Argo LE75

Argo LE75

In het "Rapport over onderzoekingen betreffende de visscherij in de Zuiderzee ingesteld in de jaren 1905 en 1906 - Redeke 1907" staat de 'Argo' LE75 vermeld met Visserijnummer LE171 en als eigenaar J.R. Visser. Bij de LE170 en LE171 in het rapport zijn de opdrachtgevers verwisseld blijkt later. In 1899 wordt de 'Argo' LE75 door Croles, IJlst gebouwd als visaak LE171, na hernummering in 1911 LE71. De naam van de LE171 was 'De Jonge Schelte' met als opdrachtgever A.S. Rottiné. Het was een zusterschip van de LE170, later 'Murnzer Klif'.
Anne Rottiné verkoopt het schip twee jaren na de omnummering in 1913 aan Hermanus Wouda, die ermee gaat vissen onder nummer LE75. De vissersfamilie Wouda verhuist in 1928 naar Medemblik. De aak vaart daar tot ca. 1950 onder nummer ME6. Rond 1950 werd de aak verkocht naar Wieringen waar die voer onder de nummers WR24 en WR27.

Rapport Redeke uit 1907
Rapport Redeke uit 1907

Dirk Huizinga schrijft in zijn boek 'Lemsteraken voor de recreatie':
De twee aken die Croles in 1899 bouwde, bleken in de praktijk geen opvallend goede zeilers te zijn. Ze waren wat zwaar gebouwd. Men wist nog niet precies met welke dikte van staalplaat een dergelijk schip voldoende sterk was. Ook waren de eerste aken ondertuigd. Voor een dergelijk schip met dat gewicht voeren ze te weinig zeil. Ze gingen pas zeilen als het harder woei, maar bij een matige koelte waren ze niet vooruit te branden. Hermanus Wouda ervoer dit, toen er een langere mast op de aak werd geplaatst en hij meer zeil kon voeren. Toen zeilde de aak ook behoorlijk bij weinig wind. Voor de zeileigenschappen was natuurlijk ook de vorm van het (onderwater)schip van belang. De heel smalle kont met het geringe draagvermogen, als bij een botter, werkte bij hogere snelheden in het nadeel. Dan heb je juist draagvermogen in de kont nodig, anders zuigt het schip zich vast.

Eigenschappen

Plaquette nummer:17 Zeil nummer: VB59
Categorie:A Tekening nummer:
Type:Lemsteraak

Bouw

Bouwjaar:1899 Ontwerper:J.J. Croles
Werf:J.J. Croles Werf plaats:IJlst
Motor:Inbouw Motor type:Nanni N4.85 4-cilinder turbo 85 pk
Materiaal romp: Materiaal kajuit:Mahonie
Materiaal zeil:Dacron
Onderwaterschip: Kiel:

Afmetingen

Lengte stevens:11,60 m Breedte berghout:4,00 m
Diepgang:0,85 m Masthoogte water:15,80 m
Oppervlakte grootzeil:95,00 m2 Oppervlakte fok:0,00 m2
Oppervlakte botterfok:0,00 m2 Oppervlakte kluiver:16,00 m2
Oppervlakte totaal:111,00 m2 Oppervlakte overig:0,00 m2

Tot nu toe bekende eigenaren en namen van het schip

1899 – 1911 A.S. Rottiné, Lemmer ( LE171 'De Jonge Schelte')
1911 – 1913 A.S. Rottiné, Lemmer ( LE71 'De Jonge Schelte')
1913 – 1928 H. Wouda, Lemmer ( LE75 'De Zes Gebroeders')
1928 – 1950 Vissersfamilie Wouda, Medemblik ( ME6)
1950 – onbekend ( WR24)
onbekend – 1964 ( WR27)
1964 – 1967 Stofberg en zn BV, Enkhuizen
1967 – 1989 J.R. Carp, Aerdenhout ( Breehorn)
1989 – 1997 A.B. Kale , Wezep ( Breehorn)
1997 – 1998 Plint, Den Haag ( Breehorn)
1998 – 2008 P.W. Boonstra , Groningen ( Argo LE75)
2008 – Nu (laatst bekend) A.J. van Zanten, Venray ( Argo LE75)

Geschiedenis

1913

1913

1913: In 1913 wordt de 'Argo' gekocht door H. Wouda ('Man us van Mette') voor f 1.250,- en krijgt het visserijnummer LE75

De zoon van Wouda uit Medemblik, een man met een onvoorstelbaar geheugen die heel wat informatie voor dit artikel heeft aangedragen, vertelt dat de aak slecht zeilde en laveerde. Vader Manus liet er daarom een 1 meter langere mast opzetten, de fok vergroten en een scheg van 15 cm aanbrengen. Toen zeilde de aak goed en de kop viel bij het laveren ook niet meer weg. Dus ging men ook meedoen aan de wedstrijden voor vissersvaartuigen die ieder jaar door de 'Koninklijke' voor Amsterdam werden georganiseerd.

'De Zes Gebroeders' was altijd makkelijk te herkennen aan twee ogen voorop waaraan de netten werden vastgemaakt.

Hardzeilen in Amsterdam

'In 1913 gingen we er mee te hardzeilen naar Amsterdam. Er was een dikke topskoelte. Toen we in de Oranjesluizen lagen hoor ik de oude nog zeggen: 'Maar ik zeil er de mast niet af'. Want zo'n Amerikaanse grenen mast was niet goedkoop. Maar toen we in de wedstrijd lagen en het maar net ging voor de volle zeilen dacht hij niet meer aan de mast, maar moest een beetje 'vlokesgud', dat was een borrel. Want we lagen voor. We lagen in het lange rak van de Knar bij de wind op Marken aan en 0, wee, daar brak het voorste ijzerwerk van de gaffel en het zeil zakte tot de blokken in de mast tegen elkaar kwamen. Ome Liekele de mast in met een stuk ketting, een sluiting en een takelt je en hij kon het zeil weer zo hoog krijgen en dat we met de giek op het boord verder konden zeilen. Maar de tweede ging ons mooi voorbij, maar we werden toch tweede. Dat was niet slecht voor zowat de slechtste zeiler van de Lemster vloot'.

1920

1920

1920: Lemmer, ca. 1920

Lemmer, ca. 1920. De LE 75 van Hermanus Wouda zeilt met ruime wind de haven binnen. (Foto: collectie Dick van Dijk, Lemmer)
Lemmer, ca. 1920. De LE 75 van Hermanus Wouda zeilt met ruime wind de haven binnen. (Foto: collectie Dick van Dijk, Lemmer)

1964

1964

1964: Begin jaren zestig neemt scheepsbouwer W. Stofberg uit Leimuiden de aak over

Begin jaren zestig nam scheepsbouwer  W. Stofberg uit Leimuiden de aak over van Fred Fogertij in Den Oever, die een café had en de aak gebruikte om met sportvissers te varen. Stofberg bouwt het vissersschip om tot Lemsteraakjacht, dat vervolgens in 1967 verkocht wordt aan Mr. J.R. Carp uit Aerdenhout. Die geeft zijn aak de naam ‘Breehorn’.  Latere eigenaren zijn Kale uit Kampen en Plint uit den Haag.

1980

28 februari 1980

28 februari 1980: Lemsteraken: van visserman tot jacht

Lijnentekening van de LE170 zoals opgenomen in Monografie 15
Lijnentekening van de LE170 zoals opgenomen in Monografie 15

De Stichtingsmonografieën: 'Waar zijn onze aken gebleven?

Deze vraag van de oud-Lemster Jan Wouda in 'Zuid-Friesland' van 28 februari 1980 vormde de aanleiding tot een tweetal Monofrafieën. Maar nu luidt de vraag: Wáár zijn de in de zeiltijd gebouwde vissermansaken die nu nog als jacht in Nederland varen? In de volgende twee Monografieën kunt u een aantal antwoorden vinden.

1986

1986

1986: Reactie van Sander Leeman op 2 november 2019

In 1986 is de Breehorn samen met ongeveer 37 andere traditionele Nederlandse schepen met een dockship naar New York vervoerd om deel te nemen aan Operation Sail. De Breehorn heeft toen een week afgemeerd gelegen aan de voet van het World Trade Center. Na afloop van Opp Sail is de Breehorn door de familie Carp met een aantal opstappers waaronder Pim Stofberg en ondergetekende Long Island Sound opgevaren tot Metituck Inlet. Nadien is het schip weer naar Nederland waar het werd opgewacht door de douane omdat er een verdenking van dranksmokkel was ontstaan. De enige drank die werd aangetroffen was echter een fles die al uit Nederland was meegenomen. Nadat het schip binnenste buiten was gekeerd droop de douane teleurgesteld af.

Het verhaal met de foto's is vastgelegd op de pagina: Nederlandse platbodems naar Sail New York in 1986.

1988

1988

1988: De Breehorn onder zeil in tegenlicht

1997

1997

1997: De 'Breehorn' brandt uit in de winterberging

Op weg naar Stofberg na de brand
Op weg naar Stofberg na de brand

In de winter van 1997-1998 brandt de aak uit in de winterberging in Aalsmeer. Stofberg koopt het geblakerde casco en wil het schip weer opknappen. In 1999 koopt Boonstra het geblakerde casco van Stofberg en laat hem de aak niet alleen opknappen, maar ook verbouwen tot een fraai jacht. De naam Breehorn wordt veranderd in Argo. Het visserijnummer LE75 siert echter nog steeds het boeisel.

1999

2008

2008

2008: Familie van Zanten de nieuwe eigenaar van de 'LE75 Argo'

We zijn zeer geïnteresseerd in uw opmerkingen en/of vragen over dit schip. Stuur ze ons!

Terug naar het overzicht