De botter 'Lucie', het ontstaan en de belevenissen

Een oude bekende terug in Huizen - door Paul Ott (2003)

Een verhaal over het ontstaan en de belevenissen van het stalen botterjacht 'Lucie', ingeschreven in het Stamboek met plaquettenummer 1157.

Jachtbotters - al spreken ingewijden liever over botterjachten - zijn schepen met de vorm van een visbotter. Ze zijn verder echter in sterke mate aangepast aan de eisen die de pleziervaart stelt. Dit houdt in dat het verblijf aan boord veel comfortabeler moet zijn en daarom is er bijna altijd een kajuit opgebouwd. Het zo karakteristieke open aanzicht van de visbotters ontbreekt dus en de voor de visserij noodzakelijke bun met waterballast is vervangen door een vaste (droge) ballast. Verder wordt in de regel het achterschip ter wille van een wat betere zeewaardigheid hoger uitgevoerd. De noodzaak om makkelijk met netten om te gaan is immers vervallen.

De 'Lucie' (rechts boven) zeilt de haven uit, ca. 1940
De 'Lucie' (rechts boven) zeilt de haven uit, ca. 1940

Botterbouwer Janus Kok

Zeewaardigheid is een belangrijke eigenschap, al moet ik toegeven dat vele pleziervaarders, waaronder ik zelf, er nu niet steeds op uit zijn om veel eisende omstandigheden op te zoeken. In tegendeel, maar je weet toch nooit in wat voor situaties je met een schip kan raken. Een groot schip is wat dat betreft van nature in het voordeel boven een kleiner schip. Er is echter ook een maar, namelijk een groter schip is moeilijker te hanteren en dat geldt zeker voor zeilschepen als botters.
Het probleem van een botterjacht met de grootte van een doorsnee visbotter is dat het schip te groot is om door een "doorsnee" jachtbemanning, bestaande uit man, vrouw en soms nog kleine kinderen, bediend te worden. Ja in de visserij bestond de bemanning van een visbotter ook vaak maar uit twee personen, meer kon er meestal niet vanaf, maar dat is geen eerlijke vergelijking.
Deze ervaring deed men al op omstreeks de dertiger jaren van de vorige eeuw. Het was uitgerekend Huizen, waar men een oplossing voor het hiervoor genoemde probleem vond. De botterwerf van Kok aldaar heeft met succes een aantal tot 11 meter verkleinde botters gebouwd, uiteraard in hout, die zover ik weet, nog steeds in de vaart zijn. Voor de minder ingewijden, het verkleinen van een schip met behoud van goede zeileigenschappen, is geen eenvoudige zaak en vergt veel inzicht van de ontwerper en de scheepsbouwer. Het lijkt mij zeer waarschijnlijk dat dit succes te danken is aan de bekende botterbouwer Janus Kok.

Botter als plezierjacht

In die tijd liepen er ook al mensen rond, die graag een botter als plezierjacht wilden bezitten, maar kleiner en dat in het bijzonder vanwege de financiële kant van de zaak. Zo liet de eerste eigenaar van mijn 'Lucie' in 1937 een kleine botter in staal bouwen van maar 9 meter op een werf in Terbregge nabij Rotterdam. Opvallend ver weg van Hilversum, de woonplaats van de heer en mevrouw Ehrenfeld. Ik heb heel veel foto's van de bouw en het werd een prachtig schip om te zien. Helaas en achteraf bezien ook wel een beetje te verwachten, de zeileigenschappen en de zeewaardigheid waren slecht. Toen er een koper kwam, die er wellicht te veel op het uiterlijk afgaande een goede prijs voor bood, mocht het schip ogenblikkelijk richting Duitsland vertrekken. Zo kregen de heer Ehrenfeld en zijn vrouw een leuk startkapitaaltje bij elkaar om "de nieuwe Lucie" te laten bouwen.
Het laat zich raden dat de werf en het ontwerp de tweede keer zorgvuldiger werden uitgekozen. Het werd nu een goed zeewaardig schip en met zijn 11 meter ook een stuk groter. Ofschoon de financiële situatie gunstig leek - de heer en mevrouw Ehrenfeld vormden reeds vroeg een koppel "tweeverdieners"- en de verkoop van de eerste boot voorspoedig was verlopen, blijkt uit brieven, die ik onlangs in een kist op zolder vond, dat het allemaal nog niet zo makkelijk was gegaan. Hoe het contact met de feitelijke ontwerper van de 'Lucie', de heer J.H.P. de Jong te Amsterdam, tot stand is gekomen, weet ik niet maar wel vond ik zwart op wit dat hij in een brief van 19 oktober 1938 een bedrag vraagt van f 2900. "Voor minder kan ik het bottertje echt niet bouwen, daar is niets aan te doen" staat er letterlijk in die brief. Dat was duidelijk meer dan de heer Ehrenfeld wilde betalen en de scheepsbouwer vond het jammer dat hij het scheepje niet kon bouwen, zo volgt uit die brief. Het verbaast mij echter niet dat er al op 8 en 9 november 1938 een contract wordt getekend op gezegeld papier, waarin de ondergetekenden H.J. Ehrenfeld aan de tweede onder-getekende J.H.P. de Jong de opdracht geeft te bouwen een volkomen zeewaardig BOTTERJACHT, volgens het type van de gewone botter, doch met verhoogd achterschip.
De uiteindelijk bedongen prijs was slechts f 2400, wat duidelijk maakt wie er aan het langste eind had getrokken. Bij bestudering van het contract blijkt echter dat de opdrachtgever zelf voor de zeilen, de touwen en het staaldraad zou zorgen. Daar staat echter tegenover dat de bouwer gratis de motor zou inbouwen, maar wel de schroef, de schroefas en de askoker nog los zou berekenen. Heel merkwaardig is dat in het gedetailleerde contract verder geen woord staat over de levering van de motor, toentertijd beslist een heel duur onderdeel. Ik ken geen eindafrekening of iets dergelijks, maar ik heb altijd gehoord dat het schip uiteindelijk f 3650 heeft gekost. Dat is dus heel wat meer dan eerst was begroot, maar daar zullen de bijkomende kosten voor de motor en de tuigage wel in verwerkt zijn. Geheel duidelijk is het mij niet, maar hoe dan ook het zijn bedragen waar men nu amper een knap bottermodel voor koopt maar toen was het een jaarsalaris of meer. Het schip zou volgens het contract op 1 maart 1939 geheel gereed worden afgeleverd. De praktijk was dat het casco op 10 april 1939 te water ging met een algehele oplevering in eind juni. Ik vind dat het nog wel snel gegaan is en dat de werf de bouwtijd wel heel erg krap had begroot.

In de Huizer haven in 1940 of 1941
In de Huizer haven in 1940 of 1941

Weinig foto's uit de beginjaren

In tegenstelling tot de bouw van zijn eerste botterjacht, heeft de heer Ehrenfeld heel weinig foto's van de bouw van zijn tweede stalen jacht gemaakt. De oudste foto, die ik ken en waarop de Lucie goed herkenbaar is weergegeven, stamt uit 1940 of 1941 en vindt U hierbij gereproduceerd. Het schip ligt ongeveer afgemeerd op de plaats waar thans de HZ108 (de Janus Kok) zijn vaste ligplaats heeft. In het gebouw op de achtergrond was toen een kunst-aardewerkfabriek gevestigd onder de naam HAHO, later bekend als De Driehoek.
Deze foto is voor mij zo bijzonder omdat daaruit duidelijk blijkt hoe het schip er in zijn eerste jaren uitzag. Van de heer Ehrenfeld heb ik later vernomen dat hij de zwaarden direct heeft laten vervangen, omdat de exemplaren van de werf niet te gebruiken waren. Op de foto hangen echter al de zwaarden aan het schip, zoals ik ze ken. Aangezien er met de bestelling en aflevering toch wel enige tijd gemoeid moet zijn, acht ik de kans klein dat de foto nog in 1939 is gemaakt. Ook op de ansicht, die U in het begin van mijn verhaal ziet afgebeeld, bezit het schip al de nieuwe zwaarden, dus de havenfoto stamt ook waarschijnlijk uit 1940 of 1941. Beslist niet later, zoals uit het volgende blijkt.

Tweede Wereldoorlog

Door de oorlogsomstandigheden heeft het eerste verblijf in de Huizer haven namelijk niet lang geduurd. De bezetter oordeelde al snel dat er geen privé jachten meer aan open water gehouden mochten worden en zo verhuisde de Lucie met meerdere jachten naar de Loosdrechtse plassen. Wanneer dat precies moest gebeuren, weet ik niet maar in september 1941 wist men daar een 1e prijs in de categorie "Visschersschepen" te winnen. Dat gelukte ook nog in de zomer van 1942 en 1943. Het is dus duidelijk dat het schip toen, ondanks de oorlog, voor de pleziervaart gebruikt kon worden en dat er nog de mogelijkheden bestonden om speciale prijsbekertjes te laten maken. Uit die eerste oorlogsjaren stamt, naar ik veronderstel, ook het eerste contact met een van de beste zeilvrienden. Dat was de Huizer Piet Vlaanderen, een ambachtelijke schilder, die in de Taandersstraat heeft gewoond. Deze Piet Vlaanderen was een uitzonderlijk goede en fanatieke wedstrijdzeiler en hij moet stellig verantwoordelijk zijn geweest voor het winnen van al die prijzen. De 'Lucie' is namelijk beslist geen snelle schuit.
Na de bevrijding werden er met de 'Lucie' rondvaarten uitgevoerd op de Loosdrechtse plassen voor de Canadese militairen. Dezen stelden steeds dezelfde vragen en daarvoor bedachten de heer en mevrouw Ehrenfeld al snel een passend antwoord. Er werd een genummerde lijst gemaakt met vragen en bijbehorende antwoorden, waarnaar consequent werd verwezen met de mededeling "see under question number ...". Aan boord sprak men altijd nog met veel plezier over die tijd. Er is ook nog een plaquette in Loosdrecht gewonnen in de zomer van 1945, maar ik vermoed dat daarna weer snel de Huizer haven opgezocht werd.

Ansicht met visbotters rond 1954
Ansicht met visbotters rond 1954

De naamgeving

De heer Ehrenfeld hield er een wat speciale filosofie op na t.a.v. de naamgeving van zijn schepen. Zijn uitgangspunten waren: een schip moet naar een vrouw genoemd worden en men mag de naam van een schip nooit veranderen, want dat brengt ongeluk. Nu zijn er voor een man in het algemeen maar twee vrouwen heel belangrijk, zijn echtgenote en zijn moeder. De meeste schippers denken bij naamgeving meestal aan de eerste optie, maar de heer Ehrenfeld hield het op de tweede, aangezien je er alleen zeker van bent dat je moeder nooit meer iemand anders zal worden. Het hier indirect genoemde onheil werd in de jaren na de oorlog vrij snel een realiteit, het huwelijk tussen de heer en mevrouw Ehrenfeld leed schipbreuk. Voor een schip is een periode van scheiding meestal geen goede tijd omdat doorgaans geen van beide partijen zich geroepen voelen tot het noodzakelijke onderhoud. Wel werd er in die tijd nog mee gevaren en ik bezit zelfs een "OVEREENKOMST", getekend 25 april 1949, waarin precies staat vermeld wanneer welke partij van het schip gebruik mag maken.
De tochten in die tijd verliepen echter niet altijd even voorspoedig. Zo is het schip een keer na motorpech bij een harde wind op de dijk nabij Spakenburg geraakt en is het ook een keer vastgevaren op het Roggebot ten noorden van Elburg.  De stranding bij Spakenburg vond plaats op een zaterdagavond in februari 1950. Gelukkig was het schip binnen enkele uren weer vlot getrokken door de BU55 van schipper Ruth Koelewyn, waardoor de uiteindelijke schade erg mee viel. Het hele relaas van deze redding is destijds heel nauwkeurig door de schipper van de BU89, Peter Blokhuis, vastgelegd.
De boedelscheiding verliep uiteindelijk niet geheel volgens de filosofie van de heer Ehrenfeld, aangezien het schip eigendom werd van zijn vrouw. Wanneer dat precies plaats vond, weet ik niet. Wel de bijzonderheid dat zij aan haar voormalige echtgenoot de hele bouwprijs heeft uitbetaald en niet de helft, gezien de ook toen al optredende geldontwaarding. Het schip behoorde daarna dus geheel aan mevrouw Ehrenfeld, die nu weer onder haar eigen naam Schaap door het leven ging. Zij was geboren te Haarlem in 1909 en genoemd naar haar grootmoeders Hendrina en Hendrika. Zo ver ik weet, is er geen relatie met de in Huizen veel voorkomende naam Schaap. Na de scheiding bleef de 'Lucie' onder deze vertrouwde naam gewoon in de haven liggen.

Op het IJsselmeer waar nu ongeveer Almere Stad oprijst in 1955
Op het IJsselmeer waar nu ongeveer Almere Stad oprijst in 1955

Kleiner dan de visbotters

De hier weergegeven ansicht stamt uit 1954 of 1955. Heel duidelijk valt te zien dat het schip kleiner is dan de voormalige visbotters, die er omheen liggen. Ook het zeilplan wijkt er wat van af. De Lucie voert net als destijds de vissersschepen bij de Wadden een korte fok, wat vooral het laveren in smaller water gemakkelijker maakt. Verder is het tuig niet al te royaal bemeten, waardoor het schip bij een sterke bries naar verhouding niet ver overhelt. De kenners in Huizen konden het daaraan gemakkelijk in de verte al herkennen. Ik heb vaak, zij het uiteraard indirect, mogen horen hoe de vroegere havenmeester Westland dat kort en krachtig uitdrukte: "it lait as un kerk in see". Dankzij wat hulp heb ik als geboren en getogen Rotterdammer dat kleine zinnetje naar ik hoop correct op papier gekregen.

De naam Ott in de geschiedenis van de 'Lucie'

Eindelijk ben ik op het punt gekomen dat ik kan uitleggen hoe mijn rol t.a.v. de 'Lucie' ooit is begonnen. Een simpel menselijk verhaal ligt er aan ten grondslag. Mijn moeder is vrij jong overleden en toen mijn vader (een in Rotterdam onder de naam Leo Ott bekende schrijver en journalist, 1898-1987) in 1954 in contact kwam met de ook alleenstaande mevrouw Schaap, "klikte" het zeer spoedig. In 1955 werd zij al mevrouw Ott-Schaap en zo kwam de naam Ott in de geschiedenis van de 'Lucie'. Mijn aanstaande stiefmoeder, want dat werd mijn formele relatie tot de oorspronkelijke mevrouw Ehrenfeld, zal stellig bij de eerste kennismakingstochten wel wat onderzoekend en kritisch toegekeken hebben of ik een beetje aanleg had om met haar schip om te gaan. Uiteraard was het botter varen tot dat moment een voor mij onbekend iets, maar op je veertiende leer je alles snel en ik denk dat ik het er in haar ogen goed afbracht.

Huizen de thuisbasis

In de volgende jaren tot bijna eind 1957 bleef Huizen de thuisbasis, ofschoon mijn vader door zijn werk in Rotterdam woonde. Dat betekende wel haast elk weekeinde veel gereis met trein en bus en er bestond toen nog geen vrije zaterdag! Gelukkig waren er in Huizen nog de kennissen van vroeger, die een beetje op het schip konden letten en het direct noodzakelijke onderhoud pleegden.
Toch hadden de oorlogstijd en de narigheid van de scheiding hun weerslag veroorzaakt op de conditie van een aantal houten onderdelen, zoals berghout, zwaardklampen, mast en zwaarden. Dat alles, nu inmiddels ook al zo'n 17 jaar oud en redelijk intensief gebruikt, was aan vervanging of een grondige reparatie toe. Daarom verliet de Lucie in november 1957 voor een onbepaalde tijd de Huizer haven met als eerste bestemming Ouderkerk aan den IJssel. Daar zouden bij de werf van C. van Duijvendijk en Zoon het berghout en de zwaardklampen vervangen worden door stalen exemplaren, volgens de oorspronkelijke vorm. Deze werf had ervaring met dat werk, want er waren daar heel wat sleepboten van nieuwe stalen berghouten voorzien. Ook bij de Lucie werd heel degelijk werk afgeleverd, dat beslist niet misstond bij het eveneens zeer degelijk gebouwde casco. Ook dat verraadt nog altijd dat het niet bij een echte jachtwerf is gebouwd, maar ik ervaar het niet als een nadeel. Al deze nieuwe onderdelen zijn echter uitgevoerd als laswerk. Dit onderscheidt zich heel duidelijk van de in 1939 toegepaste constructiewijze met klinknagels.
In 1958 werden de zwaarden bij de jachtwerf De Hudson in Rotterdam grondig gerestaureerd. De oorspronkelijke motor van 10 pk werd gereviseerd en de mast in eigen beheer wat opgeknapt. In het begin van de zomer van 1959 brachten wij het schip weer terug naar Huizen en maakten er van daaruit nog diverse tochten mee. In en om Huizen was niet veel veranderd en het schip mocht daar nog steeds voor een heel voordelig jaarabonnement van 2 gulden per meter lengte liggen. Wel ontbraken plotseling een keer de vertrouwde zendmasten, waaraan Huizen zo makkelijk van verre was te herkennen. Verder was het inmiddels algemeen bekend dat de polderplannen in de komende jaren gerealiseerd zouden worden en dat Huizen in de nabije toekomst niet meer aan het open IJsselmeer zou liggen.

Richting Rotterdam

Op de reis van Rotterdam naar Huizen in 1959 hadden wij ter hoogte van IJsselmonde een aardige jachthaven gezien, waarin ook duidelijk platbodems van het formaat van de Lucie lagen. Bij onderzoek bleek het de jachthaven van de Watersportvereniging IJsselmonde te zijn, alwaar men er geen enkel bezwaar tegen had dat wij lid werden. Gedachtig aan de dreigende polderplannen, maakten wij van deze gelegenheid gebruik en zo vond de Lucie al eind september 1959 een nieuwe plaats in deze jachthaven. In 1960 maakte de 'Lucie' voor het eerst kennis met de Zeeuwse wateren, een vaargebied dat vanuit Rotterdam betrekkelijk gemakkelijk te bereiken is. Achteraf bezien was dat een unieke tocht omdat wij toen de Zeeuwse en Zuid-Hollandse wateren leerden kennen van voor de Deltawerken. Alleen de oostelijke dam in de Zandkreek lag er al, maar de overige dammen en bruggen bestonden alleen nog maar op papier. In die zelfde vakantie hebben wij ook het vertrouwde vaargebied bij Huizen weer opgezocht. Daarvoor was een speciale reden. Er was bij de zeilmakerij W. van der Schuur in Spakenburg een nieuwe fok  besteld. Eenmaal gereed, wilden wij het zeil snel ophalen en uitproberen.
De oorspronkelijke zeilen van de 'Lucie' zijn destijds geleverd door de Huizer zeilmakerij van J. Loosman, gevestigd aan de Zeeweg 5. Echter in 1960 was dit bedrijf gestopt en konden wij er niet meer terecht. Enkele jaren later is er in Spakenburg ook een nieuw grootzeil voor de Lucie gemaakt. Het oorspronkelijke grootzeil van Loosman houd ik nog steeds in ere, want het past veel beter en ik hoop ooit nog eens een zeilmaker te vinden die er wel een goede kopie van kan maken. Dat was in Spakenburg beslist niet gelukt.
In 1962 is de hulpmotor van 10 pk uiteindelijk toch vervangen door een zwaardere motor van het zelfde merk Albin. Deze 20 pk benzinemotor functioneert nog steeds prima, maar is inmiddels ook al weer een "old-timer" motor geworden. In dat zelfde jaar volgde ook nog een noodzakelijke vervanging van de mast, zodat er in een betrekkelijk korte tijd heel wat op en aan de Lucie vernieuwd werd. Vooral de wat sterkere motor opende de mogelijkheden tot grotere tochten. De verste tocht was ongetwijfeld de reis in 1965 naar de Deense wateren. Zo ver zijn wij maar één keer van huis geweest, maar de Nederlandse en de Duitse waddeneilanden zijn veel vaker bezocht. Ook Zeeland uiteraard nog wel een aantal keren, met Gent en Blankenberge aan de Belgische kust als verst bereikte doelen.
Al deze tochten werden steeds vanuit Rotterdam, met de Watersportvereniging IJsselmonde als thuisbasis, ondernomen. Toch werd er bijna elk seizoen wel weer een bezoek aan de vroegere thuishaven gebracht. Dat kon eerst nog over het open IJsselmeer, maar moest allengs door steeds smaller wordende openingen in de dijk rondom het toekomstige Zuidelijk Flevoland. Uiteindelijk kon Huizen alleen nog maar bereikt worden via een geheel nieuwe vaargeul, die door gebieden voerde (het Muiderzand), welke ten tijde van het open IJsselmeer altijd angstvallig vermeden moesten worden vanwege de ondiepten.

Op het IJsselmeer nog zonder Flevoland

Eerder in dit verhaal zag U een foto van de 'Lucie', varend op het IJsselmeer waar nu ongeveer Almere Stad oprijst. Dat ligt precies op de vroeger door de Lucie heel veel gevaren route: uiterton Huizer havengeul naar het Markervuur en terug. De foto is genomen in 1955 en toont het schip zeilend met de kluiver bij. De "zee" ziet er nogal woest uit, maar dat lijkt erger dan het was want ik heb later vernomen dat hele toer was om net zo'n mooi opspattende golf op de foto te krijgen. Mijn vader had destijds een verslag van onze tocht naar Denemarken geschreven voor De Waterkampioen. Daarbij was deze foto gepubliceerd om een indruk van het schip te geven. Bij ons bezoek aan Huizen in 1968 kwam destijds Piet Vlaanderen heel enthousiast naar mij toe met de mededeling "heb je niet gezien dat de 'Lucie' dit jaar op de voorplaat van de waterkaarten voor zeil- en motorjachten staat afgebeeld". Nee, ik had het niet gezien en de rest van de familie evenmin. Hoe de 'Lucie', weliswaar wat gewijzigd door de fantasie van de tekenaar, daar op prijkt, laat ik hierbij zien. Zo kunt U zelf uitmaken hoe dom het van mij was het niet gezien te hebben.

De 'Lucie' op de voorplaat van de waterkaarten voor zeil- en motorjachten in 1968
De 'Lucie' op de voorplaat van de waterkaarten voor zeil- en motorjachten in 1968

De 'Lucie' als verjaarscadeau met een verrassing

Op 19 oktober 1972 ontving ik ter gelegenheid van mijn 33e verjaardag, begeleid met een keurig briefje, de 'Lucie' als verjaarscadeau. Daarmee veranderde het schip dus weer op een wat minder gangbare wijze van eigenaar! Natuurlijk een prachtig cadeau om te krijgen, maar de consequenties werden op dat moment niet volledig overzien. Ten eerste verspeelden wij daarmee bijna onze ligplaats bij de watersportvereniging (ik was slechts donateur), maar het leidde ook tot een "aanvaring" met de belastingdienst. Omstreeks 1975 schreef de belastingdienst willekeurig diverse jachteigenaren aan met de vraag van wie zij het schip gekocht hadden en op welke wijze het betaald was. Hoe deze dienst zo maar over een lijst van jachteigenaren beschikte, werd in hun schrijven niet vermeld. Uiteraard was er in mijn geval wat betreft de financiering duidelijk niets verdachts, maar die schenking was destijds toch niet gemeld! Er moest dus als nog aangifte gedaan worden en dat kon beslist niet op basis van de aanschafprijs uit 1939, en een daarop toegepaste afschrijving. Het schip moest opnieuw getaxeerd worden en toen kwam er een heel ander bedrag uit. Gelukkig bestond de mogelijkheid tot het indienen van een bezwaarschrift en daar heb ik uiteraard gebruik van gemaakt. Vermoedelijk zal zelden een (tevreden) eigenaar van een schip op één A-viertje zoveel negatieve punten van zijn schip naar voren hebben gebracht. Ik eindigde het relaas met de opmerking dat ik desalniettemin toch wel zo vriendelijk wil zijn om vast de helft van de mij opgelegde aanslag schenkingsrecht te betalen. Tamelijk snel volgde daarop een halvering van de aanslag.

Minder gebruikelijke reisdoelen

Naast het IJsselmeer en de Wadden koos men voor de 'Lucie' ook wel eens wat minder gebruikelijke reisdoelen uit. Een zeker letterlijk "hoogtepunt" daarbij was een tocht in juni 1977 naar Maastricht, aangezien het water daar 's zomers op een hoogte van ruim 40 m boven NAP staat. Voor mij was dat een reis met een record aantal keren de mast op en neer draaien en heel veel sluizen passeren met gestreken mast. Lastig maar het verliep voorspoedig. Zeilen was er echter niet veel bij. Het was typisch een wens van mijn vader om eens per boot naar Maastricht te gaan en achteraf ben ik blij dat deze wat vreemde tocht gemaakt is. Want juli 1977 werd mijn vader zwaar invalide en daarna was het met het varen in het vertrouwde familieverband gedaan. Ook zijn vrouw heeft sedertdien nog maar een heel enkele keer mee gevaren. 
Zelf bleef ik uiteraard met wat vaste zeilkennissen geregeld varen, maar in de tachtiger jaren al wat minder vanuit IJsselmonde en wat meer vanuit Huizen. De haven aldaar was inmiddels niet meer de vertrouwde vissershaven van vroeger, maar al duidelijk getransformeerd tot een jachthaven en dat had natuurlijk ook niet alleen maar nadelen. Het Gooi- en Eemmeer boden weliswaar niet meer de ruimte van weleer, maar de beschutte ligging maakt het ook verantwoord om met wat minder in het zeilen ervaren kennissen weg te gaan en ik heb er ook heel wat alleen rond gekruist.

Huizen, winter 1996
Huizen, winter 1996

Anno 2003

In 1990 overleed mijn stiefmoeder. Zonder haar inbreng destijds zou de 'Lucie' beslist niet bestaan hebben. Daarna heb ik nauwelijks nog kans gezien om met het schip te zeilen. Wel werd er veel onderhoud uitgevoerd met als hoogtepunt het opnieuw in elkaar lijmen van de "nieuwe" mast uit 1962, die anno 1995 beslist niet meer zo nieuw en stevig was. Sedert 1992 ben ik abonnementhouder van een ligplaats in de gemeente haven en is een oude traditie weer hersteld: de 'Lucie' terug in Huizen! Op deze stemmige winterfoto, genomen in 1996,  ziet U waar het schip zijn ligplaats heeft. In andere winters lag het vaak in Rotterdam, het liefst zo dicht mogelijk bij huis. Dat is makkelijk voor het onderhoud. De directe omgeving van de Watersportvereniging IJsselmonde leent zich door snelle veerdiensten, intensieve beroepsvaart en veel hoogbouw niet zo goed voor recreatief zeilen. Daarom mijn voorkeur voor het altijd nog wel vertrouwd gebleven Huizen, maar dan moeten "ze" in Almere het wel een beetje rustig aan doen met hun hoogbouwplannen en niet het hele Gooimeer gaan voorzien van snelle veerdiensten.
Ik vermoed dat zulks voorlopig, althans naar Rotterdamse maatstaven, nog wel mee zal vallen en hoop spoedig weer wat met de 'Lucie' te gaan zeilen. 

Terug naar vorige pagina