De Hekse

De Hekse

Uit een briefwisseling uit 1967 tussen de uit Leeuwarden afkomstige H. Voordewind en eigenaar R. Swart Dzn:
Het schip was oorspronkelijk afkomstig uit Kampen en heeft ook meer het Vollenhovense model, lang 7,50 m en breed 2,65 m en heeft zeer zware inhouten en leggers en brede berghouten, wat vroeger bij het varen op de Zuiderzee en de Ketel wel zijn voordelen had. Wat de ouderdom betreft, volgens het anker, een fraai stuk smeedwerk, is dit 1891 en heette het schip toen "De Heks".

Nieuwe eigenaar gezocht - Te koop

Voor deze visaak wordt een nieuwe eigenaar gezocht, een goede "hoeder" voor dit Varend Monument®, die er veel plezier aan gaat beleven.
'De Hekse' is volledig gerestaureerd in 1990, groot onderhoud in 2020. Snelle zeiler en verkeert in topconditie.
Voor informatie P.J.M. Tolsma, e-mail petertolsma@organisatie-adviezen.com, tel. 06 1358 6211 of 0515 540 803

Het onderzoek van eigenaar Peter Tolsma in het archief van de gemeente Kampen heeft de gegevens van de opdrachtgever opgeleverd: Gerrit Pieters Van der Veen 1813-1891), beurtschipper van Kampen op Amsterdam, destijds wonende aan de Vloeddijk. Kennelijk heeft deze in 1872 dit scheepje met de naam 'De Heks' laten bouwen. De grote tjalk waarmee de beurtdienst op Amsterdam werd onderhouden, wordt in het archief vermeld als "De Twee Gebroeders". Gerrit Pieters had namelijk twee zoons, Peter en Albert. Peter denkt dan ook dat 'De Heks' dienst moest doen als vrachtafhaler en -aanbrenger voor het grote beurtschip.

Het is een zeer slank schip met een mooie zeeg en een goed geveegd achterschip. De vorm is enigszins verwant aan de Vollenhovense bol, wat gezien de herkomst geen wonder is.

Eigenschappen

Plaquette nummer:54 Zeil nummer: VC390
Categorie:A Tekening nummer:
Type:Visaak

Bouw

Bouwjaar:1872 Ontwerper:E. van Goor (?)
Werf:E. van Goor (?) Werf plaats:Kampen (?)
Motor:Inbouw Motor type:Vetus 10 pk
Materiaal romp:Eikenhout Materiaal kajuit:Eikenhout
Materiaal zeil:Dacron
Onderwaterschip: Kiel:

Afmetingen

Lengte stevens:7,67 m Breedte berghout:2,64 m
Diepgang:0,40 m Masthoogte water:10,65 m
Oppervlakte grootzeil:23,71 m2 Oppervlakte fok:11,87 m2
Oppervlakte botterfok:0,00 m2 Oppervlakte kluiver:5,61 m2
Oppervlakte totaal:41,19 m2 Oppervlakte overig:0,00 m2

Register Varend Erfgoed Nederland

Registratie nummer:886 Registratie datum:17-03-2022
Geregistreerd als:Varend Monument®

Tot nu toe bekende eigenaren en namen van het schip

1872 – 1875 Gerrit Pieters van der Veen, Kampen ( De Heks)
1875 – 1900 A. van der Veen, Kampen ( De Heks)
1900 – 1917 Jhr Mr W.C. van Panhuys, Noordwijk ( Dolphijn)
1917 – 1931 D. Swart Rzn, Leeuwarden ( Dolphijn)
1931 – 1980 R. Swart Dzn, Leeuwarden ( Dolphijn)
1980 – 1981 F. Botman, Leeuwarden ( Dolphijn)
1981 – 1982 L. Timmermans, Bergen (NH) ( Dolphijn)
1982 – 1992 J. Nieuwenhout, Leeuwarden ( Dolphijn)
1992 – 1997 C. Nicolet en E.H. Bon, Amsterdam ( Dolphijn)
1997 – Nu (laatst bekend) R. Kemper en P.J.M. Tolsma, Workum ( De Hekse)

Geschiedenis

1925

1967

1967

1967: Correspondentie Geschiedenis VC390 Visaak Dolphijn tussen R. Swart Dzn en H. Voordewind in 1967

De heer H. Voordewind, Rooseveltlaan 80/3 te Amsterdam (Z) als eigenaar van het Friesche Jacht 'Dolphijn' gebouwd bij Eeltjesbaes te Joure in 1865, en de heer R. Swart Dzn, St. Anhonygasthuis, Perkswaltje 12/11 te Leeuwarden, als eigenaar van de boeier Dolphijn gebouwd te Kampen in 1891.

De briefwisseling kwam in mijn bezit door schenking van de heer J . Nieuwenhout voorheen uit Leeuwarden, thans wonende te Tynaarlo, restaurateur van de laatstgenoemde boeier. Hij heeft deze brieven gekregen van de beide zusters van de heer Swart te Leeuwarden, na restauratie van het schip van Swart , tezamen met de roerleeuw en vlaggestok, alsmede enige oude foto’s van het schip en zijn bemanning die moeten stammen uit ongeveer 1918 - 1920. De drie brieven en de foto’s zijn thans ondergebracht aan het archief van het Stamboek van Ronde en Platbodemjachten in het Fries Scheepvaartmuseum te Sneek. De brieven zijn geschreven met de typemachine en persoonlijk ondertekend. De foto's zijn opgeplakt op karton en hebben kennelijk enige tijd aan de wand gehangen. De kwaliteit is redelijk, maar duidelijk is te zien dat de ontwikkelaar nog steeds door werkt als gevolg van de UV-straling. Donker opbergen kan dit proces tegengaan.

pdf Correspondentie Geschiedenis VC390 Visaak Dolphijn tussen R Swart Dzn en H Voordewind in 1967

1981

1981

1981: Op zoek naar een nieuwe eigenaar

In 1980, na het overlijden van de heer R. Swart, werd het schip, liggende aan de werf van Piersma te Heeg, door de erfgenamen te koop aangeboden.
De heer F. Botman, architect te Leeuwarden, berichtte ons over het verdere verloop het volgende:
Kopers bleven weg en de vraagprijs zakte. Toen zich ook hiervoor niemand meldde, mocht Piersma de boot slopen en de nog bruikbare onderdelen verkopen voor een aan de erfgenamen verschuldigd bedrag. De heer Botman heeft het schip toen voor dit bedrag overgenomen en geprobeerd een nieuwe eigenaar te vinden in een laatste poging het schip van de ondergang te redden. Inderdaad vond hij in de heer L. Timmermans te Bergen (NH) een liefhebber, die zich op de restauratie van de boeier wilde toeleggen en op 3 oktober 1981 werd de koop gesloten.

Deze koper was echter niet solvabel en verdween na een aanbetaling met het schip zonder de totale schuld te voldoen. Noch van het schip, noch van de koper werd door Batman een spoor gevonden. Ter zekerstelling echter had deze enkele onderdelen onder zijn hoede gehouden, waaronder het oude anker dat hierboven reeds ter sprake kwam, de messing bal met oog van de blazer, een toiletkistje en het zogenaamde tuigje dat bij de eerste reünie in Grouw in 1953 aan elk van de aanwezige schepen was uitgereikt.

Naspeuringen van PeterTolsma brachten aan het licht dat het schip naar Franeker was gebracht en daar op de wal was gezet bij Piet Schat. Timmermans kwam toen in contact met de zestienjarige Erik Nieuwenhout, die hem bij de restauratie wilde helpen. Hiervan kwam echter door gebrek aan pecunia bij Timmermans niets terecht. Erik wist zijn vader, J. Nieuwenhout, hoofdopzichter bij de Civiele Dienst, afdeling Openbare Werken van de Gemeente Leeuwarden, zover te krijgen dat hij het schip van Timmermans overnam in ruil voor een tweedehands auto.

Foto voor restauratie
Foto voor restauratie

1988

1988

1988: Leeuwarder Courant: Joop Nieuwenhout renoveert uit 1891 (!) daterende boeier

1992

1992

1992: Beknopte Geschiedenis Visaak Dolphijn door eigenaar E.H. Bon

Aandenken in bezit van mevrouw Nicolet: een koperen plaatje met gravure en onderschrift, met opengewerkte hemel met fond van zwart fluweel
Aandenken in bezit van mevrouw Nicolet: een koperen plaatje met gravure en onderschrift, met opengewerkte hemel met fond van zwart fluweel

1997

1997

1997: Kajuitschot details en Interieur - oud en nieuw

2005

2005

2005: Diverse detail opnames

2005

2005: 'De Hekse' in het boek "De Boeier" van Dr. Ir. J. Vermeer

Dr. Ir. J. Vermeer schrijft in zijn boek "de Boeier":
Deze boeier is meer dan zestig jaar in het bezit geweest van de familie Swart. Het Nederlandsch Jachtregister van 1924-25 vermeldt een boeier met de naam "Dolphijn" (Bijlage B nr 22), eigenaar D. Swart Rzn te Leeuwarden. Uit een briefwisseling uit 1967 tussen de uit Leeuwarden afkomstige H. Voordewind en R. Swart Dzn, waarvan de originelen zich in het Stamboekarchief in het Fries Scheepvaart Museum bevinden en waar de huidige eigenaar afschriften van heeft, blijkt het volgende.
D. Swart Rzn had een timmerbedrijf aan de Weaze te Leeuwarden. Hij kocht de boeier in 1916 van jonkheer mr W.C. van Panhuys, de toenmalige burgemeester van Noordwijk. Voordien bezat Swart een tjotter, gebouwd door Eeltje Holtrop van der Zee, die hij in 1907 had overgenomen van de familie Rengers; dit moet zijn geweest de tjotter "Frithjof", de latere "Kloekie", die in 1960 door brand werd verwoest.32 Wat betreft de boeier "Dolphijn" halen wij uit de brief van Swart aan Voordewind het volgende aan: Het schip was oorspronkelijk afkomstig uit Kampen en heeft ook meer het Vollenhoven-se model, lang 7,50 men breed 2,65 m en heeft zeer zware inhouten en leggers en brede berghouten, wat vroeger bij het varen op de Zuiderzee en de Ketel wel zijn voordelen had. Wat de ouderdom betreft, volgens het anker, een fraai stuk smeedwerk, is dit 1891 en heette het schip toen "De Heks". Volgens een mastbord, nog in mijn bezit, was het later de "Twee Gebroeders", eigenaar A. v.d. Veen Kampen.

Onderzoek Peter Tolsma

Toen de huidige eigenaar, de heer P. Tolsma te Groningen, het schip in 1997 kocht, behoorde het anker niet meer tot de uitrusting. Hij vond het bij een van de vorige eigenaren de heer F. Botman, die het aan hem afstond. Als we mogen aannemen dat dit anker bij het nieuwgebouwde schip was meegeleverd, dan heeft dit bijgedragen tot de onthulling van het bouwjaar en de opdrachtgever. Behalve de naam "De Heks" staan de volgende gegevens erop gegraveerd: het jaartal 1872 (dus niet 1891, zoals Swart abusievelijk meende) en de initialen G.P.v.d.V. Naspeuringen van de huidige eigenaar in het archief van de gemeente Kampen hebben laten zien dat het hier moet gaan om Gerrit Pieters Van der Veen (1813-1891), beurtschipper van Kampen op Amsterdam, destijds wonende aan de Vloeddijk. Kennelijk heeft deze in 1872 een scheepje met de naam "De Heks" laten bouwen. De grote tjalk waarmee de beurtdienst op Amsterdam werd onderhouden, wordt in het archief vermeld als "De Twee Gebroeders". Gerrit Pieters had namelijk twee zoons, Peter en Albert. De huidige eigenaar van "De Heks" meent dan ook dat dit schip dienst moest doen als vrachtafhaler en -aanbrenger voor het grote beurtschip. Het zou tevens de tekst op het mastbord verklaren waarvan in de briefwisseling met Voordewind sprake is. In de kleinere rond Kampen gelegen havens die "De Heks" bezocht, werden door dit bord de klanten op de beurtdienst geattendeerd. Omstreeks 1875 namen de broers het bedrijf van hun vader over, waarna rond 1890 Peter zich terugtrok als actief medebeurtschipper. Dit verklaart dat de naam A. v.d. Veen op het mastbord staat vermeld. Langs een omweg is het bord terechtgekomen in het Fries Scheepvaart Museum in Sneek.

Waar "De Heks" in 1872 van stapel liep, is helaas onbekend.

Waar "De Heks" in 1872 van stapel liep, is helaas onbekend. Behalve in Kampen waren er langs de oostwal van de vroegere Zuiderzee meerdere werven die dergelijke scheepjes konden bouwen. De ombouw van vrachtscheepje tot overdekt pleziervaartuig zal vermoedelijk hebben plaatsgevonden onder genoemde jhr Van Panhuys, in het begin van de twintigste eeuw. In die tijd werden meer zeilende beurtschepen en andere bedrijfsvaartuigen door stoom- of zelfs motorboten vervangen. Waarschijnlijk was in die jaren Warmond de thuishaven. De naam "Dolphijn" stamt ook uit die tijd. Vermeldingen in deelnemerslijsten van wedstrijden hebben we niet gevonden. Het echte boeieruiterlijk kreeg het schip ongetwijfeld pas nadat Swart het in 1917 had gekocht. Zijn zoon schrijft namelijk hierover in de reeds aangehaalde brief aan Voordewind, dat zijn vader ... het zó (liet) restaureeen als wij hier in Friesland de toestand van een schip vergen.....  Dit vond plaats op de werf van Drijver te Leeuwarden. De zeilgarderobe van het schip bestond in die tijd uit een grootzeil, een aantal fokken en een kluiver, alle van katoen, alsmede een op de kluiverboom te voeren groot lichtweerzeil van dun vlasdoek, een zogenoemde vlieger of blazer. Om bij toenemende wind dit zeil snel te kunnen strijken, hees men steeds een verzwaring in de vorm van een messing kogel van 8 cm doorsnee voorzien van hijsoog en doorvoergat in de top van dit zeil mee omhoog. Verder was het schip uitgerust met een prachtige slingertafel met contragewicht. Waarschijnlijk had Swart een deel van de inrichting van zijn boeier gekocht op de veiling van de inventaris van de voor sloop bestemde boeier "Stavo", welke veiling plaatsvond op 4 mei 1922 te Leeuwarden, met name de in de betreffende advertentie genoemde blazer en de drijftafel met gewicht.

Tot 1980 bleef de "Dolphijn" in het bezit van de familie Swart. Na het overlijden van D. Swart in 1931 ging de boeier over in handen van zijn zoon R. Swart. In de naoorlogse jaren verscheen hij enkele malen bij evenementen, zoals de eerste reünie voor ronde jachten in 1953 in Grouw, georganiseerd door de Koninklijke Zeilvereeniging `Oostergoo' in samenwerking met het Fries Scheepvaart Museum. De "Dolphijn" werd direct opgenomen in de eerste schepenlijst van de in 1955 opgerichte Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten5; hij kreeg het stamboeknummer 54 toegewezen. Ook bij de eerste 'houten reünie' in Heeg in 1968 was hij aanwezig, zij het niet actief.
In 1980, na het overlijden van de heer R. Swart, werd het schip, liggende aan de werf van Piersma te Heeg, door de erfgenamen te koop aangeboden. De heer F. Botman, architect te Leeuwarden, berichtte ons over het verdere verloop het volgende. Kopers bleven weg en de vraagprijs zakte tot J. 12.000,-. Toen zich ook hiervoor niemand meldde, mocht Piersma de boot slopen en de nog bruikbare onderdelen verkopen voor een aan de erfgenamen verschuldigd bedrag van J. 5000,-. De heer Botman heeft het schip toen voor dit bedrag overgenomen en geprobeerd een nieuwe eigenaar te vinden in een laatste poging het schip van de ondergang te redden. Inderdaad vond hij in de heer L. Timmermans te Bergen (NH) een liefhebber, die zich op de restauratie van de boeier wilde toeleggen en op 3 oktober 1981 werd de koop gesloten. Deze koper was echter niet solvabel en verdween na een aanbetaling met het schip zonder de totale schuld te voldoen. Noch van het schip, noch van de koper werd door Botman een spoor gevonden. Ter zekerstelling echter had deze enkele onderdelen onder zijn hoede gehouden, waaronder het oude anker dat hierboven reeds ter sprake kwam, de messing bal met oog van de blazer, een toiletkistje en het zogenaamde tuigje dat bij de eerste reünie in Grouw in 1953 aan elk van de aanwezige schepen was uitgereikt.

Naspeuringen van de huidige eigenaar brachten aan het licht dat het schip naar Franeker was gebracht en daar op de wal was gezet bij Piet Schat. Timmermans kwam toen in contact met de zestienjarige Erik Nieuwenhout, die hem bij de restauratie wilde helpen. Hiervan kwam echter door gebrek aan pecunia bij Timmermans niets terecht. Erik wist zijn vader, J. Nieuwenhout, hoofdopzichter bij de Civiele Dienst, afdeling Openbare Werken van de Gemeente Leeuwarden, zover te krijgen dat hij het schip van Timmermans overnam in ruil voor een tweedehands auto. De boeier werd overgebracht naar een loods van het Gemeentelijk Grondbedrijf in Leeuwarden. Hoewel zelf geen professionele houtbouwer wist Nieuwenhout, dankzij enige ervaring met de vervanging van delen van zijn vroegere botter 'Duitendief' en met adviezen van Willem Vos, met hulp van zijn zoons in zes jaar tijd een, op de roef na, complete restauratie uit te voeren. In 1988 werd het schip feestelijk te water gelaten. In de Leeuwarder Courant verscheen een artikel over de restauratie. Naar aanleiding hiervan kreeg Nieuwenhout van de dames Swart, zusters van R. Swart Dzn, enige foto's van de "Dolphijn" van rond 1920, de originele vlaggenstok en het prachtige vergulde leeuwtje dat eertijds het roer sierde.

In 1992 moest Nieuwenhout door omstandigheden gedwongen het schip verkopen Een nieuwe eigenaar werd gevonden in de persoon van mevrouw C. Nicolet, een Zwitserse, woonachtig te Amsterdam en bevriend met de heer E.H. Bon. Deze was van mening dat het schip geen boeier is, maar de vorm en verhoudingen heeft van een visaak. Op grond hiervan werden enkele ingrijpende veranderingen aangebracht: het voorstag werd van de botteloef naar de voorsteven verplaatst, de boeierzwaarden werden vervangen door smalle zeezwaarden en het boeierroer door een akenroer. Een en ander werd uitgevoerd op de werf van Stofberg te Enkhuizen. De oude zwaarden bevinden zich heden nog aldaar; het leeuwtje werd aan de oude heer Stofberg geschonken. Deze veranderingen riepen op de 'houten reünie in Heeg veel kritiek op.

Over het leeuwtje nog het volgende. Het vertoont treffende gelijkenis in houding en uitvoering met de leeuwtjes van de Friese jachten "De Rode Leeuw" en "Tsjibbe Gearts", beide gebouwd op de werf Lantinga in IJlst omstreeks dezelfde tijd dat D. Swart de "Dolphijn" kocht en bij Drijver tot boeier liet inrichten. Zij moeten van de hand van dezelfde houtsnijder stammen. Ook het Fries Scheepvaart Museum in Sneek bezit een dergelijk leeuwtje. Bij het boeierroer heeft ook steeds een met messing gedekte losse roerklik gehoord. De leeuw werd alleen bij bijzondere gelegenheden gevoerd.

Sinds 1997 is het schip dus in bezit van de heer Tolsma en mevrouw Kemper te Groningen. Nadat de vroegste historie was ontdekt, kreeg het schip de (bijna) oorspronkelijke naam "De Hekse" terug. Inmiddels zijn het originele anker, het tuigje, de vlaggenstok en een messing schoorsteentje weer terug in hun bezit. Het streven is het schip zo goed mogelijk weer het door Swart gecreëerde boeieruiterlijk terug te geven dat het zo lange jaren heeft gehad. Dit is de reden waarom wij "de Hekse" als boeier in dit boek hebben opgenomen en de boeiende historie beschreven.

Technische gegevens

Hoofdafmetingen

  • Lengte over de stevens          7,69 m
  • Grootste breedte over de berghouten 2,70 m
  • Holte op het grootspant       1,30 m
  • Diepgang 0,54 m
  • Zeiloppervlak: grootzeil + fok             41,2 m2
  • Kluiver     2,6 m2

Bijzonderheden

  • kielbalk, hoog 8 cm breed 20 cm
  • plat vlak, hoekige kimmen
  • zandstrook + verloren gang
  • 7 doorlopende huidgangen boven de kimmen geen snijwerk, behoudens op gieksteun (nieuw)
  • kluisborden met 7-puntige messing sterren en kluisgatbeslag
  • smalle zeezwaarden (voorlopig nog)
  • aakroer met klik (idem)

Bijzonderheden

Dit is een zeer slank schip met een mooie zeeg en een goed geveegd achterschip. De vorm is enigszins verwant aan de Vollenhovense bol, wat gezien de herkomst geen wonder is. Een opmerkelijk detail vormt het draaipunt van de mast. In tegenstelling tot de meest voorkomende constructie draait de mast niet om een bout dwars erdoorheen. Boven op de kokerwangen zijn ijzeren beugels gemonteerd met aan de achterzijde een zwaar oog; rondom de vierkante mastvoet is op deze hoogte een vierkante ijzeren ring bevestigd, aan de achterkant eveneens voorzien van twee aangesmede ogen. Door deze ogen is een ijzeren bout gestoken waar de mast dan om kan draaien (zie foto). Een soortgelijke constructie kwamen wij eerder tegen bij de tjotter "Hilda".

We zijn zeer geïnteresseerd in uw opmerkingen en/of vragen over dit schip. Stuur ze ons!

Terug naar het overzicht