûgel bleek voor haar toch bezwaarlijk te zijn, zodat zij het scheepje probeerde te verkopen. Dat ging in die jaren niet gemakkelijk. De markt voor houten platbodemjachten was volledig ingezakt. Tsjoltsje vond dat het scheepje eigenlijk terug naar de geboortegrond zou moeten en benaderde daarom de gemeente Smallingerland met de vraag of dit iets voor hun was, varend erfgoed.

Uiteindelijk kocht de Stichting Varend Cultureel Erfgoed Ronde en Platbodemjachten Wijde Ee e.o. het jachtje in 2018 van Tsoltsje Roelevink. Mede om het Fries jacht te behouden als cultureel erfgoed bij de werf het Buitenstvallaat van de voorouders van Rienkje van der Mei.

De bouw en het onderhoud van houten, ronde jachten

Er doen zich gemakkelijk misverstanden voor bij het beoordelen van het ambachtelijk werk uit het verleden. De vanzelfsprekende vaardigheden van scheepsbouwers uit het begin van de vorige eeuw komen ons nu, na jaren van specialisatie en automatisering van werkzaamheden, als bijzonder voor, wat toen echter niet het geval was. De scheepsbouwers waren breder geschoold. Bij Auke van der Zee in Joure werden vanaf 1900 ijzeren schepen gemaakt, maar tussendoor in 1910 en 1912 ook twee enorme houten boeiers, resp. de Olga en de Almeri. Op de ijzerwerf van de Gebroeders de Boer in Lemmer werden voor vissers niet alleen ijzeren visaken gebouwd, maar ook nog een paar houten. Bij Wildschut in Gaastmeer werden houten jollen gebouwd. De gebroeders Wildschut schakelden over op ijzeren vrachtschepen, maar ze bleven ook houten jollen en iets later houten plezierjachten bouwen. Op de houtwerf van Berend de Jong in Heeg is even geëxperimenteerd in omgekeerde zin. Daar zijn naast de gebruikelijke houten schepen ook enige ijzeren gebouwd. De werfbaas heeft dat echter niet doorgezet. Hij is met de ijzerbouw gestopt.

Een ander misverstand is, dat die fraaie Friese jachten gebouwd werden voor de maatschappelijk elite om te spelevaren. Zeker, bij de jachten met veel ornamenten en bladgoud was dat inderdaad het geval, maar het was niet gebruikelijk. Ook de Friese jachten waren vooral zeilscheepjes om goederen te vervoeren.

De manufacturenhandelaar Van Veen uit Drachten had geen rijk versierd jachtje nodig. Hij volstond met een eenvoudig scheepje dat hij kon gebruiken om zijn goederen naar markten te brengen of bij klanten af te leveren. Een groot deel van het jaar was Friesland over land immers nauwelijks toegankelijk. Veel boerderijen stonden bovendien op eilanden zonder enige verbinding met wegen. Veel plattelandswegen waren in die jaren nog niet verhard en daarmee van de herfst tot de zomer regelmatig onbegaanbaar. De ‘Tjotter’ die Van Veen in 1920 bij Jan Oebeles liet bouwen, was vooral bedoeld om goederen te vervoeren. Een bestelwagen, zou de ondernemer nu zeggen.

Houten schepen kunnen oud worden, maar niet zonder goed onderhoud. In onze tijd wordt door moderne watersporters wel eens een beeld geschetst alsof het hebben van een houten schip een eindeloze lijdensweg is van schuren, lakken, reparaties, kortom van tijdrovende inspanning en hoge kosten. Dat beeld klopt gelukkig niet. Het is mogelijk een klassiek houten schip te hebben en te gebruiken zonder de noodzaak van eindeloos onderhoud en hoge kosten. Op voorwaarde dat je ‘goed’ begint, dus met een schip zonder zwakke plekken, dat netjes in de lak zit, waar voorzichtig mee wordt gevaren en dat zowel ’s zomers als ’s winters zo mogelijk een ligplaats heeft in een schiphuis. De zon is immers de vijand van het hout en de lak. Uitdroging zorgt voor onheil aan de romp en slechte ventilatie leidt tot verstikking en schimmel van het hout. Een dergelijk houten jacht is een kostbaar bezit, maar kan bij slecht onderhoud ook snel zijn waarde verliezen. Bij een goed onderhoud gaat een houten jacht echter vele jaren mee, zonder veel inspanning en kosten per jaar. Veel is te leren van de wijze waarop in het verleden dit soort jachten bij voorkeur werd onderhouden.

Eeuweling in 2020

In het voorjaar van 2020 is de Wâldfûgel honderd jaren oud. Haar toekomst ziet er na de laatste verjongingskuur technisch gezien weer goed uit. Maar hoe verder? Wat gaat er met haar gebeuren? Een jacht moet immers varen. Het moet gebruikt worden. Een oud scheepje restaureren en vervolgens als museumschip in een hoekje laten liggen, is zinloos. Dan kon het beter geconserveerd worden en op het Buitenstvallaat in een kijkkast achter glas getoond worden aan het publiek. Nee, een schip is er om mee te varen. Stilliggen leidt tot meer onderhoud dan varen en is zinloos.

Gelukkig heeft het stichtingsbestuur als eigenaar van de Wâldfûgel wel ideeën hoe het jacht behouden moet blijven en een rol kan spelen bij activiteiten die te organiseren zijn rond het Buitenstvallaat. Het opgeknapte jacht kan volgens de stichting gebruikt worden voor:

  • educatieve activiteiten, waar dus jongeren bij betrokken worden;
  • rondvaarten met kleine groepjes mensen met een beperking;
  • promotie-activiteiten bij watersportevenementen bij Drachten e.o.;
  • het uitdragen van de cultuurhistorische waarde van de scheepsbouw aan het Buitenstvallaat door de jaren heen.

Voor de realisatie van dergelijke doelen zullen door de stichting vrijwilligers worden geworven die actief betrokken worden bij het onderhoud van het jacht en het mee-organiseren en helpen uitvoeren van diverse activiteiten


Boek "Fries jacht Waldfûgel honderd jaar" uitgegeven in eigen beheer

Ga voor alle informatie over Dirk Huizinga en zijn publicaties naar naar zijn website: www.dirkhuizinga.com.
Dirk Huizinga vergaart steeds nieuwe informatie. Dat houdt in dat zijn boeken regelmatig worden aangepast en aangevuld. Ze worden daarom ook steeds actueler!

Terug naar vorige pagina