Behoud van de tjotter 'Pompeblêd'

Gerard ten Cate en Robin van Son schrijven op 30 april 2019: De eerste indrukken

Over deze tjotter is nauwelijks informatie bekend. Ze staat in de schepenlijst van de SSRP opgenomen, maar dat is het dan ook ongeveer. De lengte die opgegeven is, is 4.70 mtr. De eigenaar is volgens de schepenlijst sinds 1965 - ???? de heer K.J. Schreuder uit Leiden.
Ineke en Frans Verkaaik uit Reeuwijk kenden het scheepje en wisten het te liggen bij watersportbedrijf Coen Rutjes aan de Oudeweg in Reeuwijk. Het lag er al jaren en Frans had mij er al eens (in 2017) op gewezen. Hij hoopte dat ik het weer in de vaart zou willen brengen. Natuurlijk voelde ik me gevleid maar bedankte voor de eer.

Reacties zijn/worden onderaan dit artikel toegevoegd. Overigens kunt u ook reageren!

In de winter van 2018-2019 werd er ik kleine kring gesproken over een zoektocht naar een kleine tjotter om mee te zeilen. Omdat bekend was dat deze tjotter mogelijk beschikbaar was werd ze genoemd. Degene die een dergelijk scheepje wenste, bleek uiteindelijk iets te zoeken zonder werk.
Op 4 april 2019 is er nogmaals contact gezocht met Ineke Verkaaik om te vragen naar de beschikbaarheid van de tjotter. Na eerdere foto’s die “onderdak” genomen waren, bleek ze nu omgekeerd onder een kleed buiten te liggen. Robin en ondergetekende hadden het gevoel dat de vorm van het scheepje nog altijd “goed” was. We hebben aangeboden haar “om niet” op te willen halen zonder haar gezien te hebben. Met dank aan Ineke die als intermediair heeft gefunctioneerd mochten wij haar overnemen. Voor zover aanwezig heeft zij de beschikbare losse onderdelen verzameld en zolang thuis bewaard.

Op Goede Vrijdag 19 april 2019 hebben we haar op de trailer opgehaald

De tjotter lag achteraan op een stallingsterrein bij het watersportbedrijf van Coen Rutjes. Met een kraan kon ze weg getakeld worden. De vorm van het scheepje was nog goed, maar het hout had geleden door de stalling buiten. Alle beschermende lak was verdwenen. Het scheepje is totaal verweerd. Coen Rutjes was erg behulpzaam met het takelen en het op de trailer zetten.

Het bleek dat Coen (mede) eigenaar was door vererving. Sinds 1970 bleek het scheepje op het droge te hebben gelegen. Eerst in de loods. Er werd altijd stallingsgeld betaald maar er werd verder niets mee gedaan. Uiteindelijk werd ze buiten onder een kleed gestald. Ze stond op de nominatie om bloembak te worden. Sloop hoorde eveneens tot de mogelijkheid.
Ineke had inmiddels het volgende thuis staan: roer, helmhout, fok, dekkleed, motorsteun, touwwerk, vleugel.

Er kan nu iets meer over het scheepje worden gezegd

De afmetingen zijn 5.25 x 2.06 x 0.30 mtr. De holte is 72 cm. De lengte is dus veel groter dan ooit vastgelegd in de schepenlijst van de SSRP. Opvallend is het volkomen platte vlak met hele weke kimmen. Het vlak bestaat uit drie planken en is 1.16 mtr. breed. (0.47 / 0.21 / 0.47 mtr.). Verder valt op dat de constructie licht is. Het mastdoft is 4 cm dik. De mast wordt vanaf de achterkant in het mastdoft gezet en wordt gefixeerd met een grendel zoals je dat bij kleine scheepjes ziet. Het kolsum waar de mast op steunt zit slechts met vier bouten vast en wordt niet door een constructie gesteund. Wanneer er met een mast van bijna 7.50 mtr. gezeild moet worden, dan zal de bestaande constructie te licht zijn. Het is niet denkbeeldig dat mast en tuig gemakkelijk over boord gezeild kunnen worden.

Bij het watersportbedrijf lagen nog de giek en een nieuwe mast. Deze laatste kregen we niet mee. Het was bedoeld als vlaggenmast. We hebben het wel kunnen meten. De lengte tot de hommer was 7.05 mtr. De totale lengte was zonder trommelstok 7.45 mtr. Van de zwaarden waren tafeltjes gemaakt die niet meer aanwezig waren. Hiervan kon de maat niet worden genomen.

De zwaardwegers zijn licht uitgevoerd en zijn niet meer dan een verdubbeling van het boeisel. De zwaardbout kan niet versteld worden. Er is slechts één gat geboord. Het boeisel staat erg stijl.

Het scheepje heeft drie gangen, die een verfijnd voor- en achterschip tonen. De achtersteven valt erg achterover zonder uitgezakt te zijn. De boeisellijn is vlak. De stootstrip rondom het schip is van messing. Het boeisel staat stijl en heeft een ingeschaafde kraal en twee ingeschaafde biezen. In het voorschip bevindt zich een versierde bedelbalk. Achterin bevindt zich een versierde hennebalk.

Het roer is voorzien van een vis/zeeduivel aan de ene zijde en een pauw aan de andere
Het roer is voorzien van een vis/zeeduivel aan de ene zijde en een pauw aan de andere

De vorm van deze figuren en de combinatie ervan kom je tegen bij een paar scheepjes ('Wardy' en 'Brûzer') die gebouwd zijn door Douma uit Oppenhuizen/Terherne. De zeeglijn komt eveneens overeen.

Persoonlijk neig ik er naar de 'Pompeblèd' te kwalificeren als boerenboot. Maar dan wel een grote en een verfijnde.

Het streven is haar weer in de vaart te brengen. Ze zal opgemeten en getekend gaan worden zodat de vorm en constructiedetails vastgelegd zijn. De werkelijke kwaliteit van het hout zal nog beoordeeld moeten gaan worden. Afhankelijk de uitslag hiervan moet gekeken worden welke vorm van conservering realistisch zal blijken.

Robin van Son, Makkum
Gerard ten Cate, Zuidlaren


 

Het Stamboek in de Spiegel der Zeilvaart: Een verwaarloosde tjotter

Een bestaan als bloembak of afvoer via de container is voorlopig afgewend. Maar Gerard ten Cate en Robin van Son zijn heel benieuwd hoe de lezer en liefhebber tegen het verhaal van de 'Pompeblêd' aankijken en willen graag het volgende van u weten: Is het in uw ogen terecht dat ze "uit haar winterslaap is gewekt"? Hoe schat u de haalbaarheid in om haar weer varend te krijgen? Vindt u de gedachte om haar weer varend te krijgen realistisch? Op welke manier zou u het aanpakken wanneer een dergelijk scheepje ineens uw eigendom zou worden? En: is bij het opnieuw in de vaart brengen, los van de kosten die er mee gemoeid zijn, een rol weggelegd voor de SSRP als Behoudsorganisatie?

We willen graag uw mening. Klim in het toetsenbord en schrijf ons via: stamboek®ssrp.nl

SdZ 2019-5: De 'Pompeblèd', een verwaarloosde tjotter

Reactie van Bert van Baar eigenaar van de Bootbouwschool en organisator van het Dutchwoodenboatfestival (Den Helder 5-7 juli)

Naar aanleiding van het Stamboekartikel in de Spiegel der Zeilvaart van mei 2019 schrijft Bert:
Met veel interesse het stukje gelezen over dat verwaarloosde tjottertje. Zelf ben ik van mening dat er aan een aantal ‘voorwaarden’ voldaan moet worden voordat er een besluit valt om restauratie of reparatie te rechtvaardigen. Een daarvan, voor mij, is vooral de emotionele waarde: is het bootje van opa, of ander familie lid, goede vriend geweest? Of is het een historisch vaartuigje? Heb je er zelf iets mee: gevoelswaarde.
Langzaam zak je dan verder af naar: is t economisch verantwoord genoeg. Dit is voor mij het laatste criterium. Natuurlijk gaat t uiteindelijk ook om geld maar wanneer je met veel liefde en geduld een dierbaar bootje opknapt mag dat ‘onbetaalbaar’ zijn, toch? Ook kan 't erg veel voldoening geven om iets ‘onmogelijks’ mogelijk te maken; ook dan speelt geld geen enkele rol.
Ik heb Helderse vletten gezien waar aan mij gevraagd werd of ze nog de moeite waard waren. Bovenstaande criteria wegstrepend kwamen we tot de slotsom dat nieuwbouw misschien stukken beter was: alle spanten waren totaal verkruimeld. Alle hout aan de binnenkant van de romp verwijderen, en heel houden daarbij, voor een bootje waarmee toeristen moesten worden rondgevaren? Uren en nog niet eens alleen de materialen ..... Dus de technische kant van de zaak is ook niet mals.

Over een week of drie organiseer ik het eerste houten botenfestival van Nederland en wil over dit ‘probleem’ een discussie aangaan met professionals. Misschien dat jullie daar een bijdrage aan willen leveren. Ook zaken als traditioneel EN moderne houtbouw (en niet de een versus de ander) wil ik aan de orde laten komen. Daarnaast het organiseren van een platform voor diezelfde professionele bootbouwers, maar ook voor aanstormend talent, tegenwoordig start-ups genoemd, wil ik onder de aandacht brengen. Ben benieuwd hoe jullie daartegen aan kijken.
Voor een idee: kijk eens op http://www.wbta.co.uk voor de Engelse versie daarvan. Ik ben daar al jaren (slapend) lid van als ‘affiliate member’ omdat ik in Nederland zit en een school ben.

Laat eens weten wat jullie hiervan vinden.
Hartelijke groeten,
Bert van Baar

Bootbouwschool.nl
Dutchwoodenboatfestival.nl

(Dutch WoodenBoat Festival - Wim de Bruijn schrijft in Spiegel nummer 5: Liefhebbers van houten boten opgelet! Op het oude Rijkswerfcomplex Willemsoord in Den Helder wordt begin juli het Dutch Wooden Boat Festival georganiseerd. Op de wal liggen tal van zelfgebouwde boten en icings de wal hele grote houten schepen. U kunt ze allemaal gratis bekijken. Net als alle inzenders van de ABBA. Voeg daarbij de nodige workshops en lezingen en je hebt een weekend dat je niet mag missen.)

Het antwoord van Gerard ten Cate aan Bert van Baar

Wat een mooie beschouwing geef je over het behoud van oude houten scheepjes. De gedachtenstappen die je beschrijft om te beoordelen of je je energie moet steken in het behouden van een oude boot. Persoonlijk ben ik het met je eens dat nieuwbouw vaak veel realistischer is dan restauratie in welke vorm dan ook.
Zelf heb ik jaren lang het Friese jacht 'Bestevaer' (1953) gehad. Lantinga uit IJlst wilde toen wel een nieuw Fries jacht bouwen met gebruikmaking van bruikbare onderdelen van “het oude schip”, maar groot onderhoud of restauratie wilde hij niet doen. Vaak komt restauratie uiteindelijk ook uit op nieuwbouw. Vaak is de uitstraling van het gerestaureerde schip een andere dan van het oorspronkelijke. Je mag je dan afvragen of het oorspronkelijke schip behouden is gebleven is.
Het bepalen of een scheepje historische waarde heeft is een ander verhaal. Wanneer dit wel zo is, dan moet je misschien een andere benadering kiezen. Het zorgvuldig bewaren van de restanten is dan het minste wat je kunt doen. Helaas is er voor het beoordelen of een boot historisch is geen objectieve formulering.
Wanneer het oorspronkelijke schip vanaf tekeningen gebouwd is, dan kan er in theorie een goede en misschien zelfs betere replica van gebouwd worden. Wanneer er zoals bij vrijwel alle oude houten ronde en platbodem schepen ‘op het oog’ gebouwd werd, dan ligt dit lastiger. Dat in het begin van de 20e eeuw veel scherpe zeilboten ook op het oog gebouwd werden is minder bekend. Ik denk hierbij aan de W-klasse en de 7.10m klasse. Het waren zogenaamde beperkte klassen. Iedere nieuw gebouwde boot was een verbetering van de vorige. Vooral de grootspantvormen verschilden nog wel eens. Slechts van de 'Iris' is een geschetst lijnenplan bekend. Van de 7.10m klasse zijn er een paar schepen over gebleven. Helaas zijn ze niet populair en kom je ze dus nauwelijks meer op het water tegen. Dat terwijl het fantastische zeilschepen zijn, aan de basis van de Nederlandse zeilsport staan en eigenlijk bewaard moeten worden. Vaak zeilen ze beter dan de 30m2 en Regenboog. Ze zijn er nog omdat sloop zonde gevonden wordt ……… ze verkeren nog in een staat dat ze gerestaureerd kunnen worden.
Blijkbaar is het zo dat er weinig draagvlak is om de zorg voor een historisch vaartuig op je te nemen. Anno 2019 is dat blijkbaar de tijdgeest. Persoonlijk probeer ik zoveel mogelijk over individuele schepen te documenteren, maar ze horen natuurlijk te varen.
Ik ben benieuwd naar mogelijke andere reacties op het stuk in de Spiegel der Zeilvaart.


 

Reactie op deze pagina
  • ?
  • (jpg,jpeg,bmp,tiff,zip,pdf,rar)
  • In ons Privacystatement kunt u nalezen hoe de SSRP met de op dit formulier verstrekte, privacygevoelige gegevens omgaat.

Terug naar overzicht