Helling van Joh. en Klaas Krul - West-Terschelling

Volgens de notarisarchieven van Simon Brons Bolding werd de werf op 9 mei 1882 door Krul overgenomen en werd Jacob Amels aangesteld als scheepstimmerman. Met het binnenhalen van deze kennis werd het mogelijk de zonen Klaas en Johannes een gedegen opleiding tot scheepstimmerman te geven. De werf die Krul overnam was een reparatiewerf. De werf was in niet al te beste staat van onderhoud en het werk viel tegen.

Nieuwbouw
Omdat het een kleine helling had konden grote schepen niet op de helling getrokken worden. Botters en blazers waren al grote schepen voor de werf. Er viel zo nu en dan wel een schip binnen met schade maar deze moesten dan in ‘vlot’ water of ‘in kieling’ gerepareerd worden. Dit betekent dat de schepen voor de wal droog vielen waarna het werk kon beginnen. Hierdoor duurde een reparatie langer dan op een werf waar een schip wel droog getrokken kon worden. Het resultaat hiervan was dat schippers de werf meden en liever naar de vaste wal gingen. Een zelfde beeld zag men in de nieuwbouw. De eilandbewoners lieten hun schepen op de vaste wal bouwen. Zo is te zien in de bestekboeken van Alkema in Makkum dat er in 1856 schepen voor L. Hobbe en voor T. Ree werden gebouwd, in 1862 gevolgd door een talkschip voor Roos en Cupido. Terwijl bij de buren (Zwolsman, Makkum) een 41 voets aak voor Frans Pie werd gebouwd. En al deze opdrachtgevers woonden op Terschelling. Dus Krul had dan wel een werf voor zijn zonen gekocht maar nu moest het nog een succes worden. Dat die mogelijkheden er waren moest Krul wel hebben gezien want de visserij bloeide als nooit tevoren. Er werden dus in rap tempo nieuwe schepen besteld en daar moest hij een graantje van mee kunnen pikken. Om dit te realiseren kocht Krul enige aangrenzende percelen waardoor het mogelijk werd om nog een hellingschuur te bouwen. Door deze schaalvergroting konden nu ook de grotere schepen op het droge worden getrokken. De nieuwbouw kwam ook op gang en naast de kleinere vaartuigen als vletten en sloepen werd er in 1890 een blazer op stapel gezet gevolgd door een tweede een jaar later. In de jaren tot aan 1920 werden er regelmatig nieuwe blazers, aken en botters op de werf gebouwd.

Reparatiewerk
Ook in het reparatiewerk wist Krul te scoren. In 1888 werd de Deense schoener ‘Johanna’ met behoorlijk wat schade langzij de helling gebracht. Een grote klus waar lang op was gewacht. In de zes weken die volgden werd het schip gerepareerd naar volle tevredenheid van de schipper. Hierdoor bewees Krul dat de werf naast nieuwbouw ook grote reparatieklussen aankon en dus mee kon draaien en concurreren met de werven van het vaste land. Ook bleek hieruit dat de kinderen van Krul het vak van scheepstimmerman goed beheersten.

In 1890 schreef Krul de werf over op naam van zijn zonen
Hij moet er vanuit zijn gegaan dat ze het vak voldoende onder de knie hadden en het bedrijf zelfstandig konden laten draaien. Voor Jacob Amels was dit aanleiding om te vertrekken. Hij kocht een perceel land naast de werf en bouwde er zijn eigen helling met werkplaats. Het bedrijf van Amels is echter nooit een succes geworden en na zijn overlijden in 1920 werd het bedrijf gekocht door Johannes Krul en toegevoegd aan zijn werf.
Klaas en Johannes zouden de werf tot aan 1906 gezamenlijk voeren maar door onderlinge spanningen stapte Klaas in dit jaar uit het bedrijf. Hoewel de gloriejaren van de visserij voorbij waren werden er nog steeds nieuwe schepen op de werf gebouwd. Maar na de Eerste Wereldoorlog was het gedaan met de nieuwbouw van grote schepen. De laatste botter liep in 1920 van de helling af. Kleinere schepen als vletten, sloepen en pramen bleven er wel gebouwd worden. Voor reparatie en onderhoud had de werf een uitstekende reputatie. Daardoor heeft de werf Krul, tot 1965 een goed bestaan gehad.

Spiegel der Zeilvaart september 2017 nummer 7 - Port Salut 47: West Terschelling ca 1904
Het toerisme moet nog van de grond komen als deze foto gemaakt wordt. Vreemdelingen zijn zeldzaam op het eiland en iedereen kent iedereen; de moeder en dochter op de voorgrond, de peuter op de stelling, de mannen met hun breeuwhamers, de bazen daarnaast en de twee jongens. Het is de werf van de gebroeders Klaas en Johannes Krul. Een flink bedrijf voor die tijd met een dubbele timmerloods voor nieuwbouw en twee langshellingen. Rechts steekt een blazer boven een houten erfafscheiding uit. Daar ook een werf. Die is van Jacob Amels, telg van de bekende scheepsbouwers familie uit Makkum en voormalig hellingbaas van Krul. Hij begint in 1897 voor zichzelf. Krul is een nieuwbouw- en reparatiewerf met een reputatie tot ver buiten Terschelling. Wanneer vader Krul in 1882 met het bedrijf begint, is Terschelling nog een veelgebruikte uitvalsbasis voor Volendammer en Urker Noordzeevissers. Voor snelle reparaties verkiezen zij Krul boven een lange reis naar huis. In die jaren groeit ook de Terschellinger vloot in rap tempo. Tussen 1885 en 1919 worden er op de werf ruim twintig schepen gebouwd; blazers, aakjes en een paar botters. Het merendeel voor Terschellinger opdrachtgevers, een enkele voor Wieringen en vier botters voor Urk.
SdZ 2017 nr07 september - Port Salut 47: West Terschelling ca 1904
Terschelling en de visserij
Het boek `Terschelling en de Visserij' behandelt een aantal uiteenlopende onderwerpen die samen een beeld geven van de kust- en zeevisserij zoals deze vroeger vanaf Terschelling werd uitgeoefend. Het beschrijft de opkomst van deze bedrijfstak in de periode toen op de vlakten boven de Waddeneilanden nog veel schol en schelvis werd gevangen, de betere jaren voor de kor- en beugvissers. Deze periode van betrekkelijke voorspoed zou echter nog vóór de eeuwwisseling tot een einde komen en de plaatselijke Noordzeevisserij vrijwel elk perspectief ontnemen. Op beslissende ogenblikken heeft het aan kennis en middelen ontbroken om met de tijd mee te kunnen gaan. Veel jonge mensen trokken dan ook naar de Nederlandse en Duitse haringloggers of zochten emplooi op de koopvaardij. Wat de kust- en zeevisserij betreft, is vooral een accent gelegd op de bouw van platbodem-vaartuigen op de scheepwerf van de gebroeders Krul en op de samenstelling van de eilander vissersvloot. Over de plaatselijke bouw van blazers, botters en aken is in het verleden nauwelijks geschreven. Naargelang de jaren verstrijken, valt het steeds moeilijker om gegevens te achterhalen.
Hellingboeken en Bestekken van de helling van Joh. en Klaas Krul - West-Terschelling
Jan Braaksma heeft in 2012 het boek 'De verdwenen schepen van de Dongeradelen' gepubliceerd. Op dit moment is een nieuw boek in voorbereiding 'Blazers, blazers en nog eens blazers' . In het kader van deze boeken heeft Jan veel research gedaan en diverse musea, organisaties en werven bezocht om inzage tekrijgen in nog bestaande oude hellingboeken en bestkken. Daarbij is hij ook nog veel andere documenten op het spoor gekomen. Veel bronmateriaal heeft hij gedigitaliseerd en wij mogen dat met toestemming publiceren. We proberen dat zo overzichtelijk mogelijk te doen per werf.
De werfboeken van deze werf behoren tot de collectie van het Museum `t BEHOUDEN HUYS in West Terschelling.
In het Stamboek zijn geen schepen ingeschreven, die zijn gebouwd op de helling van Krul.

Verhaal van de WON43 ”Rotgans” (aak) 1929-1934 eig. Gerrit Kooy WON43 , afm. 9,68 x 3,90 x 1,30
In een Nieuwsbrief van 'Oud Makkum lezen we het volgende over één van de door Krul gebouwde schepen:
In 1929 kocht Gerrit Gerritszn. Kooy in Wieringen een aakje, in eerste instantie bedoeld om de werkers aan de Afsluitdijk op de beide werkeilanden Kornwerderzand en Breezanddijk te kunnen bevoorraden. Die dijk kwam vroeger of later klaar en daarom vroeg hij meteen ook een visserijvergunning aan, want de afsluiting van de Zuiderzee kon wel eens het einde betekenen van de buitendijkse jacht op watervogels. Als zoon van een succesvolle beroepsjager was Gerrit, opgegroeid en voorbestemd zijn vader op te volgen. Kooy sr. was rond de eeuwwisseling tijdens de ganzenjacht van uit Wieringen bij toeval verzand geraakt op de Makkumer kust, vond daar zijn grote liefde en was in de Vlekke blijven hangen. De WON 43 werd maar een paar jaar voor de visserij ingezet. Na de afsluiting bleek de jacht best mee te vallen en Gerrit pakte snel de draad weer op. In 1934 verkocht hij het schip aan zijn neef Gerrit Leendertzn. Kooy uit Wieringen.
De WON43 was gebouwd op de werf van Jo Krul op West-Terschelling. Krul bouwde zijn aken zwaar en degelijk. Op Wieringen werd daarover gezegd: Al smijt je zo’n scheepje van de Oosterlandse toren dan heb je nog geen krasje, zeilen wil het echter nooit. Later bouwde hij ook blazers. De expertise hiervoor haalde Krul uit Makkum in de vorm van scheepstimmerman Jacob Amels die zijn kennis had opgedaan op de werven van Alkema en Zwolsman.