Sloeberke

Sloeberke Verdwenen

Dr. Ir. J. Vermeer schrijft in zijn standaardwerk 'de Boeier':
In het stamboekarchief bevinden zich enige brieven van R. van den Wijegaert te Antwerpen, gericht aan commissaris H. Voordewind te Amsterdam met wie hij, zoals daaruit blijkt, goed bevriend was. Van de boeier met een lengte over de steyens van 8,50 meter weten we eigenlijk niets anders dan het verhaal over de restauratie, dat Van den Wijegaert in een brief aan Voordewind uitvoerig beschrijft.

In het Overzicht van in het Stamboek ingeschreven jachten, die nooit een plaquette hebben gekregen staat het volgende:
64 Boeier ‘Sloeberke', 8,5m, Ekenhout, ?? , eig. R. v.d. Wyngaert, Antwerpen, alleen '54

Eigenschappen

Plaquette nummer:9051 Zeil nummer:
Categorie:V Tekening nummer:
Type:Boeier

Bouw

Bouwjaar: Ontwerper:
Werf: Werf plaats:
Motor: Motor type:
Materiaal romp:Eikenhout Materiaal kajuit:Eikenhout
Materiaal zeil:Dacron
Onderwaterschip: Kiel:

Afmetingen

Lengte stevens:8,50 m Breedte berghout:0,00 m
Diepgang:0,00 m Masthoogte water:0,00 m
Oppervlakte grootzeil:0,00 m2 Oppervlakte fok:0,00 m2
Oppervlakte botterfok:0,00 m2 Oppervlakte kluiver:0,00 m2
Oppervlakte totaal:0,00 m2 Oppervlakte overig:0,00 m2

Tot nu toe bekende eigenaren en namen van het schip

1956 – onbekend R. van den Wijegaert, Antwerpen ( Sloeberke)

Geschiedenis

1953

14 augustus 1953

14 augustus 1953: Brief met informatie over de Boeier Sloeberke van eigenaar Robert van den Wyegaert uit Antwerpen aan H. Voordewind

Geachte heer Voordewind,
Met onuitsprekelijk genot heb ik van Uw boek "Voor de wind" gesnoept. Reeds vele boeken over schepen en boten heb ik, maar deze laatste aanwinst heeft toch een apart plaatsje. Dit heeft natuurlijk zijn bizondere reden, en die is, dat wij mijn zwager en ik ook een boeiertje bezitten (8,50 m x 3,40 m). Uit Uw boek valt het mij ten zeerste op, dat U zoodat alles afweet van boeiers, ook hun oorsprong (tenminste toch van vele). Misschien herkent U het onze wel, alhoewel daar wel het een en ander aan verandert zal zijn. Ik hoop dat het relaas dat hier volgt, U niet zal vervelen of teveel van Uw tijd zal in beslag nemen.
De zaak zit zoo: (nu vertel ik, hoewel niet zoo boeiend als U), 4 jaar geleden kochten we een wrak, dat zult U wel merken aan bijgaande foto's. Maar we vonden dat er zulke mooie lijnen inzaten dat het misschien wel de moeite loonde het een beetje te breeuwen en klaar was kees. (de verkoper zei dat de naden alleen maar wat open waren van de droogte). Maar ja, daar kwam achteraf zooveel bij kijken, dat het een onmenselijke onderneming leek. Vooral daar we geen timmerlui zijn laat staan scheepsbouwers, maar mijn zwager schilder en ik kok. U ziet van hier wat een mop dat was. We hadden al wel met hamer en zaag geprutst, aan een 5 m lang jolletje, zoo oud als de straat, en daarna ook nog aan een oude heel oude afgejakkerde mosselhengst (foto bijgaand). Terloops zij gezegd, die hengst was maar juist goed voor brandhout, nog niet voor iedereen, want slopers wilden hem nog niet voor niets. 

Gaten, gaten, overal gaten
Gaten, gaten, overal gaten

Afijn, die hengst werd afgebroken

Welk een werk, met behulp van een krik (een beestje om 20 ton te heffen, 70 of 80 kq zwaar). Eindelijk op het eind van de zomer lag al het bruikbare hout op het werfje waar de boeier lag. We haalden uit de boeier een paar planken uit het vlak naast de kiel, en zagen hier en daar hoe dik die geweest waren, zoo ongeveer 3 - 3,5 cm. Die planken van de hengst waren 5 tot 6 cm dik. Toevallig had ik enige tijd tevoren een dissel gekregen van iemand die het zoo een vreemde bijl vond, en onhandig. Trouwens ikzelf had nog niet anders gezien dan dat zulk een dissel diende om punten aan palen te slijpen. Tevoren hadden we rechts en links al ondervonden dat we die dikke oude planken nergens konden laten afschaven met de mekanise schaven. Dus maar met de dissel (na raadpleging en dokumentatie in boekerijen en boeken). Een erg vermoeiend werkje was dat. Na een week echter ('s avonds na het werk) ging hét al wat beter en konden we de eerste kielplank eens aanpassen hoe of dat zou zijn. 

Er zal zoveel uit moeten
Er zal zoveel uit moeten

De grote dag: het touw los

Eindelijk kwam de grote dag. Wat zou het worden. Tenslotte, gooi los dat eind touw en daar gingen we. De zeilen liepen vol en, en we zeilden, overhand hielden we de helmstok vast, gingen we naar de steven kijken, en dan naar binnen, opzij, van voor van onder, overal! Er stond nogal een goed windje, we gingen een heel klein beetje scheef en het water ruiste tegen de steven dat het een aard had.
Nu moet U zich niet voorstellen dat er al een binneninrichting of zoo in was, neen het was een rommel van je veelste. Allerlei gereedschappen, stukken hout, ijzer, bouten klederen, verfpotten, vodden, enfin alles wat rond en bij een boot te pas komt lag daar in de kajuit, maar we zeilden en nog steeds geen water binnen. Van pure vreugde gaven we ons overhands stampen in mekaars achterste. En we hadden geen licht aan boord, of misschien wel maar waar lag het in die rommel, dus dan maar terug vóór er een haar in de boter kwam. En dat jaar hebben we enige tochten gedaan.

Vacantie naar Vlissingen

En in de vacantie naar Vlissingen. Daar wisten ons die oude pruimende vissers te zeggen "'n Stevig schuitje, maar zou goed een kwastje werf kunnen verdragen". Nu wat die vissers zeiden was als honing op de tong. Van dat kwastje werf hebben we dan dit jaar in toepassing oebracht en vernis gekocht voor de kajuit, mast, rondhouten, blokken, zwaarden enzoo. Dat was mijn zwager goed toevertrouwd. Hij heeft daar dan ook zijn hart in gelegd en nu hebben we een hele toer gemaakt op de Oosterschelde en overal in Tholen, Zierikzee, Yerseke hoorden we dezelfde woorden van de vissers en varensgezellen '!Mooi sterk schuitje, mooie lijnen zitten erin". We glunderden.
Maar in Tholen was het nog straffer. Daar was een scheepsbouwer en hersteller, ik geloof dat hij Mr Raukema heet (zeker weet ik het niet) maar die begon met te zeggen dat het een mooi bootje was, maar dat je als vakman kon zien dat er hier en daar wat aan gerepareerd was, maar je moest van het vak zijn om het te zien (hier overdreef hij bepaald vonden wij). Nou ja zeiden we, maar met verf kan je veel leed bedekken. Ja zeit-ie, maar daar zit het hem juist in, ons kan je met verf niet bedotten, maar die dat schuitje heeft herstelt kent er wat van. Dat was te veel. Als we hem dan zeiden dat we het zelf gedaan hadden en dat het eigentlijk niet zoo heel veel was dat we eraan gedaan hadden zei hij toch dat we het er prachtig afgebracht hadden. Dit was het mooiste compliment dat we in ontvangst mochten nemen, maar nu genoeg zelfbewieroking. Ik ontvang zoo juist uw brief met die twee brieven van scheepsbouwers uit Moerdijk en nu voel ik mij weer heel erg kleintjes, vooral over dat zinnetje, en ze niet te laten verminken door avonturiers. Ik heb natuurlijk niet de pretentie me beledigt te voelen, vooral niet als vakmensen spreken, we hebben alleen getracht een scheepje weer te laten varen.

Sloeberke: "Een boeiertje vertelt"

Nu ik toch aan 't vragen ben. U hebt al geschreven over de commissaris vertelt, een schipperszoon vertelt. Is hier in dit (korte) verslag geen stof om "een boeiertje vertelt" te schrijven. Dat zou misschien wel aardig zijn zoo een scheepje aan het woord, dat hoor ik al. Dat hebben die Friese schepen wel verdiend. 

pdf 9051 Brief Informatie Boeier Sloeberke - RvandeWyegaert 14-08-1953.pdf

1963

13 februari 1963

13 februari 1963: Brief van H. Voordewind aan zijn vriend Jan Wiersma in Leeuwarden

Hendrik Voordewind (1887-1972) publiceerde rond 1950 zijn ervaringen als commissaris van politie van het Amsterdamse Bureau Warmoesstraat. (De Commissaris vertelt...). Met meer plezier beschreef hij het varen met de visaak 'Dolphijn' die gebouwd werd in 1868 door Eeltje Holtrop van der Zee op de oude werf in Joure en die 52 jaar in zijn bezit bleef. Dat boek "Voor de Wind, Een Schipperszoon vertelt" is in juni 2012 op nieuw uitgegeven door Frans Verkaaik. Van de eerste uitgave, uitgever D. Daamen 's Gravenhage, zijn tussen 1949 en 1951 ruim 32000 exemplaren verkocht.
Tot 1933 maakte Voordewind met zijn vader Tjerk Voordewind, een halve eeuw schipper op de legendarische boeier 'Stavo', vele tochten door Friesland en later naar de Loosdrechtse Plassen. Nadat het schip in de oorlog verstopt was in een loods in Amsterdam verhuisde de Dolphijn in 1961 weer naar Friesland, waar het in Leeuwarden en later in Heeg een vaste ligplaats kreeg. Voordewind was ook betrokken bij de opstelling van de eerste schepenlijsten van het Stamboek. De heer Voordewind heeft tussen 1960 en 1970 uitgebreid gecorrespondeerd met Jan Wiersma in Leeuwarden, ook een groot liefhebber en kenner van Ronde en Platbodem jachten.In de brief viel vaak de naam van Robert van den Wyegaert uit Antwerpen. Voordewind was onder de indruk van prestatie die hij had geleverd met de restauratie van de boeier 'Sloeberke'. Op enig moment is Robert zelfs met de boeier op visite geweest bij Voordewind in Amsterdam. Tijdens deze briefwisselingen werden gelukkig ook (bewaarde) foto's meegestuurd.

Robert van den Wyegaert uit Antwerpen

Hy is een Belg en woont in Antwerpen. Van beroep is hy kok en ik kwam met hem in contact, toen hy myn boek: Voor de Wind" had gelezen. Ik kreeg toen van hem een enthousiaste brief en geraakte met hem in een drukke correspondentie. En de manier, waarop hy vertelde, hoe hy in het bezit was gekomen van het schip (een boeier van zoo'n negen meter en van mooi model) al die herstellingen zelf had uitgevoerd. Tot het branden van de boegen toe, deed hy zelf. Terwyl by nog nooit een stuk gereedschap in handen had gehad. Hoe hy dat allemaal beschreef was niet alleen zeer vermakelyk, maar ook aan duidelykheid liet het niets te wenschen over. Ik heb al die brieven nog en was al lang van plan om U daar ook eens inzage van te geven. Het is heel amusante lectuur. 

Het onderzoek gaat verder
Het onderzoek gaat verder

De Sloeberke in Amsterdam

Het resultaat heb ikzelf kunnen bewonderen, want enkele jaren geleden verscheen hy met zyn schip (dat hy de naam Sloeberke had gegeven) in Amsterdam. En ik stond verbaasd over wat ik zag. En nog meer had ik respect voor hem, toen ik hoorde, dat hy geheel op eigen kracht (en dus alleen op de zeilen) naar Amsterdam was gekomen. Met alleen zyn vrouw en zoontje van zoo'n jaar of zes, als hulp. En dat dan een man, die nog nooit gevaren had. Ik vond een aantal foto’s, welke betrekking hebben op die restauratie. Ik zend U er een paar van toe. Dan kunt U wel eenigszins een indruk krygen. Maar U komt pas heelemaal op de hoogte, als U die brieven hebt gelezen. Die zyn eenvoudig uniek. En al dat werk is gebeurd buitendyks aan de oever van de Schelde. En geregeld liep by hoog water dat land natuurlyk onder. Maar zyn vrouw Jas ook vaak getuige by de bouwery. Zy was niet zeer enthousiast met het geval. Dat kunt U op een van deze kiekjes wel duidelyk zien. En leest U ook even wat op de achterkant geschreven staat. Dus ook zonder die brieven, krygt U wel eenige indruk van het karwei. Ik sta nog steeds in correspondentie met hem.

Een nieuwe steven
Een nieuwe steven

Het schip op het strand aan de Wester Schelde en doet dienst als zomerhuis

Hij is een vlotte Belg,die wel goed Fransch spreekt (zyn moeder is een Francaise) maar by voorkeur zich in het Vlaamsch uitdrukt. Zyn vrouw is een Hollandsche en ook een alleraardigste vrouw. Het zoontje heet Pierke en staat op een van de kieken. Hy viel destyds by ons op de divan in slaap, toen wy het stel te eten hadden. Want toen ik destyds by hun aanboord kwam, zag zy er wel heel vermoeid uit. Nu; dat was te begrypen. Om weer wat op verhaal te komen. hebben zy een paar keer by ons gegeten. Maar zyn vacantie liep teneinde en op eigen kracht is hy weer thuis gevaren. Met gunstige wind gelukkig en ik kreeg later dan ook een opgewekte brief over de terugreis.Maar nu dan niet verder over dit geval. Ik kreeg onlangs van hen ook weer een kaart en uit een vorige brief, vertelde hy, dat hy zich een motorboot had aangeschaft en de boeier had verkocht. Dit, was natuurlyk ook weer aan de noodige her stellingen toe. Maar daar zag hy nu tegenop. Het schip staat nu op het strand aan de Wester Schelde en doet dienst als zomerhuis. (Sic Gloria enz...: Zo vergaat de ...)

Het zoontje heet Pierke en staat op deze kiek
Het zoontje heet Pierke en staat op deze kiek

2004

2004

2004: Het boek 'De Boeier' van Dr. Ir. J. Vermeer

Uit de brieven van Van den Wijegaert blijkt dat hij met een zwager, wiens naam hij overigens nergens noemt, in 1949 het wrak van een oud vergane boeier heeft gekocht en deze samen met hem heeft gerestaureerd, voor volslagen leken (een kok en een huisschilder) een onnoemelijk zwaar karwei, dat bovendien met de rneest primitieve middelen werd uitgevoerd, in de openlucht aan de oever van de Schelde. Zij bezaten reeds eerder een oude in slechte staat verkerende mosselhengst die zij, om aan bruikhaar eikenhout te komen, eerst hebben gesloopt. Van de boeier met een lengte over de stevens van 8,50 meter weten we eigenlijk niets anders dan het verhaal over de restauratie, dat Van den Wijegaert in een brief aan Voordewind uitvoerig beschrijft. Het relaas is zo boeiend, dat wij het hieronder hebben opgenomen. In de zomer van 1953 maakt Van den Wijegaert met "Sloeberke", zoals de boeier werd genoemd, een vakantietocht naar Holland en bezoekt in Amsterdam commissaris Voordewind. Kennelijk heeft deze hem geëntameerd het verhaal van deze restauratie op papier te zetten en kwam het via hem in het stamboekarchief terecht, waardoor het bewaard gebleven is. Dat "Sloeberke" in de eerste schepenlijst van het Stamboek voorkomt is waarschijnlijk ook aan Voordewind te danken. Waar deze boeier is gebouwd en wat de verdere lotgevallen na 1956 zijn geweest is ons helaas onbekend. 

We zijn zeer geïnteresseerd in uw opmerkingen en/of vragen over dit schip. Stuur ze ons!

Terug naar het overzicht