Scheepsmodellen 1700-1900 bevattende modellen van visschersschepen, vrachtschepen, schepen voor groote vaart, yachten. enz.

W.K. Versteeg

Aan het begin van zijn carrière was W. K. Versteeg assistent van Emil van Konijnenburg, auteur van het omvangrijke naslagwerk De scheepsbouw vanaf zijn oorsprong (1897-1907). Het derde deel daarvan bevat kleurrijke tekeningen en dwarsdoorsnedes van historische schepen. Het werk van Versteeg bestond uit het opmeten en uittekenen van oudere scheepsmodellen. Daarvoor trok hij van scheepswerf naar scheepswerf. Zijn eigen boek over de scheepsbouw stelt hij op soortgelijke wijze samen, maar dan veel later, in de jaren 1940. Hij woont dan in Antwerpen, waar hij werkt als modelbouwer. Hij gaat in Antwerpen ook in het echt aan de slag en bouwt er twee kleine jachtschepen van het type hoogaars, een soort platbodem.

Woord vooraf

Als jongen van 'n jaar of tien zat ik uren lang op het houten zeehoofd te Hoorn (de welbekende, vervallen groote stad aan de Zuider-Zee) naar de in en uit zeilende visschers- en andere schepen te turen... Het waren meestal Zuiderzee botters, kwakken, kubbooten, tjalkschepen, met een opperlast van turf geladen, en andere kleine vaartuigen.
Even achter het houten zeehoofd lag de sluis. In de binnenhaven was de scheepstimmerwerf, waar ik in mijn vacantietijd geheele dagen kon doorbrengen. Dat is de grondslag geweest, waarom ik als jongen van 17 jaar, door den heer Van Konijnenburg, werd aangenomen met de opdracht alle houten visschers-, vrachtschepen, trekschuiten enz., die nog in de vaart waren, op te meten en in teekening te brengen. Gedurende 10 jaar heb ik hieraan het grootste gedeelte van elke maand gewerkt, en heb daarvoor heel de kust vanaf Oost-Friesland tot aan de Fransche grens afgereisd. Daaruit is het bekende werk "De Scheepsbouw vanaf zijn oorsprong ", door E. van Konijnenburg (1897-1907), ontstaan.

Terzelfdertijd heb ik verschillende oude boeken bestudeerd, zooals Fiirtenbuch, 1609, Architecurn-Navalis et Regimen Nancticum of Aloude En Hedendaegsche scheepsbouw en Bestier, door Nic. Witsen. (Amst. 1671 en 2ed. 1690). Handleiding tot den burgerlijken Scheepsbouw door F.N. v. Loon, Brandenburg, Workum (1838). Afbeeldingen van schepen en vaartuigen, door P. le Conte (Amst. 1831). Groenewegen en vele anderen. Enkele jaren na het uitgeven van bovengenoemd boekwerk, ben ik nog in het bezit gekomen van verschillende oude teekeningen, en gravures, waarvan ik hier de meeste publiceer, in drie albums met elk 50 teekeningen.
Deze teekeningen zijn bijna alle getrouwe afdrukken van de werfteekeningen door den scheepsbouwer zelf gemaakt. Het zijn vooral de werven der Gebroeders Kortland, Rotterdam en van de Gebroeders De Haas te Maassluis, die mij de meeste teekeningen en inlichtingen verschaft hebben. Ook zijn er nog teekeningen bij, afkomstig van de scheepswerf Gips en Zoon te Dordrecht.
Op de kleine werven heb ik mij tevreden moeten stellen met het opmeten van in aanbouw zijnde en afgemaakte schepen. Teekeningen bestonden daar niet ; men werkte daar al meer dan honderd jaren van vader op zoon, altijd naar dezelfde mallen. De schepen vielen dan wel eens wat mee of tegen, zoo als het uit de mal viel, zeide de scheepsbouwer.
Daar elke werf verschillende mallen had, zijn er zooveel verschillende en plaatselijke scheepsmodellen ontstaan. Merkwaardig is, dat de scheepswerf in Arnentuiden (Zeeland) zelfs nog voor enkele jaren mooie groote hoogaarsen bouwde als jacht, naar de oude mallen.

Ik wil nog even de oude houten werf vernoemen van de Gebroeders Maas te Steendorp, welke hier in den omtrek als bekwame houten scheepsbouwers bekend stonden. Ook waren er nog veel scheepswerven langs de Schelde en Rupel waar otter-, pleytschepen, steenschepen, knotsen enz. gebouwd werden. Ik hoop dat het nageslacht nog altijd met eerbied zal blijven opzien naar de oude mallen, die de grondleggers zijn van den hedendaagschen scheepsvorm. Zelfs de nieuwe « Mäyer »-steven is niet nieuw, daar de Hamburger evers en de Hollandsche trekschuiten die reeds hadden in 1300 (Zie Westlandsche groentenschuit onder n 50 aangegeven).

Inhoud Scheepsmodellen 1700-1900

a. Schelde en Noordzeekust ( zijnde visschersschepen).
1. Knots.
2. Kleine Hengst.
3. Groote Hengst.
4. Kleine open Hoogaars.
5. Kleine Hoogaars als Yacht.
6. Kleine Hoogaars.
7. Tholensche Hoogaars.
8. Arnemuider Hoogaars.
9. Tholensche Schouw.
10. Heister Vischsloep.
11. Scheveningsche Bom.
12. Tuigplan Scheveningsche Bom.
13. Groote Noordzeebotter.
14. Vischlogger van Hastings.
15. Haringbuis omstreeks 1700.

b. Binnen- en Kustvaart (zijnde vrachtschepen).
16. Steenschuit van Schelde en Rupel.
17. Blokzeilder Yacht.
18. Friesch Smakschip uit ± 1770.
19. Drimmelsche Aak.
20. Houten Rijnaak, gebouwd ± 1850.
21. Hamburger Ever.
22. Tuigteekening van een Hamburger Ever.
23. Vlaamsche Pleyt (Kleine Kustvaarder).
24. Kofschip.
25. Tuigteekening van een Kof (schoenertuig).
26. » » (gewoon tuig).
27. » » (eenmast hoeker).
28. Kaag.
29. Zeeuwsche Poon.
30. Veerschip van de Lemmer op Amsterdam.
31. Groninger Tjalk.
32. Zoutwaterschip.
33.
34. Driemast Koopvaardijhoeker.
35. Tuigplan van een Driemasthoekerschip.
36. Schoener of Schoenerbrik (einde XVIII" en begin XIX" eeuw)
37. Katschip.
38. Bootschip.
39. Tuigplan van een Zeeuwsch Beurtschip.
40. Tuigteekening van een Kat- en Bootschip.
41. Zeeuwsch Beurtschip met Paviljoen van omstreeks 1790.

c. Groote vaart.
42. Brikschip Fénélon.
43. Driemast Koopvaardijschip Petronella anno 1781.
44. Snauwschip van 1765.
45. Engelsch Oorlogsschip = 1760.

d. Yachten enz...
46. Schip van Brugge (6' eeuw).
47. Friesche Tjotter.
48. Friesche Boeyeryacht « Sperwer ».
49. Friesche Boeyeryacht « Sperwer ».
50. Westlandsch Groentenschuitje.
51. Brikschip « Neérlands Kroonprinses ».
52. Veerschip, begin 19' eeuw.
53. Blankenbergsche Schuit.
54.
55. Fluitschip.
56. Koopvaarder met 12 stukken.

Een paar voorbeelden

De Knots

Deze vaartuigen, voor de visch- en garnalenvangst gebruikt, hoorden meestal te Antwerpen thuis. De afmetingen waren 10 m. lengte. 3.60 m. breedte over de berghouten en ongeveer 1 m. diepgang. bij een inhoud van 10 tot 14 ton. De bouw was gladboordig en had veel overeenkomst met pleyten en otters hoewel veel korter en kleiner gebouwd. Rond het jaar 1920 zijn ze totaal verdwenen door het vervuilen van het Scheldewater.
De hierbijgaande teekening is deze van een knots, die in 1902 in het Zuiderdok te Antwerpen werd opgemeten. Het tuig bestond uit een gaffelzeil zonder boom, stagfok. kluiffok en een topzeil boven de gaffel. De bun bevindt zich tamelijk achterin het schip. daar het voorste gedeelte achter de mast als laadruimte benut wordt. De gaten welke aan den buitenkant en bodem van de bun zijn aangebracht, werden binnenkants nog met kopergaas bezet, daar er hoofdzakelijk op garnalen werd gevischt. Het verblijf was in het voorschip of vooronder waar twee slaapplaatsen waren en waar een kachel kon geplaatst worden. Het visschen geschiedde het meest met de kor.

Friesche tjotter

Bijgaande teekening geeft een tjotter van 13 voet lengte, 6 voet breedte met een holte van twee voet. Deze is wel een van de kleinste tjotters die in Friesland gebouwd wor¬den, en wordt ook wel eens Friesch bootje genoemd. Het voorschip is meestal afgedekt terwijl deze bootjes achter geheel open zijn. Als tuig varen ze een bezaan met kleine kromme gaffel en een stagfok die vooraan aan een ijzeren verschuifbare boegspriet of bandeloef is bevestigd. De zwaarden zijn evenals bij de boeiers breed en rond van vorm.
Snijwerk wordt meestal veelvuldig toegepast en de boorden zijn versierd met afwisselend witte, groene en zwarte banden. De boeiers en tjotters zijn het sieraad van de Friesche wateren.

Friesch Boeieryacht 'Sperwer'

Een sierlijk vaartuigje, de 'Sperwer', waarvan ik hier twee plans geef. Ik heb het te Antwerpen gevonden op den Linkeroever en, in overeenkomst met een mijner kennissen, opgemeten en in teekening gebracht. Ook kreeg ik opdracht van den heer Huybrechts aldaar een model van dit scheepje te maken. Niettegenstaande deze boeier 80 jaar oud is, bleef het scheepje nog in tamelijk goeden toestand. Jammer dat door het aanbrengen van patrijspoorten in het voor-boven-boeisel. veel van het sierlijk aanzicht verloren ging.
De afmetingen zijn als volgt lengte 8,58 m., breedte 3,44 in. Naar gelang het schip kleiner is, heeft het een zeer groot zeiloppervlak waarvan de mast zelfs eene lengte van 13,30 in. heeft. Dit is, in vergelijking met andere boeieryachten, zeer lang. Want touwen zijn bij dit scheepje evenmin aanwezig. Het tuig bestaat uit een gaffelzeil met kromme kleine gaffel en een groote stag fok aan en bandeloef bevestigd. Een boegspriet, waaraan nog een kluiffok kan bevestigd worden, is waarschijnlijk later aangebracht.


 

Uitgave N.V. De Nederlandsche Boekhandel - Antwerpen 1947

Het boek is digitaal in te zien bij de Universiteitsbibliotheek Leuven. 
Flandrica.be is een website met letterschatten uit Vlaamse erfgoedbibliotheken. Je kunt er op een inspirerende en intuïtieve manier kennis maken met het vaak onbekende culturele erfgoed in onze bibliotheken. Want ook vandaag hebben deze oude geschriften en historische documenten nog zin en betekenis.
 


 

Schepen en luiden uit vroeger tijden: W.K. Versteeg

In een bescheiden, doch genoeglijk ingerichte bovenwoning nabij de Centraal-statie te Antwerpen woont een voor de liefhebbers van oude schepen welhaast legendarische figuur: Willem Karel Versteeg. Met zijn oude vriend, de Dordtse scheepsbouwmeester Piet Hoebee, brachten wij hem in maart 1960 een eerste bezoek, een bezoek om nooit te vergeten en dat dan ook leidde tot herhalingen over en weer.
Als liefhebber van oud-vaderlandse schepen kende ik W. K. Versteeg als de man, die de honderden scheepstekeningen vervaardigde, welke verzameld zijn in het helaas sinds vele jaren uitverkochte standaardwerk van ir. E. van Konijnenburg „De Scheepsbouw vanaf zijn oorsprong"; en daarnaast aan het onder zijn eigen naam door de Nederlandse Boekhandel te Antwerpen en P. N. van Kampen & Zn. te Amsterdam uitgegeven boek „Scheepsmodellen", waarin 56 scheepsplannen van oude Nederlandse schepen zijn weergegeven en in het kort beschreven.

Gesprekken met Willem Karel Versteeg door C.J.W. van Waning, eerste voorzitter van de SSRP

Terug naar vorige pagina