Er op of er af: een uitdaging

03-10-2025

Ronde jachten bij de boekuitreiking 50 jaar Pier Piersma in Heeg (foto archief SSRP)
Ronde jachten bij de boekuitreiking 50 jaar Pier Piersma in Heeg (foto archief SSRP)

Dat onze ronde en platbodemjachten bijzonder zijn en een genot om naar te kijken, is vrijwel onomstreden. Zowel nationaal als internationaal. Maar dat is wel de esthetische kijk op deze schepen en scheepjes. Voor wie niet alleen komt kijken en wil genieten, maar ook wil varen, zeilen dus, schiet de genietende houding tekort. Die man of vrouw moet handelen en dus een praktische blik hebben. Wat moet er gebeuren en hoe ga ik dat doen? Dan blijkt al spoedig, dat schoonheid gepaard kan gaan met ongemak. Daarbij wil ik het deze keer eens niet over de wat omslachtige manier hebben waarop deze zeilschepen zijn getuigd en gevaren worden, terwijl er tegenwoordig zoveel uiterst praktische technologische hulpmiddelen beschikbaar zijn om dat werk te vereenvoudigen en gemakkelijker te maken. Nee, voordat het zover is om daar over na te denken, moet je eerst aan boord zien te komen. En ook dat is bij platbodems in veel gevallen ‘een uitdaging’, zeker voor de wat oudere zeiler, terwijl dit soort schepen vooral door wat oudere watersporters wordt bemenst.

De foto van de ronde jachten die gemaakt is in Heeg vanaf de brug bij de werf van Martijn Perdijk, spreekt daarbij voor zichzelf. Stel, je bent wat ouder en niet meer zo vast ter been en niet meer zo sterk en lenig als toen je twintig was. Hoe kom je dan aan boord van je jacht? Of, als je erop zit, hoe kom je dan van je jacht op de kant? Natuurlijk, niets is onmogelijk, maar hoeveel risico wil je lopen? Het probleem wordt veroorzaakt door de leeftijd van de zeiler, maar ook door de typische vorm van onze traditionele schepen: de naar binnen vallende boorden. Jarenlang verbaasde het de watersport dat de Staverse jol naar binnenvallende boorden heeft, terwijl niet werd gezien dat bij de vissersjollen alleen het berghout ontbreekt. Boven het berghout vallen de boeisels van alle platbodems, afhankelijk van het type, meer of minder naar binnen.

(foto archief SSRP)
(foto archief SSRP)
(foto archief SSRP)
(foto archief SSRP)

Dat is voor jonge mensen praktisch (nog) geen probleem en was in het verleden voor de schippers, vissers en jachteigenaren evenmin een probleem, omdat schepen toen meestal in een schiphuis, langs een loswal of langs een groene oever werden afgemeerd. De huidige jachteigenaren kunnen meestal slechts kiezen uit afmeren in de box van een jachthaven of als zij een tocht maken afmeren naast een ander jacht in een van onze historische (vissers)havens. Beide keren wordt het moeilijk. Lig je langszij een ander (platbodem)jacht, dan heb je te maken met twee keer een naar binnen vallend boeisel en daar tussen een flinke stootwil. Dat wordt een grote stap, waarbij alle houvast voor de handen ontbreekt. Zeker bij de platbodems die heel traditioneel nog geen wanten gebruiken om de mast te steunen. Dat wordt een stap in het ‘horror vacuï’, wat de meeste mensen willen vermijden.

Een tjotter langs de steiger aan het Pikmeer. Hoe komt de ets oudere zeiler aan boord? En hoe er weer af? (foto J. Loeff)
Een tjotter langs de steiger aan het Pikmeer. Hoe komt de ets oudere zeiler aan boord? En hoe er weer af? (foto J. Loeff)
Grouwster Watersport. Hoe kom je als iets oudere zeiler in die schouw?
Grouwster Watersport. Hoe kom je als iets oudere zeiler in die schouw?

Lig je liever in een box van een jachthaven, dan moet je het treffen dat je over de kade of een steiger langszij je schip kunt komen. Over de kop naar voren op de steiger stappen is immers lang niet altijd eenvoudig. Je kunt natuurlijk achterwaarts de box invaren, maar dat lost zelden wat op vanwege de ruimte die het aangehangen roer in beslag neemt.

Wie denkt dat dit een probleem is dat specifiek voor grote platbodems geldt, die heeft het mis. Juist bij de kleintjes, zoals de schouwen, tjotters en Fries jachten is het probleem nog meer uitgesproken dan bij de grote, geheel gedekte jachten. Bij een geheel open scheepje heb je geen dek om op te stappen, maar mag je op het smalle boord staan te wiebelen om daarna de diepte in te gaan. Zonder steun om je vast te houden, zeker niet bij jachtjes zonder wanten. Voor de oudere zeilers wordt dat dus niets, of op z’n minst ‘een uitdaging’. Ligt het schouwtje of de tjotter in de jachthaven in een box, dan is er het probleem van de lange botteloef. Gelukkig is er houvast aan het voorstag, maar toch. Veilig en gemakkelijk voelt voor de meeste mensen anders.

Hoe ging dat bij de schippers van de zeilende vrachtvaart en bij de bezitters van grote boeiers? Heel eenvoudig. Die gebruikten een loopplank die na gebruik op de roef, resp. de luiken werd gelegd.

Hoe doen watersporters met grote motorjachten (en ook zeiljachten) dat tegenwoordig? Ook heel eenvoudig. Die gebruiken een hydraulische loopplank voorzien van een leuninkje! Die schuift naar buiten en wordt, natuurlijk geheel hydraulisch, op de hoogte van de kade gebracht. Het is niet voor niets dat zovele grote jachten achterstevoren in een box worden afgemeerd.

Voor platbodemzeilers zijn dit soort voorzieningen een ‘no go’. Maar wat dan wel? Afgezien van de traditionele loopplank, al dan niet voorzien van wat anti-slip materiaal, zijn er tegenwoordig in de handel bijvoorbeeld opblaasbare loopplanken, een soort luchtbedden dus, die stijf genoeg zijn om probleemloos een mens te dragen die de afgrond tussen wal en schip wil overbruggen. Wie weet is dat wat.


Terug naar vorige pagina