Westlanders

Eind 19e eeuw deed de Westlander zijn intrede op de waterwegen, min of meer als opvolger van de ‘bok’. De Westlander kwam voor in een groot deel van Zuid-Holland en het zuidelijk deel van Noord-Holland. Dit scheepstype is omstreeks 1880 ontstaan bij de opkomst van de Westlandse glastuinbouw. Westlanders werden veel gebruikt voor het vervoer van tuinbouwproducten, kolen, mest en zand. Men kon ze ook aantreffen bij de Harwich-boot in Hoek van Holland. Daar werd de lading overgegeven. Veel Westlandse producten werden via Hoek van Holland naar Engeland verscheept, waar door de industriële revolutie grote vraag was naar vroege aardappelen en bessen. Maar ladingen bestonden ook uit bouwmaterialen, turf en pulp van de suikerfabrieken (voor de veehouderij).

Aanvankelijk werd de Westlander van hout gebouwd. Vanaf de jaren tachtig (19e eeuw) gebeurde dat ook in ijzer en staal. De Westlander was evenals de bok een lang, smal, laag schip met een platte bodem. Opvallend waren de flauw gebogen, sterk vallende stevens, met aan de boeg aan weerszijde van de voorsteven ‘wangen’. Dat gaf aan dit schip zijn karakteristieke uiterlijk. De westlander werd in verschillende maten gebouwd. Hij kon een lengte hebben van ca. 12 tot 18 meter en een inhoud tussen 12 en 30 ton. Het meest kwamen schepen van zo’n 17 ton voor. De grootste maat was te groot om er in het Westland goed mee te kunnen varen. Ze werden dan ook ingezet bij de vaart op ‘het Overmaas’ (de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden), West-Brabant, Noord-Limburg, enz.

De westlander had geen gangboorden. De luiken rustten op ‘steekleren’, dat zijn planken die aan de zijkanten van het ruim recht overeind werden gezet. Als er met dunne mest gevaren werd en er kans was dat die bij overhellen van het schip naar buiten zou lopen, werden de luiken met zes stevige, langsscheepse ‘spalklatten’ vastgezet. Zo bleef de kostbare lading in de boot.

De schepen waren op de achterplecht voorzien van een roefje, waarin meestal een kacheltje of fornuisje stond. Er was aan alle zijden een bank gemaakt. Ook was er een kooi ingebouwd waarin een of twee personen konden slapen. In het vooronder was een bergruimte voor zeilen, touwen en verf en meestal ook een kooi. Tot de uitrusting van de westlander hoorde vaak een watervaatje.

De westlander was voorzien van een grootzeil en een fok. Bij windstil weer kon een westlander geweegd worden. Daartoe waren in voor- en achterplecht weeggaten aangebracht. Een enkele maal werd de boot ook wel geroeid. De schipper van de westlander kon het roer bedienen vanuit de roef, of vanuit het stuurgat. Dat was een luik achter de roef, waardoor de schipper wat lager kon staan. En wat meer beschut tegen het weer.

De Westlandse westlanders kwamen van een aantal verschillende werven en werfjes, maar werden soms ook wel van ver ingekocht, onder andere in Friesland. Bijna elke plaats had wel een scheepsmaker, waar boten gebouwd of hersteld werden. De belangrijkste werven in het Westland en omgeving waren Van Waveren uit Monster, Van der Plas in Kwintsheul, Van Straten in Loosduinen en Van der Aar in diezelfde plaats. 

Scheepstypologieën: Spiegel der Zeilvaart april 1986 nummer 3 - Scheepstypologie Westlanders deel 3

Hoewel wij niet beschikken over harde bewijzen, willen we als hypothese stellen dat de Westlander ontstaan is als variant van de „Bok" (Bok in de betekenis zoals gehanteerd door Lunenburg in zijn boekje „Ronde en Platbodems") in het laatste kwart van de vorige eeuw. De door ons verzamelde gegevens doen blijken dat de bouwers van Westlanders even vroeg zijn overgegaan op de ijzer- en staalbouw als in de overige scheepsbouw het geval was: de eerste ijzeren Westlanders verschenen in de jaren tachtig van de negentiende eeuw. De Westlanderbouw beleefde maar een korte bloeitijd. Na de Eerste Wereldoorlog werden ze al niet meer gebouwd.
De redenen om te stellen dat de Westlander van de Bok afgeleid en een nog relatief jong scheepstype is, zijn:

  1. De opvallende overeenkomsten als: de vallende voorsteven, de lijn van het boeisel, de aanwezigheid van klapmutsen, de afwezigheid van gangboorden en het aanwezig zijn van steekleren, de platte bouw. Ook de Pakschuit hoort onmiskenbaar tot deze schepenfamilie.
  2. We kennen wèl diverse oude prenten (van bijvoorbeeld Grève, Le Comte) waarop de Bok voorkomt en als zodanig vermeld wordt in de achttiende eeuw, maar geen enkele met een „Westlander". De Westlander wordt pas afgebeeld als het fotograferen tot ontwikkeling komt (vanaf ongeveer 1860).
  3. Met het opkomen van de Westlander verdween de Bok. De Westlander verving de Bok geheel, in eenzelfde bedrijfstak (namelijk regionaal vervoer te water).

Zie ook de beschrijving van het boek Scheepstypologieën.

pdf SdZ 1986 nr03 april - Scheepstypologie Westlanders deel 3