Eeltje Teadzes Holtrop - IJlst

Van de Holtrop-werf te IJlst is slechts een beperkt aantal werfboeken bewaard gebleven. Eigenlijk zijn alleen de debiteurenboeken (voor hen die op rekening kochten en dus niet contant betaalden) en een aantal (gedeeltelijke) jaaropgaven van de nieuwbouw-productie bewaard gebleven. Het betreft de jaren 1837-1853. Dit terwijl de werf in elk geval heeft gefunctioneerd vanaf ongeveer midden van de tweede helft van de achttiende eeuw. We weten dat omdat F.N. van Loon in zijn boek Handleiding tot den burgerlijken scheepsbouw uitgegeven te Workum in 1838, vermeldt dat Eeltje Holtrop al een vijftigtal jaren prachtige schepen bouwt te IJlst. Na de dood van Eeltje Teadzes Holtrop heeft een kleinzoon van deze scheepsbouwer, Eeltje Holtrop van der Zee, de latere Eeltjebaes, de werf overgenomen (1848) en deze na een paar jaar verhuisd (1853) naar Joure.

Bron: Ronde en Platbodemjachtem van Mr. Dr. T. Huitema
Het is uiteraard heel moeilijk uit de eigen geschriften en slechts sporadische aanwijzingen van derden zich een enigszins zuiver beeld te vormen van de invloed van F.N. van Loon op de Nederlandse scheepsbouw in het algemeen en op die in Friesland in het bijzonder. Het is hier ook niet de plaats om hierop nader in te gaan. Als schier alle mannen met een nieuwe visie op oude problemen heeft hij naast voldoening ook grote teleurstelling ondervonden, ook van de zijde van conservatieve scheepsbouwers en schippers.
Een Friese scheepsbouwmeester stelde hem zeker niet teleur en dat was de bouwmeester van zijn geliefde 'Zeejagt van 's-Graveland', de Volhouder van Jhr, Van Weede. In zijn Handleiding op pagina 103 vermeldt hij: "Dit jagt is in het jaar 1825, overeenkomstig deze teekening, gemaakt door den vermaarden scheepsbouwmeester Eeltje Teadzes Holtrop te IJlst, die gedurende een reeks van vijftig jaren, eene verwondering wekkende menigte van jagten, booten, vischaken en marktschuiten in eene buitengewoon fraaie gedaante heeft vervaardigd." Eeltje Teadzes Holtrop leefde te IJlst van 1769 tot 1848 en was inderdaad een bekwaam scheepsbouwmeester, die bovendien kennelijk bereid was nieuwe idee en omtrent de vormgeving van ronde schepen als door Van Loon gepropageerd in de praktijk toe te passen. Het is natuurlijk niet zo geweest, dat E.T. Holtrop na ± 1825 al zijn schepen volgens de ideeën van Van Loon ging bouwen of omgekeerd, dat Van Loon als de eigenlijke ontwerper van de Friese boeiers van na 1825 kan worden beschouwd.
Het 'Zeejagt van 's-Graveland' week vooral van het gangbare model van een boeier af, doordat het oorspronkelijk een open bun had en dit feit Van Loon volgens zijn beschrijving dwong tot het "minder breedte geven van den bodem" of wel scherpere lijnen geven aan het achterschip. Het jacht is achter duidelijk gepiekt gebouwd, doch voor bepaald niet. De sterk besneden en gepiekte vorm van het achterschip werd volgens Van Loons beschrijving vooral gegeven terwille van de noodzakelijke "tamelijke diepte" van de bun.
Tjet Rixt
Zonder deze tekeningen weten wij eigenlijk niet met enige zekerheid, of Van Loon wel bewust een voorstander was van het gepiekt bouwen van boeiers. Wel staat vast, dat de enige boeier, welke vrijwel met zekerheid door E.T. Holtrop werd gebouwd, noch voor noch achter gepiekt is. Dit is de boeier, die in Friesland voort bleef leven als de Tjet Rixt van de familie Hepkema, doch sinds 1954 als Hilda bewaard wordt in de schepenverzameling van het Zuiderzeemuseum. Het laatste wat men overigens van de huidige boeier Hilda kan zeggen, is dat het een snel schip is en dit was zij volgens overlevering, ook vroeger niet. Zij is typisch een ouderwetse, wat zwaarmoedige boeier. De Friezen noemen haar 'sluch in e kop', dat wil zeggen met weinig zeeg en geneigd om de kop diep in het water te graven.
Schepen van Eeltje Teadzes Holtrop in het Stamboek
Hellingboeken en Bestekken van de werf Eeltje Teadzes Holtrop in IJlst
Jan Braaksma heeft in 2012 het boek 'De verdwenen schepen van de Dongeradelen' gepubliceerd. Op dit moment is een nieuw boek in voorbereiding 'Blazers, blazers en nog eens blazers' . In het kader van deze boeken heeft Jan veel research gedaan en diverse musea, organisaties en werven bezocht om inzage te krijgen in nog bestaande oude hellingboeken en bestekken. Daarbij is hij ook nog veel andere documenten op het spoor gekomen. Veel bronmateriaal heeft hij gedigitaliseerd en wij mogen dat met toestemming publiceren. We proberen dat zo overzichtelijk mogelijk te doen per werf.
De originele werfboeken zijn eigendom van de Ottema/Kingma Stichting en worden bewaard bij Tresoar (Rijksarchief) te Leeuwarden. Van de originelen zijn kopieën gemaakt, die echter zo slecht zijn dat ze bijna niet meer de kopiëren zijn. Een eerdere kopie, een tiental jaren eerder gemaakt is wel beter bruikbaar en ligt in het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen.
Meer informatie
Dirk Huizinga heeft een uitgebreide publicatie 'Tjet Rixt en haar mannen' geschreven in 2010. Daarin staat de gehele geschiedenis van de boeier 'Tjet Rixt' (ex Hilda) zeer uitvoerig beschreven.
Peter Tolsma heeft in 2009 de volledige geschiedenis van het Fries jacht 'Lytse Bever' in boekvorm uitgegeven.