De scheepsbouw vanaf zijn oorsprong

Door ir. Emile van Konijnenburg (met assistent W.K. Versteeg)

Op verzoek van professor Kop uit Delft was Emile van Konijnenburg in 1895 gestart met een studie naar de verdwijnende houten binnenvaart-schepen in Nederland. Dit resulteerde in 1907 in een standaardwerk over de Nederlandse scheepsbouw waar hij grote bekendheid mee verwierf. Naast het prachtig geïllustreerde manuscript maakte hij ook tientallen originele aquarellen van technisch weergegeven scheepstypen met fraaie namen als snik, snijboon, veerhengst of spitse mot. Zijn grote liefde voor de natuur blijkt uit de schitterende decoraties waardoor de afgebeelde schepen vergezeld worden: voornamelijk prachtige bloemmotieven in Jugendstil, af en toe gecombineerd met insecten of vissen.

Verdwijnende houten scheepsbouw

Van Konijnenburg begon in 1895 met zijn studie naar de verdwijnende houten scheepsbouw. Hij vervaardigde meer dan 150 aquarellen van houten schepen en hij verzamelde scheepsmodellen, foto's en andere afbeeldingen van schepen. In 1907 schonk hij zijn verzameling aan de Polytechnische School te Delft (de huidige T.U. Delft) bij de opening van een klein museum behorend bij de afdeling Scheepsbouwkunde, dat was opgericht op initiatief van prof. Vosnack, de opvolger van prof. Kop. De collectie van dit museum breidde zich gestaag uit tot het in 1946 in langdurig bruikleen werd gegeven aan het Maritiem Museum „Prins Hendrik" in Rotterdam.
Het meest in het oog springende deel van zijn werk zijn ongetwijfeld de meer dan 150 aquarellen. De op oblong-formaat gemaakte gekleurde tekeningen zijn geplakt op een kartonnen ondergrond, aan de bovenzijde versterkt met een groene linnen band. Hierin zijn twee messing kousjes gemaakt, die precies over twee pennen passen die in de verschillende vakken van het toonmeubel zijn gemaakt.
De meeste scheepstypen zijn in zij-, voor- en bovenaanzicht getekend, vaak met inwendige constructie-details. Op veel tekeningen van binnenvaart- en vissersschepen, die in de tijd van Van Konijnenburg nog voeren, zijn ook de interieurs van de woonverblijven op een romantische wijze ingetekend. De aquarellen beelden schepen af die Van Konijnenburg niet uit eigen waarneming gekend heeft (zeegaande oorlogsschepen en koopvaarders uit de 17e en 18e eeuw), maar de meeste geven scheepstypen weer uit de tijd van Van Konijnenburg. Omdat houten zeegaande schepen in de jaren negentig van de vorige eeuw in Nederland niet meer gebouwd werden, waren dit voornamelijk schepen van de „kleine vaart": de binnenvaart en visserij.

Het boek "De scheepsbouw vanaf zijn oorsprong" in 3 delen

In 1907 verscheen zijn manuscript in druk, samen met de tekeningen van schepen, zij het in een aanmerkelijk eenvoudiger vorm, zonder de Jugendstil-decoraties. De lithograaf is waarschijnlijk niet geheel zuiver te werk gegaan en ook veel details gingen verloren. De gedrukte versie omvatte drie delen: een tekstdeel, een deel met reproducties van originele bronnen zoals tekeningen, schilderijen en foto's, en een deel met de gelithografeerde gekleurde tekeningen.

In deel 1 geeft Van Konijnenburg, naar de toenmalige inzichten, een grootschalig overzicht van de ontwikkeling van de scheepsbouw in Klein-Azië, het Middellandse Zeegebied en Noord-Europa. De stijl van dit gedeelte is volgens het gebruik van die tijd: er worden algemene en wijdlopige uitspraken gedaan die voornamelijk gebaseerd zijn op incidentele constateringen, aan elkaar geschreven door vooral logisch redeneren. 

In deel 2 geeft Van Konijnenburg een overzicht van de vele, vaak kleine, Nederlandse vissers- en binnenvaart-schepen (of de schamele restanten daarvan) die in zijn tijd nog voorkwamen. Zijn beschrijving lijkt de opvatting te bevestigen dat met de overgang van hout naar ijzer nogal wat scheepstypen ophielden te bestaan. 

In deel 3 zijn de gelithografeerde gekleurde tekeningen opgenomen.

Een paar gelithografeerde gekleurde tekeningen

Samenvatting

Van Konijnenburg geeft een overzicht van hoofdzakelijk Nederlandse scheepstypen die van hout werden gebouwd, waarvan veelal de laatste exemplaren in zijn tijd nog bestonden. Alle door hem getekende scheepstypen waarvan nu nog exemplaren bestaan zijn duidelijk onnauwkeurig weergegeven. Om naar deze tekeningen bijvoorbeeld nauwkeurige modellen te bouwen zijn ze niet geschikt. Hij baseerde zijn aquarellen op opmetingstekeningen van Versteeg. De reputatie van Versteeg bij deskundige tijdgenoten als tekenaar van schepen, alsook als modelbouwer werd in twijfel getrokken. De conclusie moet daarom luiden dat de scheepsbouwkundige waarde van de meer dan 150 aquarellen die Van Konijnenburg verzamelde voor "De scheepsbouw vanaf zijn oorsprong" beperkt is. Zijn werk geeft een impressionistisch - en zeker oogstrelend! - overzicht van de laatste houten schepen van zijn lijd. Daarin vooral ligt de verdienste van "De scheepsbouw vanaf zijn oorsprong". Zij kunnen echter niet worden beschouwd als scheepsbouwkundige tekeningen.

De rol van W.K. Versteeg

De totstandkoming van de meer dan 150 aquarellen is niet geheel aan de arbeid van Van Konijnenburg toe te schrijven. Hierbij speelde zijn assistent W. K. Versteeg een belangrijke rol. Versteeg deed het veldonderzoek, mat schepen op en maakte de tekeningen, die Van Konijnenburg later uitwerkte tot aquarellen. Ook vervaardigde en restaureerde Versteeg enkele modellen van Van Konijnenburg.
Versteeg kwam in 1897 in contact met de nog jonge ingenieur Emile van Ko­nijnenburg, die hem aannam als diens assistent en zou tien jaar lang met hem samenwerken. Van 1897 tot 1907 reisde Versteeg eerst havens en scheepswerven af in heel Nederland en België, en bezocht hij ook haven­plaatsen in Noord-Frankrijk, De­nemarken en Duitsland. Zijn taak was om de laatste houten schepen op te meten en in tekening te brengen en tevens om zoveel mogelijk authen­tieke scheepsbouwkundige tekenin­gen te verzamelen. Zo kreeg hij te­keningen in handen van de oude werf Gips in Dordrecht en de scheepswerf Gebr. Kortlandt in Rotterdam.
In 1902 kreeg hij, op voorspraak van Van Konijnenburg, een vaste betrekking bij Rijkswaterstaat als op­zichter, met Van Konijnenburg als chef. Die werkte toen aan het grote project van de scheiding van Maas en Waal. Versteeg verrichtte opme­tingswerkzaamheden in het veld en deed het nodige tekenwerk. Toen Van Konijnenburg na dit project naar Maastricht verhuisde om de leiding te krijgen van de Maaskanalisatie, ging Versteeg met hem mee.
Versteeg was ook betrokken bij de organisatie van de „Eerste Neder­landsche Tentoonstelling Op Scheep­vaartgebied" (ENTOS) in 1913 te Amsterdam, waaruit later het Ne­derlands Historisch Scheepvaart­museum (nu Rijksmuseum Neder­lands Scheepvaartmuseum) voort­kwam. Hij hielp daar als assistent van C.G. Vattier Kraane, de eerste voor­zitter van de Vereeniging Neder­landsch Historisch Scheepvaart­museum, bij het inrichten van de ex­positie. Versteeg maakte als zodanig ook reizen om modellen, scheeps­bouwkundige tekeningen en andere voorwerpen voor het nieuwe museum op te sporen. In 1917 nam Versteeg ontslag bij Rijkswaterstaat.

Zie ook: Gesprekken met Willem Karel Versteeg door C.J.W. van Waning, eerste voorzitter van de SSRP
 


 

Spiegel der Zeilvaart november 1991 nummer 9 - De scheepsbouw verbeeld door Ir E van Konijnenburg - In Jugendstil gevat

Op 10 oktober 1991 werd in het Maritiem Museum „Prins Hendrik" een opmerkelijke tentoonstelling geopend over het bekende werk „De scheepsbouw vanaf zijn oorsprong" van ir. Emile van Konijnenburg. Vele tientallen door hem vervaardigde aquarellen van houten schepen, alsmede zijn collectie scheepsmodellen en foto's zijn uit het museumdepot gehaald, waar nodig behandeld, en geëxposeerd.
Veelzijdigheid, kunstzinnigheid en passie voor de natuur, zijn karakteristiek voor het leven en werk van „ingenieur-artiest" Emile van Konijnenburg (1869-1956). Als geen ander wist hij technisch werk te combineren met kunstenaarschap, gepaard aan een grote natuurliefde en een ongecompliceerde geest. Geboren in Den Haag in een gegoed, kunstminnend milieu werd Emile door zijn moeder, Jonkvrouwe Sara Louise Vrijthoff, al op jonge leeftijd ingewijd in de geheimen van de tekenkunst. Net als zijn oudere broer Willem, de latere kunstenaar, toonde Emile zich een ijverige, niet van talent gespeende leerling. Zijn aspiraties gingen echter niet zover dat hij koos voor een artistieke scholing; hij besloot tot een degelijke opleiding als civiel ingenieur in Delft. Emile van Konijnenburg bleek een intelligente, vlotte student die zich al op 22-jarige leeftijd ingenieur mocht noemen, en kort na zijn examen als aspirant-ingenieur bij Rijkswaterstaat startte. In 1900 werd hij belast met het eerste grote project waaraan hij zijn naam verbond, namelijk de verlegging van de Maasmond bij Heusden, Noord-Brabant. Tijdens de feestelijke opening in 1904, werd ir. Van Konijnenburg door koningin Wilhelmina benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau; het werd zijn eerste onderscheiding in een reeks van vele.
Inmiddels was hij in zijn vrije tijd begonnen aan wat zijn levenswerk zou worden. Op verzoek van professor Kop uit Delft was hij namelijk in 1895 gestart met een studie naar de verdwijnende houten binnenvaartschepen in Nederland. Dit resulteerde in 1907 in een standaardwerk over de Nederlandse scheepsbouw waar hij grote bekendheid mee verwierf. Naast het prachtig geïllustreerde manuscript maakte hij ook tientallen originele aquarellen van technisch weergegeven scheepstypen met fraaie namen als snik, snijboon, veerhengst of spitse mot. Zijn grote liefde voor de natuur blijkt uit de schitterende decoraties waardoor de afgebeelde schepen vergezeld worden: voornamelijk prachtige bloemmotieven in Jugendstil, af en toe gecombineerd met insecten of vissen.

Als passende „behuizing" voor al deze aquarellen ontwierp Van Konijnenburg een uitzonderlijk meubel, een soort toontafel eigenlijk, die bestaat uit zes compartimenten waarin de aquarellen opgeborgen kunnen worden. De boven- en zijkanten zijn door hem beschilderd met aan de scheepvaart ontleende thema's, meestal gecombineerd met een dier dat in of aan het water leeft.

pdf SdZ november 1991 nr09: De scheepsbouw verbeeld door Ir E van Konijnenburg - In Jugendstil gevat

Spiegel der Zeilvaart december 1991 nummer 10: De scheepsbouw verbeeld door Ir E van Konijnenburg - De rol van WK Versteeg

Door zijn werk "De Scheepsbouw vanaf zijn oorsprong" wordt Van Konijnenburg door velen als een autoriteit gezien op het gebied van de geschiedenis van de Nederlandse scheepsbouw en ook is hij regelmatig geciteerd. Kan zijn publicatie inderdaad aanspraak maken op deze reputatie? Op deze vraag zal hieronder nader worden ingegaan.
De totstandkoming van de meer dan 150 aquarellen is niet geheel aan de arbeid van Van Konijnenburg toe te schrijven. Hierbij speelde zijn assistent W.K. Versteeg een belangrijke rol. Versteeg is bij sommige lezers misschien bekend door zijn in 1947 bij Van Kampen verschenen boekje „Scheepsmodellen", met daarin 56 plans van zeilschepen. Willem Karel Versteeg werd op 2 augustus 1880 geboren te Delfshaven. Zijn levensloop werd al snel bepaald door zijn liefde voor schepen. Als jongetje trok hij al naar de waterkant om houten zeilschepen te bekijken. Hij kwam in 1897 in contact met de nog jonge ingenieur Emile van Konijnenburg die hem aannam als diens assistent en zou tien jaar lang met hem samenwerken. Van 1897 tot 1907 reisde Versteeg eerst havens en scheepswerven af in heel Nederland en België, en bezocht hij ook havenplaatsen in Noord-Frankrijk, Denemarken en Duitsland. Zijn taak was om de laatste houten schepen op te meten en in tekening te brengen en tevens om zoveel mogelijk authentieke scheepsbouwkundige tekeningen te verzamelen. Zo kreeg hij tekeningen in handen van de oude werf Gips in Dordrecht en de scheepswerf Gebr. Kortlandt in Rotterdam.
In 1902 kreeg hij, op voorspraak van Van Konijnenburg, een vaste betrekking bij Rijkswaterstaat als opzichter, met Van Konijnenburg als chef. Die werkte toen aan het grote project van de scheiding van Maas en Waal. Versteeg verrichtte opmetingswerkzaamheden in het veld en deed het nodige tekenwerk. Toen Van Konijnenburg na dit project naar Maastricht verhuisde om de leiding te krijgen van de Maaskanalisatie, ging Versteeg met hem mee.

pdf SdZ december 1991 nr10: De scheepsbouw verbeeld door Ir E van Konijnenburg - De rol van WK Versteeg

Spiegel der Zeilvaart februari 2017 nummer 1: De artistieke kant van ingenieur Emile van Konijnenburg

De 'ingenieur-artiest' werd hij wel genoemd. En wie z'n werk ziet, snapt direct waarom. Emile van Konijnenburg was een veelzijdig man met een paar passies. De verbindende elementen daarin waren altijd water, schepen en de natuur. In zijn nalatenschap bevindt zich een prachtige documentatie van de verdwijnende scheepstypen aan het eind van de negentiende eeuw.
Een saillant detail met betrekking tot Van Konijnenburgs assistent Versteeg: toen na diens overlijden z'n tekeningen werden aangeboden aan het Maritiem Museum werden deze in eerste instantie geweigerd door de toenmalige directeur Petrejus. Die overigens later alsnog bakzeil haalde. Maar wil dat zeggen dat zijn werk daardoor aan waarde inboet? Beslist niet, zolang je het maar met de juiste bril op bekijkt. Het manuscript en de tekeningen bieden ook een schat aan informatie die wel klopt en het allerbelangrijkst is natuurlijk dat Van Konijnenburg scheepstypen heeft gedocumenteerd die niet lang daarna compleet verdwenen zouden zijn.
Bij het manuscript "De Nederlandsche scheepsbouw" en de tweehonderd aquarellen die het manuscript vergezellen hoort een zogeheten aquarellenmeubel, of toontafel. Dit meubel is door Van Konijnenburg zelf ontworpen en gebouwd door meubelmaker Marijnen in 's Hertogenbosch. Daarna is het door Van Konijnenburg beschilderd met nautische motieven en allerlei waterdieren. Het meubel bestaat uit zes compartimenten waar¬in de aquarellen kunnen worden opgeborgen. De klep van elk compartiment is voorzien van twee pinnetjes waaraan een deel van de aquarellen - als de klep geopend is - kunnen worden opgehangen.

pdf SdZ 2017 nr1 februari - De artistieke kant van ingenieur Emile van Konijnenburg

Shipbuilding from its beginnings door E. van Konijnenburg

Een aantal jaren geleden kregen we de beschikking over digitale versies van de Engelse versie van "De Scheepsbouw vanaf zijn oorsprong".
De inleiding:

..... Holland's struggle for life has been a constant battle against the invasion of water. If this has been, on the one hand, an enemy to be feared, it has been, on the other, the natural line of communication above all others which has made our ancestors, since time immemorial, a nation of seamen. The boat was a necessity as indispensable as the house. It is impossible to say who invented the boat; every one has contributed his mite to its building and this has given rise to its gradual development. The discovery that wood would float was due, evidently, to chance. Use must have been made first of the trunk of a single tree, and afterwards several must have been joined together to make a raft. Then came the hollowed trunk which was followed, in its turn, by a boat with a framework covered with skins from which the finished boat was born. (i) Necessity has taught us naval architecture and the art of war, which give the means by which to dominate the nations, Between the floating trunk of a tree and the most complete ship, there have come into existence all sorts of intermediate forms, of which most are still to be found even in our day. Noah, according, to the writers of antiquity, must have been the first shipwright. The old authors enter into circumstantial details on this subject and give various drawings of Noah's " ark ». Several of these drawings are reproduced in the atlas of this work. The only value of these reproductions of the ark lies in the fact that they probabby represent a ship of the time of their author. It must also be noted that the first shipbuilder is as entirely unknown as the first inventor of the boat. That which is beyond any doubt is ; that the mutual influences of various nations have been important factors in the evolution of the ship. This latter, on its side, served to bring into contact nations widely separated by water and to open up countries as yet unexplored .....

Bij alle tekeningen wordt ook de Nederlandse tekst vermeld.

Terug naar vorige pagina