J. Kok & Zn - Huizen

Ruim een eeuw geleden bezat Huizen twee botterwerven, de werf 'Gebroeders Schaap' en de werf 'J. Kok & Zn'. Amsterdamse firma Boelen en Boissevan startten in 1859 de allereerste werf op. Die wordt geleid door Pieter Kater, de zoon van de grote Monnickendamse werfbaas Geret Kater.
Deze werf kwam al gauw stil te liggen en werd in 1868 overgenomen door Jacob Schaap. Het bedrijf was geheel op de visserij gericht. Na een conflict met de Gebroeders Schaap werd in 1882 de werfkolk uitgebreid met een 2e werf Lindeman en Kooy. Enkele jaren later trad ook Joost Kok, een zeilmaker van oorsprong en werkzaam geweest bij Gebroeders Schaap, toe en in 1916 ging de werf verder onder de naam J. Kok & Zn. Kok was al bedrijfsleider voordat hij in 1916 de werf overnam en werf Lindeman en Kooy ophield te bestaan. Bij meerdere schepen staat de naam Kok als bouwer vermeld, terwijl hij de werf pas in 1916 op z'n naam krijgt.
Rond 1905 gaan de zaken zo slecht, dat beide Huizer werven (Schaap en Lindeman en Kooy) - die aan twaalf man werkgelegenheid bieden - alleen nog reparatiewerk hebben. Zij hebben ’op speculatie’ drie botters gebouwd, die respectievelijk al één en twee jaar op een koper liggen te wachten.

In 1924 sloot de scheepswerf 'Gebroeders Schaap' definitief de deuren. Huizen was eerder een bloeiende vissersplaats van waaruit werd gevist op de Zuiderzee op: 'bot, haring en ansjovis'. Na het afsluiten van de Zuiderzee in 1932 was het moeilijk voor de vissers om nog een bestaan te vinden. Tot 1924 zijn bij de werf 'Gebroeders Schaap' 232 botters, 13 kwakken en een blazer van stapel gelopen (gebouwd). De werf werd gesloten toen bleek dat er geen geld meer te verdienen was met de bouw en het onderhoud van botters.
De scheepswerf 'J. Kok & Zn.' startte in 1916, bleef bestaan tot 1967 en werd vooral bekend met haar zeeschouwen.

Scheepswerf Gebroeders Schaap

Deze werf bestaat al lang niet meer, maar van 1868 tot 1924 was hij te vinden aan het einde van de oude haven. Deze haven eindigt nu tegen de kade langs de Bestevaer, maar was destijds ongeveer 200 meter langer. Men noemde dit gedeelte 'het kanaaltje'. Aan de westkant van dit stukje haven lagen twee scheepswerven, die van Schaap en die van Kok (v/h Lindeboom & Kooij). Dit havengedeelte werd in de jaren vijftig gedempt en maakt nu deel uit van de fabrieksterreinen van de Balamundi.
De precieze datum van de stichting van de werf is onbekend. Wel weten we de naam van de stichter: Jacob Jacobszoon Schaap (1838-1887). Hij was timmerman/aannemer en beheerde, samen met zijn oudste broer Hendrik, behalve de werf ook nog een taanderij, een verhuurbedrijf van botters, een handel in ansjovis, een rokerij, een mandenmakerij en een scheepssmederij. Deze 'Gebroeders Schaap' stamden uit een bekend geslacht in Huizen. Hendrik, de handelaar, was jarenlang wethouder van de gemeente Huizen. De derde broer, Lambert Schaap, was één van mijn overgrootvaders. Hij was de eerste Schaap die kaashandelaar werd.
In 1887 stierf Jacob op 49-jarige leeftijd. Zijn weduwe, Gesina Fransen (in onze familie genoemd `Geezemeut van de haven'), heeft daarna jarenlang de zaken beheerd voor haar minderjarige zoons Jacob ( ook wel bijgenaamd `Potloodje') en Hermanus. Toen zij volwassen waren, zetten zij de scheepsbouwfirma voort. In de jaren na 1900 gingen de zaken niet zo goed meer, omdat de visserij achteruit ging.
De firma had verschillende botters en kwakken in gebruik als inkoopschepen ('koopschuiten'). Deze schepen kochten op zee de vangst van de vissers op en brachten die aan wal in Huizen om zo de aanvoer van vis voor de eigen rokerij te garanderen. Maar in 1892 liep de visserij al niet meer zo goed als zo'n tien jaar eerder. Veel animo voor het kopen van een nieuwe schuit was er onder de vissers niet, er koopschuiten van te maken loonde niet. In 1924 werd de werf gesloten.

Tekening (Kok) Botter EB69 1898 - In tekening gebracht door Henk Lunstroo in 1961
Tekening (Kok) Botter EB69 1898 - In tekening gebracht door Henk Lunstroo in 1961

Waterkampioen 1938 augustus nr606 - De haven van Huizen en de botters

Toen het IJsselmeer nog Zuiderzee was, en de verschillende kustplaatsen haar productief aandeel hadden in de loonende vischvangst, was ook Huizen een belangrijke visschershaven. Ruim zoo botters voerden de letters HZ in hun bruin getaande zeilen. Langs de haven stonden verschillende rookerijen, er waren flinke scheepstimmerwerven, waar regelmatig nieuwe botters gebouwd werden en de Huizer vischventers met hun bekende platte petten, de zoogenaamde „vischkruiers", vond men over het geheele land verspreid, ja breidden hun zwerftochten zelfs uit tot het Rijnland en Westfalen.
De langzaam voortschrijdende industrialisatie van Huizen was zelfs oorzaak, dat de haven een geheel ander aanzien kreeg. In de door de rookerijen verlaten gebouwen vestigden zich kleine industrieën. De alles overheerschende Balatum-fabriek breidde zich dermate uit, dat ten langen leste de overgebleven scheepswerf van J. Kok, met het bijbehoorende haventje werden opgeslokt. De enorme hoeveelheden vliegasch, die deze fabriek met kwistige hand over de haven uit-strooide en het gebrek aan een rustige ligplaats waren oorzaak, dat de zeiljachten Huizen gingen mijden en het zag er alleszins naar uit, dat deze mooie haven voor de zeilsport verloren zou gaan.
De heer Kok, de eigenaar van de laatst overgebleven, en door de uitbreiding der Balatum-fabriek verdwenen scheepswerf, dacht er anders over. Geboren Huizenaar en ervaren scheepsbouwer, wilde hij noch zijn geboorteplaats verlaten, noch zijn mooie vak vaarwel zeggen. Van de veronderstelling uitgaande, dat het IJsselmeer een prachtig water is voor de beoefening van de zeilsport, en dat de haven van Huizen voor het Gooische achterland, waar zoovele zeilers wonen, een unieke gelegenheid biedt om als zeilsportcentrum te worden gekozen, werkte hij een plan uit tot stichting van een nieuwe werf, speciaal gebaseerd op de zeilsport. Na veel moeilijkheden te hebben overwonnen slaagde hij er eindelijk in een nieuwe werf te bouwen, aan den overkant van het havenkanaal, recht tegenover de kalkfabriek. Een ruime werkloods, gescheiden van een flinke bergloods voor winterberging, een werfkanaal met helling, geven de scheepswerf een outillage, die den eigenaar in de gelegenheid stelt aan de zwaarste hem gestelde eischen te voldoen.
En wat zien wij nu gebeuren? De botter, het schip, dat door de eeuwen heen bewezen heeft zoo bij uitstek geschikt te zijn voor het bevaren van de Zuiderzee en de Wadden, het schip, dat door het ophouden van de vischvangst ten doode was opgeschreven, dat mooie schip zal niet verdwijnen. De botter herleeft in den vorm van zeiljacht. Op de nieuwe werf staan er reeds twee op stapel.

pdf Waterkampioen 1938 augustus nr606 - De haven van Huizen en de Botters

Waterkampioen October 1931 nr 249 - Ontwerp van een botterjachtje van 9 bij 3 Meter, dus belangrijk kleiner dan de vischbotters

Terecht zijn onze Zuiderzeevisschersvaartuigen bij de Nederlandsche plezierzeilers geliefd als voorbeelden voor den bouw van jachten. Het zijn ruime, zeewaardige schepen, en de snelheid staat niet al te ver achter bij die van moderne scherpe jachten. Vaak worden dan ook botters en lemmeraken tot jacht verbouwd. Een bezwaar daarbij is, dat men aan bepaalde, gangbare afmetingen gebonden is. De schepen der Zuiderzeevisschers varieeren slechts weinig in afmetingen: de lengte is steeds ongeveer 12 à 14m en de breedte ongeveer 1/3 deel daarvan. 
De werven, die deze vaartuigen bouwen, zijn op deze afmetingen ingesteld, evenals de mallen, die zij voor den bouw gebruiken, en vrij veel moeite kost het haar, een schip van andere afmetingen dan de gangbare te bouwen. Wij zagen wel eens een enkel klein bottertje of hoogaartsje als jacht in de vaart, maar toch slechts zeer zelden.
Het is daarom met veel genoegen, dat wij hierbij onzen lezers een ontwerp toonen van een botterjachtje van 9 bij 3 Meter, dus belangrijk kleiner dan de vischbotters, maar niettemin nog „schip" genoeg, om onder vrijwel alle omstandigheden de Zuiderzee te bevaren. Het ontwerp werd gemaakt door den heer A. Kok van de Scheepswerf J. Kok te Huizen (N.-H.), een werf, die zich naast den bouw en reparatie van visschersvaartuigen ook op den bouw van jachten toelegt en op dat gebied reeds goed werk leverde.

Een klein Botterjacht van J. Kok in Huizen

De Jachtbotters van Kok in Huizen

Dr. G.H. Bast schrijft in december 1988 in zijn "Levensbeschrijving van zijn botterjacht 'Taling' ('Johanna')":
Zijn werf deelde in de algemene malaise, rondom de Zuiderzee verergerd door de afsluiting; al jaren bestelde geen visserman meer een houten botter. Niettemin had hij de euvele moed in '37 een nieuwe werf in een nieuw gegraven haven in Huizen in gebruik te nemen alwaar hij besloot botterjachten te gaan bouwen. De rompvorm paste hij een beetje aan: een slag kleiner dan de visserbotters, ten gerieve van de kajuit de mast een fractie voorlijker en ten gerieve van een zelflozende kuip het achterschip iets hoger; per slot hoefden er geen netten binnengehaald te worden. Uit die laatste overweging plaatste hij achter aan beide boorden een zelfde bolder als op het voorschip, in plaats van de losse korvijnagel door de knie voor het achterhuisje. In De Zeilsport van van Kampen (2e druk) staat een lijnenplan van een klein exemplaar van het type.
Het werd een hele serie (zie onder) maar de bouwer kon daar helaas weinig gegevens over verschaffen omdat in latere jaren zijn archief door brand verloren ging. De bouwer schreef mij (in '71) dat hij in de winter '37/38 in aanbouw had de 'Hetty II' en een "gelijkwaardige botter" Johanna (later 'Taling'), de eerst genoemde voor de heer Jelgersma te Wassenaar en de tweede voor de heer Chr. Kok (geen familie) te Oud-Loosdrecht. De schepen werden in juni, resp. juli '38 opgeleverd (volgens overlevering compleet getuigd maar zonder motor voor de prijs van f. 3.750.-).& Hoewel de opgegeven loa maten niet kloppen met die genoemd in De Uitkijk (Waterkampioen 25-2-38), ben ik overtuigd dat de 'Hetty II' de latere 'Vrijheid' is; met de 'Taling' (ex 'Johanna') een perfecte één-eiïge tweeling. Overige mij bekende exemplaren uit de serie zijn: 'De Jonge Jaap', de Bruine Beer, de 'Bruinvisch' (1945), de 'Geertje', de 'Kleine Beer' (1946), de Afke Tjeerdje (1954) en wellicht de 'Schokland' (ca 11.50 m.) Beide laatst genoemden wijken constructief in verschillende opzichten af van de type kenmerken.
Alvorens de levensgeschiedenis van de Taling te volgen nog enkele wetenswaardigheden van het type Kok-jachtbotter.
Ook zijn visserbotters herkent men onmiddellijk aan de Kok knop van het helmhout. Typisch voor zijn jachtbotters is de doosvormige constructie van binnen- en buitenboeisel met potdeksel, met in zijaanzicht een gilling achter de voorbolder en voor de achterbolder. De constructie van de romp is exact die van de visserbotters, zij het dat uiteraard de bun met deken en dekenpoten ontbreekt. Men moet grote bewondering hebben voor het esthetisch talent waarmee Kok de kajuitlijnen heeft afgekeken van boeiers/Friese jachten en heeft aangepast aan zijn botterzeeg. Maar hoe zo'n kajuit constructief moest had hij uiteraard niet van zijn vader geleerd en daar deugt dan ook geen hout van. De voorzijde van de kajuit zat koud tegen het zeilwerk gespijkerd, de zijden koud tegen de kopse kanten van knieën en gangboordbalkjes.
Hetzelfde gebrek aan constructief inzicht in de eisen van een dragende houtconstructie kwam tot uiting in de constructie van de kajuitschotten (tegen de legger gespijkerd i.p.v. er op staand), van het schuifluik en van de langsscheepse "hoofden" van het vioolluik (te licht uitgevoerd en niet solide dragend op respectievelijk mastwang en eerste weer doorlopende dekbalk). Bij "vioolluik" hoort een toelichting: sommige jachten uit de serie, w.o. de Taling, hebben een zogenaamde klikmast, afgekeken van de tjalk. Enkelen strijken bovendeks met bokkepoten.
De 'Taling' behoort kennelijk tot de vroege exemplaren van de serie. Het opmerkelijke is dat latere exemplaren een aantal constructieve zwakten niet meer vertonen. Om een voorbeeld te noemen: bij de Taling staat het binnenboeisel koud op het buitenste dekdeel; een moeilijk te breeuwen naad. Bij de Kleine Beer is dat een "droge naad". Kok leerde al doende.


Zeeschouwen na 1964

In 1920 werd de op één na laatste botter voor de visserij gebouwd en ging deze werf over op jachtbouw. In 1931 neemt zoon Janus Kok de werf over, die nadat zijn broers in Muiden waren begonnen, de werf met veel tegenwerking van de Gemeente wist over te plaatsen naar de 'elleboog' van de haven. In 1964 kwam zoon Jan in de werf en werd de werf bekend door zijn stalen Kok-schouwen.
In 1956 kwam er iemand met een stalen vissermanschouw op de werf. Hij had de schouw gekocht van een visser uit Hoorn. De bun moest eruit, het vooronder betimmerd en het schip moest als jacht word en getuigd. De eerste zeeschouw als plezierjacht!  Aanvankelijk werd er met tien man personeel gewerkt. In de jaren tussen 1960 en 1970 toen er zo'n 60 schouwen werden gebouwd, waren er 20 man in dienst. Na een brand in 1967 die de hele werkplaats in as legt, loopt het af. Er komen steeds meer werven die zeeschouwen bouwen en de spoeling wordt daardoor dun. Later zijn op andere werven ook Zeeschouwen, ontworpen door Kok, gebouwd.

Alle resultaten

Overzicht van schepen met SSRP-Plaquette, gebouwd door J. Kok & Zn

Spiegel der Zeilvaart 1981 nummer 5: De Zeeschouwen van Kok

Door een toevallige omstandigheid in 1956 werd de zeeschouw als jacht in de daaropvolgende jaren bijzonder populair. Om­dat de familie Kok in Huizen een belangrijk aandeel heeft gehad in die ontwikkeling, ging de Spiegelredactie op bezoek bij Adrianus (Janus) Kok (83) in Huizen en bij zijn zoon Jan (50) in Gorredijk.
Zoon Jan groeide niet met hout maar met staal op. Er moest veel gerepareerd worden aan stalen binnenschepen die regelmatig op de helling in Huizen naar boven werden getrokken. Het werken met staal lag hem ook wat meer. In 1956 kwam er iemand met een stalen vissermanschouw op de werf. Hij had de schouw gekocht van een visser uit jacht worden getuigd. De eerste zeeschouw als plezierjacht! Intussen nam Jan in Amsterdam privéles om de theorie van het tekenen van lijnenplannen onder de knie te krijgen. In 1959 tekende hij een zeeschouw van 9 meter en plaatste een advertentie in de Waterkampioen. Een dag later waren er op het plan al twee schepen verkocht! De schouwen werden in diverse lengtes gebouwd: de acht meter, negen meter en de tien meter schouw.
In acht meter is het niet mogelijk om stahoogte te krijgen, daarom heeft het ook geen zin om een hoge opbouw te forceren. In de negen meter uitvoering wilde de eerste eigenaar persé stahoogte en we zien op de foto een verhoogde kajuitopbouw, een soort hondehok met grote ramen. In die tijd, toen nog niet zo over klassiek verantwoorde vormen werd gesproken, werd dat zonder problemen geaccepteerd. Toch zat dat „hondehok" Kok niet lekker en hij zette een heel nieuw plan op. De breedte van 3,27 m bracht hij op 3,46 m. Het vlak werd smaller en kon, om op dezelfde waterverplaatsing te komen, dieper komen te liggen. Het gevolg was een negen meter schouw met stahoogte zonder dat een extreme opbouw hoefde te worden gemaakt. Wel kreeg het kajuitdak een fraaie zadelvorm die de stahoogte in de midscheeps ten goede kwam. Het vreemde was, en dat merkte men later tijdens wedstrijden, dat het jacht in de nieuwe uitvoering sneller liep dan de oude uitvoering. Eerlijkheidshalve moet vermeld dat het zeiloppervlak ook groter was geworden omdat het bredere schip makkelijk meer zeil kon voeren.

pdf SdZ 1981 nr05 - De Zeeschouwen van Kok

Spiegel der Zeilvaart februari 1993 nummer 2: Kok-Zeeschouwen zijn weer leverbaar, gebouwd door Mulder&Vos in Weesp

Trouwe lezers herinneren zich wellicht het artikel over de Zeeschouwen van Kok in de 5e jrg. 1981 nummer 5. Voor jongere lezers is het nuttig om eerst wat achtergrondinformatie te geven. Vroeger was er in Huizen een oude botterwerf van Janus Kok. Toen er in de jaren vijftig van hout op staal werd overgeschakeld, kwam er vraag naar nieuwbouw van stalen schouwen. Zoon Jan tekende in 1959 een negen meter schouw en een dag na een advertentie in een watersportblad waren er al twee stuks verkocht.
Na een brand op de werf in 1967 liep het af met de nieuwbouw. Bovendien was er een grote concurrentie in het nieuwbouwen van schouwen.
Toch bleef er vraag naar Kok-schouwen en de heer Mulder kreeg de rechten van Kok om de schouwen naar zijn ontwerp te mogen bouwen. In zijn bedrijf in Weesp (Mulder & Vos) werden nog een stuk of acht schepen gebouwd en toen werd de productie, noodgedwongen, stopgezet. Het was enkele jaren stil rond de nieuwbouw tot we eind vorig jaar tot onze vreugde weer een advertentie zagen van een nieuwe werf in Lelystad met de naam Kok Zeeschouw!
Na de aankondiging ging het wonderlijk snel. Er zijn opdrachten voor vier schepen met een lengte van tien meter. De Kok-schouwen kunnen in verschillende stadia van afbouw worden geleverd. Bij de aanschaf van een casco zijn er veel extra's. O.m. acht lichtrandgaten en twee patrijspoorten. Kuipvloer met zelflozers, opstaande schot¬ten met dichtgelaste bovenzijden. Laswerk ten behoeve van de kluiverboom en mastkoker. Het casco wordt gebouwd van gestraalde en in de epoxyprimer gezette plaat.

pdf SdZ 1993 nr02 februari - Kok-Zeeschouwen zijn weer leverbaar

Meer informatie

In het boek 'Tien Platbodemjachten' van Jan Kooijman worden de 9 en 10 meter Kok-schouw beschreven met daarnaast een aantal praktijkervaringen.

Terug naar vorige pagina