2021-07: Over schepen die men aak noemt

Spiegel der Zeilvaart september 2021 nummer 7

Toen de Engelsman Doughty in 1888 zijn zeiltocht door Friesland maakte keek hij zijn ogen uit. De grachten lagen volgepropt met die voor hem zo eigenaardige Nederlandse vrachtschepen. Volgens Doughty leken ze allemaal sterk op elkaar en verschilden ze slechts in de details. Het eindeloos onderscheiden van scheepstypen die ondertussen allemaal op elkaar lijken, was voor Doughty een typisch Hollandse afwijking. Ruim dertig jaren later schrijft Philippona, toch zeer deskundig op platbodemgebied: 'Een vrolijk ingewikkelde verwarring in de benamingen van oude scheeps- en jachttypen, heeft van oudsher bestaan; een wonder is het dus niet, dat wij er ook thans zo slecht in thuis zijn.' De benaming aak is evenals tjalk zo ongeveer een soortnaam geworden, waarmee onderling zeer verschillende schepen worden aangeduid. Constructief is het meest opvallende bij een aak het verloop van het vlak. Het vlak is in het voorschip en achterschip omhoog gebogen en verloopt in het berghout en de huidgangen.
Nog zo'n bekende auteur, P.W.M. Sopers, stelt dat de functie van de voorsteven - het bevestigen van de huidgangen - bij het steeds ronder worden van de schepen eigenlijk kwam te vervallen en dat bij de constructie van de aak deze ontwikkeling consequent is doorgetrokken. De achtersteven is meestal wel aanwezig en dient ter ophanging van het roer.

De visaak, voorloper van de Lemsteraak

Tot de aken, die geen "echte" aken zijn, behoren de Friese vissersschepen. Van Waning schrijft in 1953 dat de aanduiding aak in het Friese taalgebruik het soort schip steeds met de visserij verbindt en in een oud Oost-fries woordenboek wordt het verklaard als schip met vlakke bodem. In Friesland zijn gelukkig nog een aantal kleine visaken voor het binnenwater te zien. Een vroege jachtversie van dit type is de in 1868 door Eeltje Holtrop van der Zee in Joure gebouwde 'Dolphijn', lang eigendom van Hendrik Voordewind, die er uitgebreid over heeft geschreven. De visaken waren niet alleen zeewaardiger dan de andere open vaartuigen die op de Friese binnenwateren werden gebruikt, zij hadden bovendien zeer goede zeileigenschappen, ondanks hun grote bun.

De houten Lemsteraak 'Zevija', gebouwd in Joure in 1898
De houten Lemsteraak 'Zevija', gebouwd in Joure in 1898

Zeewaardige aken

Voor de visvangst op de Zuiderzee werd door Eeltje Holtrop in 1898 een zeewaardige houten visaak gebouwd. Dat is de nu nog bestaande 'Zevija', een aak van meer dan 10 meter lengte, waarin duidelijk de lijnen van een rond jacht te herkennen zijn. Deze aak was dus aanzienlijk groter dan de visaakjes die tot dan toe waren gebouwd. De Boer in Lemmer bouwde in 1876 al z'n eerste houten aken, schepen die we nu Lemsteraak noemen, maar daarover volgende keer meer.

Jan Eissens, Stamboekbeheerder
stamboek@ssrp.nl

pdf SdZ 2021 nr07 September - Over schepen die men aak noemt

Terug naar vorige pagina