Vlieger

Rijn en Maas hebben scheepstypen voortgebracht met een heel eigen karakter. Zeer verscheiden van uiterlijk weliswaar, maar met enkele fundamentele en gemeenschappelijke eigenschappen in de vorm van de romp, zoals de platte bodem en de aakvormige bouw van het voorschip en vaak ook van het achterschip. Men denkt dan onmiddellijk aan de aak, die zijn naam heeft gegeven aan deze constructie en de keen en de herna of de oudere soorten, zoals de samoreus en het beitelschip. Zelfs de kleine open roeiboot, de volgboot van deze vrachtvaarders ontsnapte er niet aan. We kennen hem nu als de Vlieger.

Een Vlieger met mastgat in roei-mastbank
Een Vlieger met mastgat in roei-mastbank

Slechts enkele scheepvaartmusea mogen zich verheugen in het bezit van een Vlieger. Het Zuiderzee museum te Enkhuizen bezit een oud en zeer gehavend exemplaar in de collectie. In de loop van zijn bestaan heeft deze boot enkele veranderingen ondergaan. Oorspronkelijk bedoeld als schippersboot is hij later, toen hij waarschijnlijk te slecht werd voor de schipper, door een andere eigenaar verbouwd tot visboot.

Spiegel der zeilvaart 1991: de Vlieger in twee verhalen van Maurice Kaak

Vanuit Duitsland langs de Rijn en van de bovenloop van de Maas is de Vlieger afgezakt naar de monding van de rivieren. In het waterrijke gebied van Maas en Waal is hij een eigen bestaan beginnen te leiden en er ontstonden ondersoorten die op zijn aakvorm zijn geïnspireerd. Hoe vreemd het ook mag lijken, in de 19e eeuw is hij ingeburgerd geraakt bij de Friese en Groningse schippers en werd daar gebruikt als volgboot van kustvaarders, als zeetjalken en koffen. Het succes dat hij daar heeft gekend kan alleen te danken zijn geweest aan zijn goedkope bouwwijze, een gevolg van zijn eenvoudige vorm. Goedkoop heeft in dit geval niets te maken met slechte kwaliteit. Op constructief gebied was hij evenwaardig aan elke andere schippersboot. Hij bleef echter een rivierboot en dat ondervonden de Wad- en kustvaarders elke keer als het weer te ruw werd. Hij bleef droog bij hoge golfslag, dat was zijn voordeel, wat echter zeer in zijn nadeel pleitte was dat hij zich in dergelijke omstandigheden moeilijk liet slepen. Het platte vlak, de korte waterlijn en de geringe diepgang gaven hem weinig koersstabiliteit, volgens sommige schippers kon hij achter het schip liggen draaien als een tol. Om deze reden werd hij later verdrongen door de sloep. Zijn Duitse naam „koaneboot" is in het noordwesten van ons land lang in gebruik gebleven. Voor de tjalkschippers van de binnenvaart was hij beter geschikt en bleef daar langer zijn diensten bewijzen. Het is vanzelfsprekend dat de boeren in de omgeving van de bouwplaatsen zeer dikwijls een Vlieger bestelden voor eigen gebruik, bedoeld voor hun verplaatsingen, vrije-tijdsvisserij en wat uit de aard van de zaak volgt, voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden op het land. Het is zelfs mogelijk dat de kleine beroepsvisserij de Vlieger ooit heeft gebruikt, maar daar zijn minder aanwijzingen voor.

Twee artikelen van Maurice Kaak in de Spiegel der Zeilvaart van 1991

De Vlieger in het Duitse boek "Die Lippewasserstrasse"

Een Vlieger, hier Vliegert genoemd, was een bijboot voor de grotere Maas- en Rijnschepen, die ook de Zeeuwse stromen bevoeren. Er zijn in Waspik talloze Vliegers gebouwd. Ze hadden 4 roeiriemen. De prijs bedroeg in het jaar 1870-1885, 80 tot 90 gulden naargelang de lengte. De oorsprong van de Vlieger ligt waarschijnlijk in Dorsten aan de Lippe in Duitsland. Na inzage in het Stadsarchief in Dorsten bleek dat de vlieger, daar aak genoemd, een lengte had van 5 tot 9 meter, hij had een grootzeil, fok en zijzwaarden. De naam Vlieger is ontstaan, omdat het scheepje door zijn bouw als het ware over het water vloog. De Vlieger had in Duitsland een andere functie dan bij ons. De Vlieger werd daar door boeren gebruikt. Op de scheepstimmerwerven in Dorsten werden in de 18e en 19e eeuw talloze Dorstense aken en Dorstense schepen gebouwd, voor Nederlandse klanten, ook uit onze streek.

De Vlieger in Duitsland
De Vlieger in Duitsland

De Vlieger werd ook gebruikt bij het jagen met paarden. De boot werd aan de jaaglijn vastgezet met 1 man erin, die dan tijdens het jagen de lijn vrij moest houden van struiken en dergelijke op de oever. De vlieger werd ook gebruikt bij het boegseren, dit is het schip met een of twee roeiers aan een lijn voorttrekken bij windstil weer of een smal vaarwater tegen wind in, als laveren of kruisen onmogelijk was.

Een deel van het Duitse boek "Die Lippewasserstrasse"