Transitie

20 maart 2023

In de vijftiger jaren kregen particulieren met belangstelling voor oude zeilende werkschepen de kans om in voormalige Zuiderzeehaventjes een vissersschip over te nemen tegen een aantrekkelijke prijs. Die vissers waren meestal gestopt met hun bedrijf. Het oude, houten schip lag daar maar. Niemand had zin om zo'n schip voor de visserij over te nemen, dus de toekomst zag er niet goed uit. Het schip zou de eigenaar alleen maar tot last worden. Maar gelukkig kwamen toen de idealisten. Op de foto zien we de Zijlroede van De Lemmer in 1955. Aan de overkant de Langestreek en aan deze kant de Kortestreek. Het houten visaakje van Jurjen Bootsma, de LE107, stond helemaal niet te koop. Er werd nog mee gevist. In het weekend van 30 april, op Koninginnedag, kwam er uit Den Helder echter een familie die het scheepje langdurig bekeek en het wel wilde kopen. De botter naast het aakje lag wel te koop, maar nee, die botter was te groot. Deze mensen keken naar het aakje. Na wat onderhandelen, Bootsma vroeg duizend gulden, werd de koop beklonken met negenhonderd gulden. Toen de familie Bolier uit Den Helder met het aakje weg wilde varen, sloeg de benzinemotor echter niet aan. Maar ach, dat kon gebeuren en kon ook weer verholpen worden. Uiteindelijk werd het scheepje probleemloos naar Den Helder gevaren, waar Gabriel Bolier voor zijn aanwinst een ligplaats vond bij de Kooysluis. Daar mocht hij het visaakje ombouwen tot een aakjacht voor de pleziervaart. Er werd in die jaren wel gewaarschuwd dergelijke vissersschepen niet te impulsief te kopen. Zeker de botters niet. Die kostten ook slechts zo'n fl. 1500,-, maar het was goed mogelijk dat je een kat in de zak kocht.

Dat houten aakjachtje bestaat nog steeds. De familie Bolier verkocht het in 1972 aan Wietze Welling uit Oudega (Sm.) die het scheepje waterdicht liet maken met glasvezelversterkt polyesterhars en er nog 50 jaren (!) mee zeilde. Het verhaal ging dat dit aakje in 1888 als 'ielbûs' bij Zwolsman in Workum gebouwd was om paling op te halen voor de firma W&A Visser in Heeg. Dat jaartal kan niet kloppen. Zwolsman nam de werf in Workum pas in 1892 over. Eigenlijk was over het verleden van dit aakje niet veel bekend. Pas in 1913 werd het in Enkhuizen geregistreerd als visaak EH112. Daarna werd het de ST10 en tenslotte in 1948 de LE107. Veel later, in 2022, verkoopt Welling het scheepje aan Simon van der Meulen uit Leeuwarden. Die heeft in zijn leven vele schepen opgeknapt en zag wel wat in dat oude aakje van Welling. Maar hij was gewend ijzeren schepen op te knappen en geen houten. Eerst wilde hij de geschiedenis van het aakje helder krijgen. Daarmee zou hij immers een verhaal hebben om ook anderen te interesseren in de restauratie van het aakje. En zo kwam Simon bij mij terecht met de vraag het verleden van dat scheepje te helpen verhelderen en daar een boekje over te schrijven. Dat leek mij wel interessant. Ik kende het aakje van Welling al lange tijd, het lag immers in Oudega vlak bij Drachten. De vraag naar de geschiedenis betrof natuurlijk vooral dat duistere verleden. Na enige maanden speuren zijn we wat dat betreft opgeschoten. Het scheepje is, zoals we dat nu beoordelen, helemaal niet in Workum gebouwd, maar in De Lemmer, bij Pier de Boer in het jaar 1897. Belangrijke bron hiervoor waren de snijboeken van zeilmaker De Vries in De Lemmer, die bewaard worden bij het historisch centrum Tresoar in Leeuwarden. Op grond daarvan zijn alle nieuwe schepen te traceren met hun bouwer en opdrachtgever waar De Vries een tuig voor heeft gemaakt. Een andere belangrijke indicator was de lengte van 28 voet. Bij Pier de Boer is slechts één aakje gebouwd met die lengte. En tenslotte keken we naar de constructie van de inhouten, die bij De Boer anders is dan bij Zwolsman, die veel vaker liggers en zitters met schuine lassen aan elkaar verbond.

Het aakje was niet geregistreerd, want het werd niet gebruikt als visaak. Pas in 1913, toen Hendrik Visser uit De Lemmer op moest komen bij de Marine in verband met de mobilisatie voor de Eerste Wereldoorlog en hij het aakje daarom verkocht aan Johannes Schenk in Enkhuizen, werd het geregistreerd als vissersschip voor de Zuiderzee. Uiteindelijk werd het aakje in 1955 verkocht voor de recreatie, maar het werd pas in 1956 uitgeschreven voor de visserij. Op grond van de officiële papieren lijkt het alsof Bolier het aakje in 1956 kocht, maar dat was in werkelijkheid een jaar eerder.

Op dit moment is het aakje Anna Maria 126 jaren oud. Het is niet zoals vele jachten enige keren gerestaureerd, maar voor de visserij in het stort gezet tegen lekkage en voor de recreatie bekleed met polyester en glasmatten. Een andere geschiedenis, maar wel een interessante ondanks het feit dat het scheepje er op dit moment niet geweldig meer uitziet. Het laatste hoofdstuk van mijn boekje over dit aakje gaat natuurlijk over de vraag wat Simon van der Meulen voor elkaar krijgt om het scheepje op te knappen. Ik ben benieuwd. Een schrijver is immers wel betrokken, maar blijft ook een kroniekeur, een toeschouwer die volgt wat er gebeurt.

 


 

Terug naar vorige pagina