Stavorense jollen en Zeeschouwen

Waterkampioen 1957 januari nr982 - Stavorense jollen en Zeeschouwen

Waterkampioen van januari 1957:
De bekende Haagse schilder W. J. Dijk (de ontwerper van het oorspronkelijke SSRP-logo, zie Stamboekregister 1956) heeft een grote liefde voor schepen. Ze zijn het onderwerp van vele zijner schilderijen en tekeningen. Aan zijn liefde paart hij grote kennis van het Nederlandse binnenschip. Uit zijn boek ,,De schoonheid onzer binnenschepen" publiceren we het hoofdstuk over Stavorense jollen en Zeeschouwen.
Als men plaatsen als Stavoren, Molkwerum of Hindeloopen ziet, dan kan men niet begrijpen, dat dit eens bloeiende zeesteden waren. Enkele fraaie gevels in Hindeloopen en een mooie toren, een paar oude commandeurshuizen in Molkwerum en Warns zijn de laatste herinneringen. 't Kan zijn dat men u nog een mooi tegeltableau toont met zeilende koffen, ik heb ze gezien in een huisje te Molkwerum en in het logement De Prins te Makkum. 't Is daar het land van de blauwe tegeltjes. In de haven van Stavoren ligt nog een kleine vissersvloot, die van Hindeloopen is nog geringer, Molkwerum bezit niets meer. Om Stavorense jollen te zien kunt ge beter naar een jachthaven in Holland gaan, daar liggen nog enkele van deze vaartuigen, die vroeger de havens in de Z.W.-hoek vulden. In Enkhuizen zag men ze ook; de grote eigenaardigheid was, dat hier in tamelijk ondiep water een kielschip zonder zwaarden voorkwam van een zeer mooie vorm. Want kielschepen zoekt men eerder in de diepe zeeën langs de Engelse of de Franse kust dan op de Zuiderzee. Een voordeel was, dat er een gering verschil was tussen eb en vloed, zodat droogvallen in havens dan ook niet voorkwam.

Ansjovis- en haringvisserij

De jollen of boten werden alleen voor de ansjovis- en haringvisserij gebruikt. Daarvoor gebruikt men zeer dunne, staande netten, die gemakkelijk over de gladde ronde zijden van de jol binnengehaald konden worden. Zwaarden en berghouten zouden dus voor de zijden ansjovisnetten lastige obstakels zijn en men liet ze weg. Maar een ronde boot kan zonder zwaarden niet zeilen en dus was een kiel nodig, die ca. 30 cm hoog was. De jollen waren eerst 18 á 19 voet lang en voeren met twee man, later bouwde men ze tot 25 voet en kwam er een derde man bij. De netten, die met dreggen vastgelegd werden, hadden geen reep en het ophalen gebeurde dus aan de netten zelf. Het ligt voor de hand, dat men een zwaar schip als een botter daarvoor niet kon gebruiken. De botters sleepten dan ook met de kuil op ansjovis. De netten waren ongeveer in zwevende toestand, doordat ze op de kurken dreven, maar beneden met lood verzwaard werden. Zat bij het halen de vis hoog, dan werd het lood verminderd, want de plaats waar de vis in het net zat wees er op, dat de ansjovis hoog zwom. Zat de vis laag, dan werd het gewicht verhoogd.

Geweldige hoeveelheden vis

De netten werden zeilende dwarsstrooms uitgevierd, ze werden ook zeilende weer opgehaald. Voor deze visserij had men geen bun nodig met trog, 't waren dus droge boten. Ze hadden een strijkende mast, deze stond in een gat in de mastbank, waarvoor een klink zat zoals kleine vissersboten nog hebben. De boten werden als ze 's winters binnen lagen op het land getrokken, de wal was daar laag, ik spreek over de boten te Molkwerum, en dus voor dat doel geschikt. Dit werk moest met de nodige zorg gebeuren, zou een boot niet beschadigd worden. In Molkwerum leven nog de verhalen over de geweldige hoeveelheden vis, die in de kamers of kommen, een vernuftig samenstel van staande netten langs de kust of in de staande netten in het diepe water werden gevangen, helaas ook over de duizenden haringen, die als waardeloze afval waarvoor niemand belangstelling had, achter de dijk werden weggeworpen.

Nu ziet men hier en daar nog een enkele jol als jacht, er is een kajuit op getimmerd, vaak een lelijk bouwsel, omdat men van een open schip zomaar niet straffeloos een kajuitjacht maakt. En behield men nu maar het mooie donkere zeil met de tamelijk korte gaffel; maar men zet er een wit jachtzeil op met lange gaffel en dat is een lelijk anachronisme.

Zeeschouw ST58
Zeeschouw ST58

De zeeschouw

De schouw is een vaderlands scheepje, dat men zowel in het zuiden als in het midden en het noorden aantreft, altijd met de nodige variaties, als jacht en als werkboot, met sprietzeil of met gaffelzeil, de kleinere worden geboomd of geroeid. De klasse der middelgrote schouwen is in Friesland nog goed bezet, 't zijn zeer snelle en sportieve scheepjes, die uitstekende sportslui kweken. Waar het mij om te doen is, is de zeeschouw, een gewoon vissersschip als pluut of botter of aak, geen sport, geen luxe, geen mooie witte zeilen, geen keurig geklede schipper, maar een goedgelijnd zeewaardig IJsselmeerschip. Men kan de schouw ook rekenen bij de ronde- en platbodemschepen, al zijn de lijnen hoekig. Tenslotte zal het schouwmodel ontstaan zijn als bezuiniging, voor en achter een spiegeltje, de bodem vlak, de kanten sterk gebogen en hoekig tegen elkaar, het minste aantal gangen en toch een uitstekende zeiler en een weerbaar schip.
Zoals men ook ziet bij de botter en bij verschillende binnenschepen, heeft men de schouw van ijzer gemaakt, waarbij men dus de goede kwaliteiten, die het houten schip had, door zijn vorm heeft trachten te behouden. Maar dan ontstaan er gewoonlijk spoedig wijzigingen of verbeteringen, ook mede het gevolg van het aanbrengen van een motor, die veroorzaakt, dat het schip achter dieper zinkt en dus opgeboeid moet worden. Zo heb ik in 1947 te Enkhuizen bijgaande ijzeren scheepjes getekend, waarin het schouwmodel nog wel is te herkennen, maar ook de jol. Behalve botter-spannen ziet men op het IJsselmeer ook wel een span bestaande uit een botter en een schouw en eveneens een schouwspan, dus twee schouwen, die verbonden door het oord touw beide dwars op de wind liggen maar in tegengestelde richtingen. Tussen de beide schepen wordt een kuilnet voortgetrokken, dat om de zoveel tijd wordt ingehaald, waarbij de inhoud in een der schepen wordt gestort. Dit gebeurt nog, maar nu met motorschepen, waarbij men dus niet van de wind afhankelijk is. Tegenwoordig (herfst '56) vissen er hier vanuit Scheveningen een aantal spannen Urker motorschepen, die op sardijn vissen en soms grote besommingen maken. En al treur ik nog over het verlies van onze mooie zeilschepen, dit werk met de moderne trawlers is ongemeen boeiend en vaak van grote schoonheid.

Een span Zeeschouwen
Een span Zeeschouwen

pdf Waterkampioen 1957 januari nr982 - Stavorense jollen en Zeeschouwen

Terug naar vorige pagina