2021-9: De Botter, stoer en elegant tegelijk

Spiegel der Zeilvaart november 2021 nummer 9

Tijdens de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw was de botter het belangrijkste vissersschip op de Zuiderzee, maar het type werd ook op andere wateren ingezet. Zo kennen we de grotere Noordzeebotters en na het midden van de negentiende eeuw zien we de botter zelfs op de Schelde terug, tot voorbij Antwerpen.
Als "Belgische botter" is de botter van Baesrode bekend. Al een paar jaar is men daar bezig met de bouw van een replica. Conservator Jules van Beylen van het Scheepvaartmuseum in Antwerpen heeft zich uitgebreid bezig gehouden met de botter. Hij schreef: `Hoe men uiteindelijk tot de laatste vorm van de Zuiderzeebotter is gekomen, zal waarschijnlijk nooit helemaal duidelijk worden. Vissers en scheepsbouwers zijn van huis uit conservatief en niet zonder reden. Als een botter van stapel gelopen was, kon men het niet `even' veranderen als bleek dat het schip niet helemaal voldeed. Eventuele aanpassingen werden dan doorgevoerd bij de bouw van een volgende botter.

Veranderingen kwamen tot stand door overleg tussen de visser-opdrachtgever en de kennis en kunde van de scheepsbouwer. Deze evolutie nam decennia in beslag.' Een ontwikkeling die je naadloos kunt projecteren op de ontwikkeling van vrijwel alle scheepstypes in het Stamboek. Bij de overgang in de scheepsbouw van hout naar ijzer, is er ook een aantal botters van ijzer en later van staal gebouwd. Stalen visbotters zijn echter nooit populair geworden. Ze werden wel ingezet als stalen Noordzeebotter met stuurhuis en motor. Er zijn ook stalen jachtbotters gebouwd maar nooit in de aantallen van de andere scheepstypen in het Stamboek. Wim de Bruijn heeft in de Spiegel recent nog aandacht besteed aan de stalen botterjachten. (Zie SdZ 2020.9)

Van beroep naar plezier

Rond 1900 was de botter het belangrijkste scheepstype van de Zuiderzee. Van de tweeduizend vissersschepen, grote en kleine, bestond het merendeel uit botters. Na de oprichting van de SSRP waren er nog tientallen in nagenoeg originele staat over. Dat werd duidelijk tijdens de eerste grote reünies van de SSRP en de eerste Sail in 1975. Aan deze presentaties deden veel originele botters mee, bemand door groepen liefhebbers die het varen met deze schepen spectaculair vonden. Daarbij werd ook duidelijk dat er geen twee identieke botters waren, net zomin trouwens als vroeger. Elke visbotter was door mensenhanden gemaakt zodat de karakteristieken, de afwijkingen, aardigheden en eigenaardigheden van het schip al bij de bouw waren bepaald.

Botterjacht Kleine Beer, gebouwd bij Kok in Huizen, 1946. (Plaquette 131). Het botterjacht heeft tochten gemaakt tot Corsica aan toe. (Archief Machienus de Jonge, ZZM Enkhuizen)
Botterjacht Kleine Beer, gebouwd bij Kok in Huizen, 1946. (Plaquette 131). Het botterjacht heeft tochten gemaakt tot Corsica aan toe. (Archief Machienus de Jonge, ZZM Enkhuizen)

Zeilwedstrijden met botters

Het gebruik om werkschepen zoals botters als pleziervaartuig te benutten is zeker geen nieuwigheid. Leden van de Amsterdamse zeilvereniging `Het IJ' organiseerden al vanaf 1890 jaarlijks een zeilwedstrijd met Marker botters, met als bemanning leden van `Het IJ'. De visser-eigenaar mocht zich niet met het zeilen bemoeien, maar dit verbod werd 'omzeild' door de man in het vooronder plaats te laten nemen vanwaar hij, leunend over het onderdeurtje, zijn aanwijzingen gaf. Diverse leden van de vereniging hadden overigens zelf ook prachtige botterjachten in bezit.

Botters met kajuit

Belgische jachtlui gaven de voorkeur aan kajuitschepen. Zij lieten voormalige werkschepen dan ook altijd ombouwen en gebruikten die niet in hun oorspronkelijke toestand, zoals met botters op de Zuiderzee vaak wel gebeurde. Nieuwbouwschepen, voor Belgen op stapel gezet, werden meteen als kajuitjacht afgewerkt. Onder deze botters telde men erg fraaie schepen, gebouwd volgens de klassieke lijnen. Andere werden ontworpen als grote luxejachten die nog maar weinig gemeen hadden met de échte botter, maar niettemin toch aan dit type ontsproten waren. Over het algemeen kan worden gezegd dat botterjachten een hoger achterschip kregen dan een visserman, omdat het jacht over een motor beschikte en er niet over het achterschip werd gevist. Ook werd de kop meestal lager gemaakt.
In Nederland nam Janus Kok na een grote brand in 1937 een nieuwe werf in Huizen in gebruik. Door de afsluiting van de Zuiderzee werden er geen houten visbotters meer besteld. Op de nieuwe werf bouwde hij in eerste instantie een serie botterjachten. De rompvorm paste hij een beetje aan. Ze werden een slag kleiner, de mast ging iets naar voren ten gerieve van de kajuit en het achterschip werd iets hoger vanwege de motor en de zelflozende kuip. Daarna werd er sporadisch op een aantal plaatsen nog een houten of een stalen botterjacht op stapel gezet. Er zijn er diverse in het Stamboek ingeschreven.
Gelukkig bepalen de botters door de inzet van vele vrijwilligers nog altijd het beeld in diverse oude vissershavens rond de voormalige Zuiderzee.

Jan Eissens, Stamboekbeheerder
stamboek@ssrp.nl

pdf SdZ 2021 nr09 november - De Botter stoer en elegant tegelijk

Terug naar vorige pagina