2023 nummer 1: Het begrip "Skûtsje"

Wat er allemaal ooit is vastgelegd ....

Onlangs, ik was aan het graven in een oud archief van een zeilvereniging, borrelde de volgende vraag bij me op: hoe lang wordt het begrip Skûtsje als typeaanduiding gebruikt?
In de 60-er en 70-er jaren van de vorige eeuw was het werkgebied van mijn vader, Groningen, Friesland en Drenthe. Hij verkeerde in de luxe positie dat hij zelf kon bepalen waar hij wanneer heen ging. Ik herinner me nog dat we tijdens dergelijke dienstreizen in de vakanties vaak mee mochten, dat we een aantal keren bij het Skûtsjesilen zijn wezen kijken. Stavoren, Lemmer en de Veenhoop staan me nog op het netvlies.
Het ZWH-skûtsje vond ik toen mooi. Waarom? Het had een langere roef dan de anderen en dat vond ik toen mooier. Bij ons in de jachthaven lag de 'Alida', het scheepje dat tegenwoordig op de binnenplaats van de Noordelijk Scheepvaartmuseum in Groningen ligt. Al dergelijke schepen noemden wij gemakshalve skûtsjes. Daar ben ik veel genuanceerder in geworden.

Reacties hebben onderaan dit vlugschrift geplaatst.

De 'Alida': Dit fraaie scheepje werd in 1903 gebouwd door scheepswerf Draaisma te Franeker en was bestemd voor het vervoer van kaas.
De 'Alida': Dit fraaie scheepje werd in 1903 gebouwd door scheepswerf Draaisma te Franeker en was bestemd voor het vervoer van kaas.

Van de 'Alida' werd me al snel duidelijk dat het een “ander” scheepje was. Het werd door haar eigenaren gekwalificeerd als kaasjager, kermisscheepje, maar niet als skûtsje. In mijn waarneming van toen zag ik een paar duidelijke verschillen met de schepen van de SKS die in Friesland wedstrijd zeilden. De 'Alida' had geen achterdek maar een bollestal, het had een hoge lange roef en het was een maatje kleiner dan de Friese skûtsjes. Met de 'Alida' mocht ik ooit een paar keer als dekhulp mee varen. 
Tot zover mijn jeugdherinneringen die ik aan deze Friese schepen heb. 

Stamboek

In de schepenlijst van het Stamboek komen een behoorlijk aantal van deze schepen voor. Ze zijn gerubriceerd onder de verzamelgroep tjalken. Ze zijn alle gebouwd op werven in Nederland en zijn ooit gemeten door een lokale of regionale scheepsmeetdienst, om vervolgens een plek in het Kadaster te krijgen. De kadastermerken zijn vaak nog terug te vinden in de schepen. De liggers, zo heten de boekwerken waar ze in opgeschreven werden, zijn nog altijd beschikbaar en in te zien. Het is leuk om ze eens op te zoeken via de SSRP-website. Een stukje geschiedenis van een ingeschreven schip kun je daarmee terug vinden. Wat dan vooral opvalt is, dat de type aanduidingen nogal verschillend kunnen zijn. Er worden types genoemd waar we ons weinig of niets meer bij voor kunnen stellen. Als klein voorbeeld: een boeieraak en een taske zijn tjalkachtigen. Maar wat of de specifieke verschillen zijn? Ooit was er een schipper die mij wees op een schip dat ergens lag, hij typeerde het als een taske. Ik zag er vooral een stoer uitgevallen “skûtsje” in. Ik heb toen verzuimd te vragen wat het voor hem een taske maakte.

H	De 'Aebelina': Is oorspronkelijke gebouwd als beurt- of veerscheepje. Deze scheepjes weken wat uitrusting en inrichting af van de skûtsjes, die uitsluitend voor vrachtvervoer werden gebouwd.
H De 'Aebelina': Is oorspronkelijke gebouwd als beurt- of veerscheepje. Deze scheepjes weken wat uitrusting en inrichting af van de skûtsjes, die uitsluitend voor vrachtvervoer werden gebouwd.

Publicaties

Door de jaren heen zijn er door verschillende mensen boeken geschreven over skûtsjes en het skûtsjesilen, maar nergens heb ik gevonden wanneer het begrip “skûtsje” als type aanduiding in zwang gekomen is. Mijn indruk is dat deze kwalificatie jong is, ongeveer van de jaren rond de Tweede Wereldoorlog.
Uit meerdere bronnen weten we dat er al in de 19e eeuw, zeker in Friesland, wedstrijden voor vracht- en beurtschepen georganiseerd werden. Heel nadrukkelijk: Vracht- en beurtschepen. Geen skûtsjes. Wedstrijden die door kroegbazen en zeilverenigingen werden georganiseerd. Zo vond ik het volgende: Bij Koninklijke Zeilvereeniging Oostergoo werd in 1910 voor het laatst een wedstrijd voor vracht- en beurtschepen georganiseerd. Het bestuur dacht later dat het leuk zou zijn nog eens een dergelijke wedstrijd te organiseren. In 1928 was er wel weer veel belangstelling voor. Deze zeilvereniging organiseerde deze wedstrijd toen ter gelegenheid van haar 80 jarig jubileum. Een wedstrijd, niet voor skûtsjes maar voor vracht- en beurtschepen! De wedstrijd was een succes, en de schepen stonden daarmee weer in de publieke belangstelling.

Skûtsjesilen

Aansluitend werd in 1929 in Grou de “Skûtsje Kommisje Grou” opgericht. Begint hier de geschiedenis van het huidige skûtsjesilen?

Voor zover ik na kan gaan waren de vracht- en beurtschepen uit de 19e eeuw vooral houten scheepjes van ongeveer 11 tot 13 meter lengte. Toen vervolgens het staal als bouwmateriaal zijn intrede deed werden deze scheepjes gaande de tijd groter. De skûtsjes van de SKS zijn tegenwoordig vaak verlengd tot zo’n 19 meter lengte.
Mijn kennis van het Fries, en zeker de taalkundige kennis, schiet hier te kort. Vandaar mijn vraag waar ik deze Uit het Stamboek mee begon: Hoe lang wordt het begrip skûtsje als typeaanduiding gebruikt?

Wie weet meer?


Reacties op de vraag: Wie weet meer?

Teun Schermerhorn:
Op de vraag wanneer voor het eerst de typeaanduiding ‘skûtsje’ werd gebruikt, heb ik dat woord in Delpher ingetypt. Over de periode 1800-1910 levert dat (slechts) twee ‘hits’ op in het Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant van 20-09-1902 in het feuilleton “Donkere dagen voor de schipper II” (rechts in de afbeelding “Skûtsje to keap”) en in dezelfde krant van 25-08-1906 in een haast literair verhaal over de Sneeker Hardzeildagen van 22-08-1906 (links in de afbeelding). In Delpher is het woord “skûtsje” (zo gespeld) dus voor het eerst in 1902 te vinden. 


Age Veldboom, vrijwilliger Skûtsjemuseum Eernewoude:
Als vrijwilliger van het skutsjemuseum kan ik u ook niet veel meer vertellen dan dat het woord “Skûtsje” vroeger (begin 1900 in de volksmond wel vaker gebruikt werd , terwijl het in de beschrijvingen vaak “Fries roefschip “genoemd wordt. In het oud -Hollands spreekt men van “ ene Schuyte “, hier is het van afgeleid. In Fries is dat skûtsje.
Het verschil tussen Vrachtschepen en Beurtschepen is duidelijk : een vrachtschip vervoerde : bijvoorbeeld : aardappelen , terpaarde , suikerbieten, koeienmest, turf, zand en grind etc. Een beurtschip onderhield de dagelijkse Beurtvaart tussen Stad en Dorp , als het ware een pakketdienst en vervoerde ook personen.
Klein detail : een beurtschipper moest kunnen lezen en schrijven, dat kon de vrachtschipper soms (of vaak) niet. En de Beurtschipper droeg een hoed, de vrachtschipper vaak een pet.


 

Het Vlugschrift "Uit het Stamboek - Behoud(t) het goede" 
wordt samengesteld door Gerard ten Cate.


Terug naar vorige pagina