H. Kersken sr. (en jr.)

De stelling van H. Kerksen sr. als ontwerper is:
Onze huidige Hollandse jachten, de rond- en platbodem jachten wel te verstaan, dragen in hun vorm, in hun lijnen de functionele vormgeving van de Hollandse vissersschepen en bedrijfsvaartuigen mee. Het zijn jachten die een optimale ruimte bieden, een comfort dat men tevergeefs in andere jachten van dezelfde afmetingen vindt. Hij heeft er in zijn loopbaan aan bijgedragen dat vele oude ronde en platbodems, die zowel beroepsmatig gebruikt als direct voor 'het plezier' zijn gebouwd, werden aangepast aan de eisen en ontwikkelingen, die in een bepaalde tijd gangbaar en mogelijk zijn. Voor een deel van deze schepen is dit uiteindelijk het behoud gebleken. Daarnaast heeft hij op basis van de oude lijnen ook diverse nieuwe ontwerpen gemaakt, waarvan er ook meerdere schepen nieuw zijn gebouwd.
De heer H. Kersken sr. schrijft in zijn boek 'Hollandse jachten van de toekomst', waarin veel van zijn ontwerpen in 1963 zijn samengevoegd, het volgende:
De oorspronkelijke functionele schepen zijn ten dele omgebouwd tot jacht, terwijl de Nederlandse jachtvloot in de laatste jaren verrijkt werd met vele prachtige jachten, ontworpen op de oude lijnen en verhoudingen. Met dien verstande echter dat wijzigingen werden aangebracht waar nodig om de taak als jacht volledig te kunnen vervullen, zonder dat daarbij aan het type afbreuk gedaan werd. In sommige gevallen werd, waar oorspronkelijk met zijzwaarden gewerkt werd, een kiel aangebracht, waardoor verhoogde zeileigenschappen verkregen werden en een betere zeewaardigheid. Er zijn echter vissersschepen waar dit eveneens is toegepast. In het moderne rond- en platbodem jacht zijn de zeilen, vroeger met de hand van zwaar katoen vervaardigd, vervangen door zeilen van lichtere, sterke moderne stoffen. De schepen van vrij grote afmetingen werden op deze wijze voor amateurbemanningen geschikt gemaakt. De tegenwoordige Hollandse jachten worden veelal van staal gebouwd. Ten opzichte van hout wint men hierdoor belangrijk aan ruimte en stahoogte. Een stahoogte van 1,80 m tot 2,00 m is al te bereiken bij een lengte van 8 tot 10 m.

Oude houten rond- en platbodemvaartuigen
Er zijn lieden die zeggen hun hart verpand te hebben aan de oude houten ronde en platbodemvaartuigen en tegen elke wijziging van het originele zijn. Zij willen natuurlijk de zijzwaarden behouden, en de algemeen toegepaste verandering om de opbouw tot voor de mast door te trekken zal in hun ogen geen genade kunnen vinden. Maar consequent gesproken, behoort de hulpmotor er dan ook niet bij, en dan zou men de oude tuigage moeten gebruiken!
Staalbouw
De huidige staalbouw heeft bij rond- en platbodem jachten grote voordelen, zoals de praktijk van een aantal jaren heeft aangetoond. Vele eigenaren hebben de wijzigingen t.o.v. de oorspronkelijke utiliteitsvaartuigen naar waarde weten te schatten. Een prachtige blankgelakte boeier, botter of schokker is een rijke verschijning in ons Hollandse landschap, dat lijdt geen twijfel. Maar een stalen rond- of platbodemjacht met dek en opbouw van hout is evenzeer passend in ons onvergelijkelijk mooie Holland waar de watervlakten de luimen van de steeds wisselende luchten weerspiegelen en het groene land achter de oevers, lager dan het water, sluimert.
Ballastkiel
De door mij meermalen toegepaste wijziging, de zijzwaarden door een ballastkiel te vervangen, heeft natuurlijk enige tegenstand opgewekt. Maar de voordelen die zo'n ballastkiel biedt zijn niet te verwaarlozen. Een op kiel geconstrueerd schip zeilt beter aan de wind, terwijl de stabiliteit zeer vergroot is ten opzichte van schepen met zwaarden en ballast op het scheepsvlak. Schepen op deze wijze gebouwd hebben op langere reizen op zee hun zeewaardigheid afdoende bewezen. Juist die zeewaardigheid was ook de aanleiding in sommige gevallen een kiel aan te brengen in een bijvoorbeeld de aak nog volop in de vaart was.
Aanpassingen t.o.v. van het historisch ontwerp
Bij in staal gebouwde botters heb ik bewust het achterschip minder laag gehouden, en meer in verhouding tot het voorschip opgetrokken. Het lage achterschip bij de botter was in de oorspronkelijke staat daar om de netten gemakkelijker aan boord te krijgen. Het hogere achterschip biedt het voordeel, dat de schipper meer uitzicht heeft, hetgeen van belang is voor de veilige vaart in betonde of nauwe vaarwateren. Bij mijn in staal gebouwde botter is het platte vlak in het voorschip behouden, het bodemvlak van het achterschip is "gepiekt" ten einde de motor een ruimere en horizontale opstelling te kunnen geven onder de vloer van de stuurkuip. Deze "verfijning" van de waterlijnen geeft het jacht een hogere snelheid en maakt het sturen bij ruime wind lichter.
Ook bij de hoogaars en de hengst heb ik dit gepiekte achterschip in staalbouw toegepast. Deze typen lenen zich voorts voor het aanbrengen van een ballastkiel ter vervanging van de functie der zijzwaarden en de stabiliteitsverhoging. Ik ben mij volkomen bewust dat het gemis dezer zwaarden in het begin een vreemde indruk maakt. Een compromis: zwaarden en kiel is wel mogelijk, maar voorwaarde daarbij is de juiste berekening van de verhoudingen.
Verschil aak-jachten en boeiers
Het aakschip, vroeger op vele werven aan de voormalige Zuiderzee en de Waddenzee in hout gebouwd, had evenals de botter, hoogaars en hengst een plat vlak. Bij de latere staalbouw bleef dit platte vlak weliswaar gehandhaafd maar de kimmen werden meer afgerond. Deze schepen werden sinds 1900 zowel als visserman als jacht op verschillende werven gebouwd, in Holland en in Friesland. De naam Lemmeraken is voor deze schepen naar mijn smaak een volstrekt on juiste betiteling. Ogenschijnlijk is er niet zo'n bijster groot verschil tussen aak jachten en boeiers.
Maar toch is er wel degelijk een groot verschil tussen deze beide. De boeier heeft korte ronde kimmen, bij de aak vindt men daarentegen slanke kimmen. Het vrijboord is bij de boeier lager dan bij de aak. De aak is oorspronkelijk een visserman met een ruime bun, waardoor de vangst levend aan de opslag gebracht kon worden, de boeier is altijd een jacht geweest. Versierselen als beretanden, kluisborden en slemphouten had de aak-visserman dan ook niet. Bij het ontwerpen van aak jachten heb ik deze versierselen wel weer toegepast en met succes en ook het originele aakroer een betere vorm gegeven, zonder evenwel te vervallen in het boeierroer met de smalle kop of klik. Een mooi gevormd roer is een fraai en waardevol onderdeel van ons jacht.
De in ons boek genoemde boeierjachten uit de jaren 1880-1900, van 8,06 tot 10,00 m lang, zijn gebouwd in hout door de firma N. H. Bernhard en door de toenmalige heer Bernhard getekend, en berekend! Vele dezer schepen heb ik persoonlijk gekend en het is mij een vreugde de doorwrochte tekeningen te kunnen tonen. De in staal gebouwde "Frans Naerebout" is eveneens naar tekening van Bernhard gebouwd en dit sierlijke schip maakt thans nog trots, in uitstekende staat, deel uit van onze jachtvloot.
De stelregel van de Jachtontwerper
In mijn lange leven heb ik talloze uren aan mijn tekentafel doorgebracht. Eindeloos veel jachten heb ik gekend, zien bouwen en zien varen. De vele evoluties in de jachtbouw heb ik meegemaakt want ik heb het voorrecht bij het prille begin aanwezig geweest te zijn. Het is met het scheppen van jachten als met het bouwen van huizen. Men mag nimmer het doel uit het oog verliezen. Bij huizen is dit het wonen met een voor de afmetingen optimaal comfort, bij jachten het bieden van een ruime recreatiemogelijkheid voor de zeilsport.
De gewetensvolle architect gaat bij de bouw of verbouwing uiterst zorgvuldig te werk. Hij moet een maximale woongelegenheid creëren zonder daarbij het compromis met het esthetisch verantwoorde uiterlijk geweld aan te doen. Een zelfde stelregel zie ik als noodzakelijk voor de jachtontwerper.

Waterkampioen 1927 nr25 juni - Een stalen Lemmeraakjacht
De lezers vinden in dit nummer de volledige ontwerpteekeningen gereproduceerd van een groot Lemmeraakjacht, ontworpen door den heer H. Kersken Hzn., te Amsterdam. Een schip met kitstuig, zooals wij er reeds één in de Nederlandsche jachtvloot kennen, n.l. de „Maria", van kolonel De Visser, van welk laatste vaartuig hierbij een fraaie foto weergegeven is. De afmetingen van het ontwerp zijn: lengte over stevens 18.70 m., grootste breedte 5.10 m., diepgang circa 1 m.
De teekenaar schrijft ons naar aanleiding van zijn werk: „De bedoeling van mijn ontwerp was, aan te toonen, dat ook een rond vaartuig een goed zeeschip kan zijn en dat, als de afmetingen groot genoeg zijn, ook op een rond schip een dekhuis kan worden gebouwd, zonder het goede uiterlijk te schaden. Bij dit ontwerp is afgestapt van de slechte gewoonte om den motor onder achter overkomende zee de cockpit vult en dat het water, dat niet snel genoeg door de lenspijpen kan wegvloeien, voor een groot gedeelte in het schip en op den motor terecht komt. Daarom is in het ontwerp de motor in een afzonderlijke ruimte onder het verhoogde dek voor den achtermast geplaatst. De motor dient sterk genoeg te zijn om het schip tegen harden wind en zeegang uit de haven te brengen. Onderwijl kunnen dan de zeilen geheschen worden.
Waterkampioen 1927 nr25 juni - Een stalen Lemmeraakjacht van H. Kersken