Boot en Scheepswerf S.D. Hoogeveen - Veenwoudsterwal

Dr. Ir. J. Vermeer schrijft in zijn boek "Tjotters en Boatsjes" over Sytze Douwes Hoogeveen:
De helling op Veenwoudsterwal had al een geschiedenis van ruim honderd jaar achter de rug toen Sytze Douwes Hoogeveen (1878-1961) het bedrijf in 1909 kocht van Jan Douwes van der Werf. Deze Jan Douwes was de laatste van een geslacht, dat generaties lang, vanaf 1790, op deze werf en ook in het nabije Veenwouden het scheepsbouwvak had beoefend. Jan Douwes was mormoon van zijn geloof en emigreerde in 1909 naar Utah (VS).
Sytze neemt in 1909 de werf van Luitzen van der Werf over
Sytze Hoogeveen was afkomstig uit de nabijheid van Hurdegaryp waar zijn vader een klein boerenbedrijf uitoefende. Sytze voelde hier niets voor en kwam als leerjongen in 1893 in dienst bij Luitzen van der Werf (een oom van bovengenoemde Jan Douwes) die toen de werf dreef die hij later zou kopen. Daar leerde hij de eerste beginselen van het scheepsmakersvak. In 1897, een slappe tijd voor de werf, kreeg hij ontslag maar kon in Veenwouden bij Adriaan van Wageningen in dienst komen. Daar bekwaamde hij zich verder tot een volleerd vakman. In 1909 vestigde hij zich dan zelfstandig op Veenwoudsterwal. Tot op hoge leeftijd bleef Sytzebaes actief werkzaam. Na zijn dood werd het bedrijf opgedoekt.

Gegevens over de bouw van houten ronde jachten op deze werf zijn niet bekend
Concrete gegevens over de bouw van houten ronde jachten op deze werf zijn ons niet bekend. Archivalia hebben we niet kunnen achterhalen. Hoogeveen schijnt zich voornamelijk met reparatiewerk te hebben beziggehouden. Slechts van twee scheepjes weten we dat ze in Veenwoudsterwal zijn ontstaan. De oudste, genaamd "Brüzer", gebouwd in 1923, is nog steeds als zeiljachtje in de vaart. Dit is een boot met de maten van de klasse "kleine tjotters" zoals door de NNWB in datzelfde jaar was ingesteld. Zij is nooit in het stamboek ingeschreven geweest. Het tweede scheepje, gebouwd in 1945, is meer een boatsje en kwam onder de naam "Ymkje" van 1974 tot 1977 voor in de schepenlijst van het stamboek. Het wordt als museumstuk bewaard op de werf 't Kromhout te Amsterdam.

Restauratie van de boeier 'Buizerd'
Vermelden we nog de bemoeienis van Sytzebaes met de restauratie van de boeier "Buizerd". Deze was door Ae. Wildschut, in 1956 in Leiden in erbarmelijke staat gevonden en naar Friesland overgebracht. Samen met Jan Wiersma en met hulp en aanwijzingen van de inmiddels bijna 80-jarige werfbaas kon zij in schitterende staat worden gerestaureerd.
In het Stamboek ingeschreven schepen van Sytze Hoogeveen
In een krant uit 1959 vonden we het volgende verhaal over Sytzebaes:
Meer dan zestig jaar lang heeft Sietze Hogeveen zijn naam met twee o's ge-schreven. Zo stond het dan ook in zijn trouwboekje. Pas toen in de oorlog de persoonsbewijzen werden uitgeschreven, merkte hij dat hij officiëel maar op een o recht had. Maar een of twee o's maakt voor hem weinig uit, de meesten kennen hem immers voornamelijk als „Sytzebaes", de man die alles weet van de bouw van „skûtsjes", boeiers, schouwen, vissersbootjes, en al wat vaart in Friesland. Hij is al vijf en zestig jaar scheepstimmerman, om het eens in deftig Hollands te zeggen. En deze maand is het precies vijftig jaar geleden dat hij de scheepshelling van Veenwoudsterwal overkocht. „Sytzebaes" wordt dit jaar een en tachtig jaar, maar hij is nog steeds „warber". Met de armen over elkaar rustig in de gezellige betegelde woonkamer zijn lange werkzame leven zitten te overdenken, is niets voor deze man, die geboren en getogen is in Veenwoudsterwal. Zijn scheepshelling, dezelfde waar hij als jongen van een jaar of vijftien bij Luitzen van der Werf de eerste beginselen van dit oude ambacht leerde, betekent alles voor hem. Hij kan er niet meer zonder, het is nog steeds zijn lust en zijn leven.

In 1903 liep het laatste houten skûtsje in Veenwouden van de helling
Het geheugen van Hogeveen is fenomenaal. Hij weet nog precies te vertellen dat er in 1895 in Veenwoudsterwal een „skûtsje" van achttien ton werd opgezet, dat in 1899 klaar kwam en toen voor 668 gulden werd verkocht. Van de twaalf jaar, die hij als knecht op de helling van Adriaan van Wageningen in Veenwouden heeft doorgebracht, kan hij zich nog alles, maar dan ook alles, van wat daar gebouwd werd, her-inneren. In die twaalf jaar heeft hij vier „skûtsjes" helpen bouwen, vijf pramen met vooronder en dertig platte pramen. In 1903 liep het laatste houten skûtsje in Veenwouden van de helling. Twintig jaar later zag Hogeveen het in Veenwoudsterwal op zijn eigen helling terug voor een grondige reparatiebeurt.
De Helling
De helling van „Sytzebaes is een typische oude Friese scheepswerf. Er hangt in en om de oude houten schuur een sfeer die men nooit meer vergeet. Praktisch alles is er nog gelijk aan vijftig jaar geleden. Aan mechanisatie heeft Hoogeveen nooit gedaan. Hij is een volbloed handwerksman, machines heeft hij niet nodig. Tekeningen heeft hij nimmer gebruikt, alles deed en doet hij op het oog, dat hem nog nooit heeft bedrogen. Grotere schepen zijn er in de tijd, dat hij eigen hellingbaas is, niet meer gebouwd, wel ontelbaar veel ronde Friese vissersbootjes, schouwen en pramen. En dan natuurlijk ontzaglijk veel reparatiewerk, want „it kin net" was er bij Hogeveen nooit bij. Twee jaar terug nog heeft hij een Friese boeier weer zo opgeknapt, dat het een waar pronkstuk is geworden. Hij kon zich toen weer eens echt uitleven. Hogeveen is een van de heel weinigen in Friesland, die nog alles af weten van rond-houten schepen. En met gerechtvaardigde trots zegt hij: „As it wêze moat, kin ik noch wol in álderwetske boeier bouwe." Er zijn niet veel die hem dat kunnen nazeggen.

Helling aan de Veenwoudstervaart niet meer over water bereikbaar
Sinds een paar jaar is de helling aan de Veenwoudstervaart niet meer voor grotere scheepjes te bereiken. Toekomst zit er hierdoor met meer in en de enige zoon van Hogeveen heeft daarom een betrekking gezocht bij de provincie. Maar Sytzebaes zelf heeft nog altijd druk werk met reparaties. De hele dag scharrelt hij op zijn helling rond, waar hij ondanks veel zorgen de mooiste tijd van zijn leven heeft doorgebracht. Een tijd vol oude scheepsromantiek, die hier in Veenwoudsterwal gelukkig nog volop te proeven is. Hoe lang nog? Als het aan Sytzebaes ligt, nog heel lang. Aan ophouden denkt hij tenminste nog lang niet, deze „jongkearel" van tachtig jaar.