Botterjacht 'Taling' boven water

Jurgen de Jong uit Roden schrijft ons op 3 augustus 2019: De 'Taling' (Johanna) is boven water. Een maand of 3 geleden heb ik het schip gekocht.

De 'Taling' (Plaquette 720) lag nog bij scheepswerf Joh. van der Meulen in Sneek. Inmiddels heb ik hem op de kant bij de klassieke scheepswerf van Pieter Wijma in de Poffert (Groningen). Deze werf is bijna honderd jaar geleden gesticht door E. Apol uit Appingedam.
De staat van het schip is, wel......... had ik hem niet gekocht dan was hij afgeschreven. Ik ben begonnen met de restauratie, echter dat wordt een jaren project.
In deze heb ik ook een vraag naar jullie toe, zijn er weetjes welke me zouden kunnen helpen bij de restauratie?
Er zit overigens een geschreven boekje bij de botter, welke haar gehele geschiedenis beschrijft. Onder andere dat ze in de oorlog onderwater gelegen heeft, om te voorkomen dat hij meegenomen werd door de Duitsers.

Reactie van Wim Mendelts (22-09-2019)

Wat bijzonder om weer eens wat te lezen over de Taling! Ik werd erop gewezen door de zoon van G. Bast. 
In de jaren '80-'90 heb ik heel wat werk verricht aan de Taling in opdracht van G. Bast. Dat werk is deels op locatie gedaan in Dordrecht en Alblasserdam, en deels op mijn werf te Koudum. In Dordrecht heb ik het hout rond de vlakpunten/kielbalk/voorsteven vervangen, omdat dat hele gebied ernstig was aangevreten door heipaalkevers.
In de tuin bij zijn woonhuis aan de Alblas had de heer Bast zelf een soort langshelling gemaakt, waar de Taling met veel moeite omhooggetrokken kon worden. Ik heb daar ook wat werk uitgevoerd aan de botter. De verlijmde mast vertoonde rot en delaminatie aan 1 zijde; ik heb er in Alblasserdam over de hele lengte een nieuwe zijde aangelijmd. Op mijn werf in Koudum heb ik begin jaren '90 onder meer het voordek, krophout en boeisel vervangen.
Wat ik verder allemaal heb vervangen, weet ik niet precies meer, maar zou ik wel kunnen reconstrueren aan de hand van niet-digitale foto's uit mijn archief. Ik zou graag contact hebben met de nieuwe eigenaar.
Wim Mendelts, Scheepstimmerwerf 't Berghout, Koudum.

Reactie van Willem Bast, de zoon van eigenaar G.H. Bast (21-09-2019)

Leuk te lezen dat de Taling gered wordt. Ik ben de zoon van eigenaar G.H. Bast 1971-1994 en heb al die jaren ook veel met het bottertje gevaren en er aan gewerkt. De informatie hier is zeer compleet, maar geef gerust mijn e-mailadres door aan Jurgen de Jong voor als hij nog vragen heeft.

De omslag van het boekje bij de botter, welke haar gehele geschiedenis beschrijft
De omslag van het boekje bij de botter, welke haar gehele geschiedenis beschrijft

Ze gaat weer op en top worden, de bedoeling is om er t.z.t. op te wonen. Veel ruimte ben ik niet nodig.
Het enige dat niet in ere wordt hersteld is het interieur, dit om ruimte redenen. Het interieur was niet compleet authentiek en ook niet netjes aangebracht. Daarnaast kon je er bijkans je kont niet keren, teveel bebouwd. Mijn doelstelling is om het interieur zo open mogelijk te houden, dat je de boot kan zien. De huid, de constructie de structuur zo gezegd. Dus het moet allemaal ook erg netjes gebeuren, geen haast werk en mooi eiken.

Ondertussen ben ik met de kleine dingen bezig, zoals het kompas in ere herstellen. Weet jij overigens wat voor vloeistof erin gaat? ik heb er aan geroken maar kan het niet thuisbrengen, ruikt een beetje richting alcohol/spiritus, maar dat is het niet enkel volgens mij. Verder heb ik alle katrollen thuis liggen, dit om het houtwerk er nieuw om te zetten. Detail klusje… binnenin hebben ze een stalen beugel zag ik, dus het hout is feitelijk sierwerk en eenvoudig te vervangen. Dan is dat ook klaar. De kajuitramen e.d. ook polijsten opdat ik niet stilzit.

Het plan is om met de steven te beginnen deze heb ik inmiddels “vrij”. De naden zijn er netjes uitgenomen, breeuwing e.d. Hij hangt nu bijna enkel op de spantbouten. Daarna de keilbalk en het achtersteven plus roer. M.a.w. een beetje de correcte volgorde waarop een dergelijke schip nieuw gebouwd werd. Wordt nog lastig, daar je hem lang niet overal op kan pakken, Bolt wilde hem ook niet op de huid pakken met de bokken. Hij was bang dat die er door zouden gaan, zeker waar het, het onderwaterschip betreft. Vandaar dat hij op de kiel staat, zo hebben we hem ook op de trailer vervoerd.

Op weg naar de werf in de Poffert
Op weg naar de werf in de Poffert
Op de werf
Op de werf

Het water liep er aan alle kanten uit toen hij op de kant stond, ik heb haar gekocht om het model. Het onderwaterschip heb ik na de koop pas mogen aanschouwen, dat was even schrikken, maar niet echt onverwacht. Dito op het achterschip, de banken de achterkant van de kajuit druk je op sommige plekken zo de vinger in het hout (!). Dus ja, een klusje wordt het nog wel. Maar we gaan er voor, want het is echt een pracht bootje qua model om te zien.

De kolom van het zeilwerk was ook met vuren betimmert, ik ben van mening dat wanneer je die weer mooi op orde hebt, in de lak of olie… een deel van het interieur maakt… Dat je de verbinding ziet, de proppen etc. je een pracht interieur krijgt een genot om in te zitten.
Maar in ere hersteld, dat wordt ze(!) Als ik een schatting moet maken, dan zeg ik ergens tussen de 3 en 5 jaar. Dat ik er later met een glimlach inzit, elke balkje kennende en dat ze ons allemaal met gemak overleeft.

Onderwaterschip voor restauratie
Onderwaterschip voor restauratie
Het zeilwerk .....
Het zeilwerk .....

Levensbeschrijving van het botterjacht 'Taling' ('Johanna'), opgesteld door Dr. G.H. Bast in december 1988.

1. Meetbrief gegevens (1982)

naam jacht: Taling,
zeilnr.: 76VB
eigenaar: Bast, G.H. 
type: botter
adres : Kortland 43, 2954 LC Alblasserdam
bouwer: Kok, Huizen, bouwjaar : 1938
vereniging: Kon. R&ZV De Maas
schroef : 3 blads vast
ontwerper: Kok. Huizen    
kajuit: achter de mast
loa= 10.33m   
lwl= 8.72m   
breedte= 3.36m
totaal berekend zeiloppervlak Z= 51.53 m2 (katoen)
additionele karakteristiek: schip en tuigage zijn nagenoeg geheel in originele staat. Wat het schip betreft: geheel gebouwd van massief eiken, met teakhouten voordek, gangboorden en kajuitdek.

Documentatie bij schip: De zeilen
Documentatie bij schip: De zeilen

2. Voor de levensbeschrijving geraadpleegde bronnen

Gesprekken met bouwer J. Kok en met vorige eigenaars en schippers van zusterschepen, bij toevallige ontmoetingen in havens.
Voorts de "Waterkampioen" van 25-2-'38 (rubriek "De Uitkijk", van 13-8-'38 en van 19-11-'38 (dankzij speurwerk van eigenaar Claasen van zusterschip Geertje).
Scans van de genoemde bronnen in onderstaande PDF.

3. Over de bouwer en zijn creaties

Kok was een bekende (visser)botterbouwer aan de Zuidwal (Huizen). Zijn werf deelde in de algemene malaise, rondom de Zuiderzee verergerd door de afsluiting; al jaren bestelde geen visserman meer een houten botter. Niettemin had hij de euvele moed in '37 een nieuwe werf in een nieuw gegraven haven in Huizen in gebruik te nemen alwaar hij besloot botterjachten te gaan bouwen. De rompvorm paste hij een beetje aan: een slag kleiner dan de visserbotters, ten gerieve van de kajuit de mast een fractie voorlijker en ten gerieve van een zelflozende kuip het achterschip iets hoger; per slot hoefden er geen netten binnengehaald te worden. Uit die laatste overweging plaatste hij achter aan beide boorden een zelfde bolder als op het voorschip, in plaats van de losse korvijnagel door de knie voor het achterhuisje. In De Zeilsport van van Kampen (2e druk) staat een lijnenplan van een klein exemplaar van het type.
Het werd een hele serie (zie onder) maar de bouwer kon daar helaas weinig gegevens over verschaffen omdat in latere jaren zijn archief door brand verloren ging. De bouwer schreef mij (in '71) dat hij in de winter '37/38 in aanbouw had de 'Hetty II' en een "gelijkwaardige botter" Johanna (later 'Taling'), de eerst genoemde voor de heer Jelgersma te Wassenaar en de tweede voor de heer Chr. Kok (geen familie) te Oud-Loosdrecht. De schepen werden in juni, resp. juli '38 opgeleverd (volgens overlevering compleet getuigd maar zonder motor voor de prijs van f. 3.750.-).& Hoewel de opgegeven loa maten niet kloppen met die genoemd in De Uitkijk (Waterkampioen 25-2-38), ben ik overtuigd dat de 'Hetty II' de latere 'Vrijheid' is; met de 'Taling' (ex 'Johanna') een perfecte één-eiïge tweeling. Overige mij bekende exemplaren uit de serie zijn: 'De Jonge Jaap', de Bruine Beer, de 'Bruinvisch' (1945), de 'Geertje', de 'Kleine Beer' (1946), de Afke Tjeerdje (1954) en wellicht de 'Schokland' (ca 11.50 m.) Beide laatst genoemden wijken constructief in verschillende opzichten af van de type kenmerken.
Alvorens de levensgeschiedenis van de Taling te volgen nog enkele wetenswaardigheden van het type Kok-jachtbotter.
Ook zijn visserbotters herkent men onmiddellijk aan de Kok knop van het helmhout. Typisch voor zijn jachtbotters is de doosvormige constructie van binnen- en buitenboeisel met potdeksel, met in zijaanzicht een gilling achter de voorbolder en voor de achterbolder. De constructie van de romp is exact die van de visserbotters, zij het dat uiteraard de bun met deken en dekenpoten ontbreekt. Men moet grote bewondering hebben voor het esthetisch talent waarmee Kok de kajuitlijnen heeft afgekeken van boeiers/Friese jachten en heeft aangepast aan zijn botterzeeg. Maar hoe zo'n kajuit constructief moest had hij uiteraard niet van zijn vader geleerd en daar deugt dan ook geen hout van. De voorzijde van de kajuit zat koud tegen het zeilwerk gespijkerd, de zijden koud tegen de kopse kanten van knieën en gangboordbalkjes.
Hetzelfde gebrek aan constructief inzicht in de eisen van een dragende houtconstructie kwam tot uiting in de constructie van de kajuitschotten (tegen de legger gespijkerd i.p.v. er op staand), van het schuifluik en van de langsscheepse "hoofden" van het vioolluik (te licht uitgevoerd en niet solide dragend op respectievelijk mastwang en eerste weer doorlopende dekbalk). Bij "vioolluik" hoort een toelichting: sommige jachten uit de serie, w.o. de Taling, hebben een zogenaamde klikmast, afgekeken van de tjalk. Enkelen strijken bovendeks met bokkepoten.
De Taling behoort kennelijk tot de vroege exemplaren van de serie. Het opmerkelijke is dat latere exemplaren een aantal constructieve zwakten niet meer vertonen. Om een voorbeeld te noemen: bij de Taling staat het binnenboeisel koud op het buitenste dekdeel; een moeilijk te breeuwen naad. Bij de 'Kleine Beer' is dat een "droge naad". Kok leerde al doende.

4. Achtereenvolgende eigenaren

1938-'39 Chr. Kok te Oud Loosdrecht,
1939-'46 N. Pessers te Waalwijk,
1946-'71 was de Johanna in Belgisch eigendom maar voer voornamelijk op de Zeeuwse wateren. Onderhoudswerkzaamheden bij Duivendijk op Tholen.
1946-ca. '64 barones Chr. Peers de Nieuwburgh (bijgenaamd "de blonde prinses"). Als schipper-eigenaar trad op haar vriend B. de Vinck de Winnezeele. Zij herdoopten Johanna in Sarcelle (=Taling).
ca. '64-ca. '67 O.A. Lijten te Berendrecht. Vermoedelijk heeft de Vlaming Lijten de naam in Nederlandse versie gebracht.
ca. '67-'71 K.Abrams te Berchem,
'71-1994 G.H. Bast te Alblasserdam.
In Mei 1994 verkocht de samensteller van deze stamboekgegevens de Taling aan A. van de Nadort in IJlst.

5. Ingrijpende restauraties, reparaties

* Op "dolle dinsdag" 1944 verwittigde de Duitse bezetter alle eigenaren van vaartuigen in de haven van Waalwijk dat die binnen enkele uren tot zinken moesten zijn gebracht; anders zouden de Duitsers dat zelf doen met een handgranaat. De heer Pesser ontkoppelde de afvoer van het onderwatertoilet en zette de afsluiter open. Tot de bevrijding in 1945 bewoog de Johanna zich op zijn kop met iedere eb en vloed over de havenbodem. Bij de vernieuwing van de gangboorden in '87/'88 bleek het slik aan de bb zijde nog aan het houtwerk te zitten! Toen het schip weer geborgen was zou er paalworm in het vlak hebben gezeten en zou daarom het vlak toen zijn vernieuwd. Van een dergelijke ingrijpende operatie zijn echter geen sporen te vinden; het hout gepende, 4cm. dikke, eikenhouten vlak maakt qua constructie, staat en inwendige kleur een originele indruk. Ook de mastvoet-wangen en de kajuitopbouw lijken onbeschadigd. Wel is ooit het sb boeisel, compleet met oplengers vernieuwd. Mijn veronderstelling is dus dat de afgezonken stand en ook de schade anders zijn geweest dan mij dertig jaar later werd verteld.

* inbouwmotor
Toen ik de Taling in '71 kocht stond er een 4 cil. Albin benzinemotor in van een type van eind jaren dertig. Maar aan de fundering en aan de scheg was te zien dat er vroeger een andere motor in had gestaan.Het lijkt mij waarschijnlijk dat die moest worden vervangen na de Waalwijkse onderduikperiode. In '77 verving ik de Albin door een 3 cil. Fiat-Aifo diesel van 55 pk. Aangezien een dergelijk vermogen niet meer onder de kuipvloer was te plaatsen werd in zelfde stijl als de kuipbanken in de kajuitdoorgang een brugdekje gemaakt. De schroef-uitsparing in het roer werd vervangen door een schroefraam in de schech omwille van de manouvreerbaarheid.

* tuigage
Interessant is te vermelden dat bij het schip een Belgische meetbrief was met fractioneel andere zeiloppervlakmaten, een totaal oppervlak gevend van 56.95 m2, en het zeilnr. OC14. Met de relatief kleine bijgeleverde stagfok was het schip erg loefgierig, terwijl de kluiver ter compensatie hoog aan de wind niet bruikbaar was. Dit probleem werd opgelost door een botterfok te laten maken.

* interieur
De indeling van de kajuit was oorspronkelijk symmetrisch met centrale ingang en achter aan ieder boord een stukje
kombuis, daarvoor zit/slaapbanken met laden er onder en er boven kastjes onder de gangboorden. Een lange tafel met klapbladen in de hartlijn. Alle zichtbare betimmering in massief eiken behalve de multiplex kastdeurtjes. Het deurtje naar het vooronder naast de mastvoet aan s.b. Aan stuurboord onder het zeilwerk een hangkast, aan bakboord met deurtje vanuit vooronder een ruime WC (nog steeds het originele onderwater pomptoilet). Voorts in het vooronder aan beide boorden twee kooien boven elkaar. Zeilenberging en ankerketting in de voorpiek, touwwerk in een driehoekig bergvak met deksel tussen de voorste gedeelten van de twee onderkooien. (Ankerliertje op dek). De vooronderbetimmering in wit geverfd vurenhout.
In 1966 werd bij Duivendijk het kombuisgedeelte gemoderniseerd met mahonie hechthout, formica aanrechtbladen, een ijskast aan s.b., roestvrijstalen wasbak aan b.b. Bovendien werd in het vooronder de voorpiek verkleind ten gunste van een 5e (dwars) kooi. Na de inbouw van een nieuwe, zwaardere motor (1977) die gedeeltelijk in de kajuit stak heb ik met de daarbij behorende omkisting de kombuis van '66 vervangen. In de kajuitingang kwam op brugdekhoogte een voortzetting van het massieve teak aanrechtblad vanaf b.b., met behoud van de roestvrij stalen spoelbak aldaar. Aan s.b. kwam een kaartentafel met daaronder de ijskast. Met uitzondering van de bladen werd de betimmering in massief eiken hersteld. De overige betimmering aan s.b. bleef ongewijzigd. Aan b.b. werd de zit/slaapbank vervangen door een halfronde zit, te transformeren tot dubbel bed. In het centrum kwam een in hoogte verstelbaar klein rond tafeltje onder de koekoek en de trawlerlamp. Alle lelijke multiplex kastdeurtjes worden ten slotte vervangen door massief eiken paneeldeurtjes.

* In de winter 81-'82 kreeg de Taling een nieuwe huid, d.w.z. vanaf vlak tot aan berghout 7 gangen. Na jaren van stukjes inzetten en enkele gedeelten van gangen, moest worden geconstateerd dat de resterende gesmede spijkers van de oorspronkelijke huid door verroesting dermate waren afgeslankt dat moest worden gevreesd voor de sterkte van het langsverband in het schip. De nieuwe huid werd roestvrijstaal geschroefd. Tevens werd een aantal inhouten vernieuwd.

5. Vervolg: ingrijpende restauraties en reparaties

*   Gangboorden. De gangboordnaden, i.h.b. de naad tussen het binnenste dekdeel en het zijschot van de kajuit, waren ondanks veelvuldig nieuw rubberen een blijvende bron van lekkage van buis- en regenwater. De onderliggende knieën en balkjes werden door roesten van de ijzeren verbindingspennen en nagels aangetast en, zoals boven reeds opgemerkt, de verbinding tussen die knieën en balkjes enerzijds met de zijde van de kajuit anderzijds deugde niet.
Derhalve werden in '87 en '88 successievelijk de beide gangboorden gerestaureerd: de onderliggende knieën werden gerestaureerd, de balkjes vernieuwd evenals de teak dekdelen, De aansluiting'tussen zijkant kajuit en binnenste dekdeel werd uitgevoerd als droge naad door een teakdeel een c.m. diep uit te hakken en in te plakken in de zijkant kajuit. Hetzelfde voor wat betreft het front van de kajuit.
De gangboorden werden met de zijkant kajuit tot een stijve langsdrager verbonden door de balkjes en knieën als een pen-gat verbinding te verlijmen met de zijkant.

*   1989: het onderste gedeelte van de kop vernieuwd; vlakdelen en -punten v66r de mast, onderste 1/3 van de voorsteven alsmede een aantal inhouten. De vooronderbetimmering werd hierbij voor een groot deel uitgenomen en gedeeltelijk vernieuwd; o.a. werd het kabelgat vernieuwd en verhoogd.

*   1990: het krophout in de kop, zowel onderdeks als bovendeks vernieuwd, alsmede het middelste 1/3 gedeelte van de steven.

*   1991: het krophout in het achterhuisje alsmede het achterdekje vernieuwd.

*   1992: 1-3 van de dikte van de oregon-pine mast vernieuwd en verlijmd.

*   1993: het teak voordek vernieuwd; benevens twee dekbalken; girders gerestaureerd. Zwaard-oogbouten vervangen door roestvrij staal. Nieuwe Hurth keerkoppeling.

6. Restauratie-filosofie

Wie een antiek houten schip in varende conditie wil houden is voortdurend aan het restaureren; immers het schip is oorspronkelijk gebouwd vanuit de gewoonte dat het 25 a 35 jaar zou meegaan. Het basismateriaal - eikenhout - kan ettelijke eeuwen meegaan, zoals aangetoond wordt door antieke meubelen. Het eikenhouten schip gaat echter te gronde aan het bevestigingsmateriaal ijzer, dat versneld roest vanwege het agressieve loog in het eikenhout. De roest zet uit, scheurt het eikenhout waardoor inwatering en daarmede het roesten wordt bevorderd, en als al het loog aan het gescheurde hout is onttrokken gaat het rotten. Wie een houten schip wil restaureren zal dus deze vicieuze cirkel moeten doorbreken door geen ander bevestigingsmateriaal meer te gebruiken dan zeewater bestendig roestvrij staal.
Een tweede uitgangspunt is voor mij: liever een zeewaardig dan een opgepoetst schip. Die stelling bepaalt de prioriteiten. 
Een derde uitgangspunt is dat de originele constructie en constructie onderdelen indien enigszins mogelijk dienen te worden gehandhaafd. Om enkele voorbeelden te noemen: ik heb mij veel moeite gegeven de kuipbankdeksels en de zijwanden van de kajuit zo op te lappen dat ze niet geheel vervangen behoefden te worden. Voor mij is een geheel vernieuwd schip niet het ultime doel van restauratie.
Een vierde uitgangspunt is dat zichtbare restauraties zo moeten worden uitgevoerd dat, als het klaar is, het nauwelijks is te zien. Dat impliceert het zoveel mogelijk gebruiken van oud hout of anders bijkleuren. Vanuit deze restauratiefilosofie zijn in de loop van de jaren schier ontelbare onderdelen van het schip gerestaureerd en opgelapt, naast de boven gespecificeerde grote karweien.
Ten slotte: restaureren is terugbrengen in de oorspronkelijke staat. Ik heb daar meteen twee uitzonderingen op gemaakt: De eerste was dat de Taling, zoals de meeste ronde- en platbodemjachten voorzien was van een overloop voor de grootschoot, waardoor de roerklik niet was te benutten voor staand op de kuipbank sturen. Die overloop heb ik er afgegooid: de grootschoot loopt naar de, daartoe met een extra U-balkje versterkte kuipvloer. De tweede was dat ik het witgeschilderde zeildoek - in de jaren dertig gebruikelijk op jachten - van het teakhouten kajuitdek heb verwijderd.

pdf Botterjacht Taling door Dr. G.H. Bast in december 1988

Reactie op deze pagina
  • ?
  • (jpg,jpeg,bmp,tiff,zip,pdf,rar)
  • In ons Privacystatement kunt u nalezen hoe de SSRP met de op dit formulier verstrekte, privacygevoelige gegevens omgaat.

Terug naar overzicht