Zeeuwse Boeieraak

De uitgebreide informatie over de Zeeuwse Boeieraak, is opgenomen bij de beschrijving van het type op de Boekenplank.

In de nieuwe opzet van de beschrijving van de in het Stamboek opgenomen scheepstypes staat de tijdlijn van de ontwikkeling van het betreffende type centraal (=vergelijkbaar met bijv. het Stamboek van koeien met de ontwikkeling van het ras. De laatste koe in dat Stamboek is een doorontwikkeling van de eerst opgenomen koe). In die tijdlijn zitten allerlei duidelijk beschreven momenten, waarin aanpassingen werden doorgevoerd en bepalend waren voor de verdere ontwikkeling van het type.
Als een schip van een bepaald type bij het Stamboek wordt aangemeld is aan de hand van de benoemde kenmerken direct duidelijk of het ook echt om een schip van dat type gaat. Met het jaartal van de bouw kan dan direct worden “ingeprikt” in de tijdslijn van het type om duidelijk te zien waar het schip in de ontwikkelingsfase van het type zit en kan het worden gerelateerd aan de sociaal-maatschappelijke en technologische ontwikkelingen in die tijd. Dit wordt weergeven in de algemene Tijdlijn van de ontwikkeling van de Ronde en Platbodemjachten.

We proberen alle in het Stamboek opgenomen scheepstypes op deze manier te beschrijven. Op onze Boekenplank is daarover al veel informatie te vinden. het verhaal is nog lang niet af, maar bij veel scheepstypes staat de verwijzing al naar de nieuwe opzet van de beschrijvingen van de oude scheepstypes.

De ontwikkeling van de Zeeuwse Boeieraak bekijken we vanuit een breed perspectief, waarbij de ontwikkeling van het scheepstype en de geschiedenissen van de schepen als uitgangspunt worden gehanteerd.

De Zeeuwse Boeieraak in het kort

In het gebied van de HolIandse IJssel, de Biesbosch en de noordelijke Zeeuwse wateren kwamen veel typen voor met heve. Hiervan vormden de biesboschaken een aparte groep, waarbij de zijden beneden de knik bestonden uit twee overnaadse gangen. Bij de scheepstypen van deze groep liep het vlak voor en achter tot bovenaan op. De zijden waren beneden de knik of het berghout gladboordig en dwarsscheeps enigszins rand. Boven het berghout was een breed boeisel dat een weinig naar binnen vie!. Van boven gezien waren voor- en achterschip nogal rond.

De Zeeuwse boeieraak is zo mogelijk nog zeldzamer en nog minder bekend dan de Zeeuwse schouw. Bronnen betreffende dit schip zijn dan ook uiterst schaars. Oude afbeeldingen of vermeldingen zijn ons niet bekend. Eerst op het einde van de negentiende eeuw treffen we het schip aan op enkele foto's van de Zeeuwse wateren, onder meer te Yerseke en Terneuzen. Op een potloodtekening van omstreeks 1880, door de Antwerpse tekenaar Henri Seghers, uit de verzameling van het Nationaal Scheepvaartmuseum te Antwerpen, staat eveneens een dergelijk schip afgebeeld.

De boeieraak is waarschijnlijk via de grote rivieren in Zeeland verzeild geraakt. Hoewel de naam doet vermoeden dat de boeieraak meer een boeier was, was het een echte aak. Het vlak is voor en achter hoogopgebrand en versmalt sterk. Voor ligt het tegen het boeisel aan en achter tegen een grote balk die het boeisel vervangt. De boeieraak heeft een ingewerkte voorsteven en een scheg. Het schip is gladboordig, het laagliggende berghout is vrij recht evenals het brede boeisel, alleen in het voorschip gaat het wat omhoog. Achter had het scheepje een scheg waaraan het roer vissend was opgehangen, zodat bij droogvallen of varen over een ondiepte het onder het schip uitstekende roer niet beschadigd kon worden, het schoof dan langs de roerpen omhoog. De gladboordig beplankte romp was voor de mast gedekt, daaronder was een kleine roef. De mast stond in een mastkoker en het tuig was bezaan. De boeieraak werd gebruikt als vrachtvaarder, maar voornamelijk werd het scheepje ingezet voor de oestercultuur.

Terug naar vorige pagina