2018 nummer 9: Een bootje er bij

Wat er allemaal ooit is vastgelegd ....

Misschien al wel een jaar geleden kreeg ik een paar foto’s doorgemaild van Jacob Jan Kooij. Hij wilde weten of ik wist welke boten er op de foto’s stonden afgebeeld. Hij had ergens een album gekocht met daarin foto’s die, zoveel was wel duidelijk, genomen waren op de Loosdrechtse plassen.
Helaas waren de bestandjes klein, de foto’s niet al te scherp, maar ze waren wel intrigerend. Een ervan wil ik hier speciaal onder de aandacht brengen. Een foto van een Fries jacht met een  jol die al zeilend gesleept wordt. De grootte  van het Friese jacht en de grootte van de jol geven een beetje een vervreemdende indruk. De verhoudingen kloppen niet. Je verwacht geen jol als bijboot bij een tjotter of Fries jacht.

Vroeger was het heel gebruikelijk dat er een jol, bij de grotere schepen een sloep of vlet, werd meegesleept. Vaak overnaads gebouwd. In de tijd dat er alleen maar gezeild werd, was zo’n bijboot handig om lijnen naar de wal te kunnen brengen. En natuurlijk werden ze gebruikt om naar de wal te varen wanneer je ergens voor ander lag. Er kon meestal mee geroeid en gewrikt worden. Het wrikken wordt nog altijd getraind bij de zeeverkenners. Hun lelievletten hebben nog altijd een wrikgat of een wrikdol. Het is verbazingwekkend hoe snel je op die manier een boot door het water kunt laten bewegen.

In het veel geprezen boek: De Zeilsport, eerst geschreven door H.C.A. van Kampen en later herzien door Ir. J. Loeff, wordt er in alle drukken expliciet aandacht besteed aan de bijboot. Van zware motorvletten tot kleine plakhouten bootjes die omgekeerd aan dek kunnen worden meegenomen.
De jol van vroeger is tegenwoordig veelal vervangen door een rubberboot. Makkelijk te varen, snel met een buitenboordmotor en omdat de drijvers “zacht” zijn, veroorzaken ze nauwelijks schade aan het eigen schip of dat van een ander. Deze rubberboten vallen een beetje buiten mijn interesse sfeer. Mijn indruk is dat ze vooral praktisch zijn. Of ze vaak een onderwerp van gesprek zijn, ik heb niet de indruk.

Zelf hebben we een overnaadse jol als bijboot. Drie meter zestig lang. Er kan mee geroeid worden en er zit een buitenboordmotor bij. Soms is het handig om zo’n bootje bij je te hebben. Soms is het ronduit lastig. Het ijzeren beslag op de steven kan makkelijk ergens een kras veroorzaken, het strak gelakte scheepje kan makkelijk beschadigen. Het scheepje is een hobby van één van onze zoons. Wij wijzen het niet af.

Dat zulke kleine, mooie, bijbootjes lang in het geheugen van mensen blijven hangen blijkt wel uit het volgende; Tijdens het historisch onderzoek naar de geschiedenis van de Lemmeraak 'Wielewaal' kwam er een wedervraag van de kleindochter van de eerste eigenaar: “Is het jolletje nog altijd bij het schip?” Zij had nog foto’s met daarop een jol als bijboot. Op deze plek beperk ik me slechts tot het antwoord: “Nee”. Maar het jolletje dat nu als bijboot van de 'Wielewaal' lijkt er wel héél veel op. (Binnenkort komen we terug op het verhaal van de 'Wielewaal').

Tenslotte, de foto van het Friese jacht met jol, is bijzonder. Het bestaan van het scheepje was bekend, maar niemand had een indruk hoe ze er had uit gezien. Het is de 'Topper II'. Een scheepje dat volgens overlevering in 1869 gebouwd is op de werf van Eeltje Holtrop van der Zee in Joure (Nederlandsch Jachtregister 1924/25). De gelijkenis in haar voorkomen met de in Joure in 1867 gebouwde 'Njord' is groot.


Reacties van lezers van de Nieuwsbrief

P.W. Hofkamp: Ook de boeier 'Albatros' had een sloepje achter zich aan. Deze werd gebruikt als opdrukker bij geen wind.

Derck Steenstra: Je schrijft lengte 3.60, dat betekent 12 voet. Het is echter geen 12 voetsjol. Veel grotere jachten hadden deze als bijboot. In mijn jeugd hing er ook een achter 'De Maze'. Kostte wel altijd een bemanningslid bij afmeren. Een stijlvolle boot. Met ruime wind 30 mtr achter moederschip, want bij flinke zeegang haalde ze deze in, herinner ik me nog.

Peter Tolsma: Leuk verhaaltje. Als ik naar de jolletjes kijk, lijken ze wel heel veel op de sloepjes zoals Kerstholt (Marnixstraat Groningen aan het Hoornse Diep die bouwde). Krul (van Terschelling) bouwde ze ongeveer ook zo, maar nog iets “wifter”. Het is natuurlijk een semantische kwestie of we hier nou moeten spreken van een jol of van een sloepje. Maar dat terzijde.

A. van der Leede: Ik heb nog een jol liggen die altijd achter een klipper heeft gehangen. Ik heb deze jol gerestaureerd en is prachtig geworden!


 

Het Vlugschrift "Uit het Stamboek - Behoud(t) het goede" 
wordt samengesteld door Gerard ten Cate.


Alle vlugschriften "Behoud(t) het Goede" zijn in de SSRP-website verzameld in "Uit het Stamboek - Behoud(t) het goede" in onze verhalenbundel "Goed" Gebundeld.
Hierin bundelen we ons maandelijkse vlugschrift "Uit het Stamboek - Behou(d)t het Goede"; de verhaaltjes over maritieme zaken uit het dagelijks leven van Dirk Huizinga en onze Stamboekbijdrages in de Spiegel der Zeilvaart.

Terug naar vorige pagina