Het ronde achterschip van de Hoogaars

Dirk Huizinga schrijft:
De hoogaarsen zijn veel ouder dan de visaken uit Lemmer. Het is echter ook het bekende naamgevingsprobleem. Wanneer kreeg een scheepstype de naam die wij nog kennen en waarom? Vanaf eind 1800 wordt er een verband gelegd met visaken en de havenplaats Lemmer (bv. bij de bouw van de Zevija in Joure.) Zeeuwse vissers kwamen ook in de Zuiderzee voor mosselzaad. Ze waren bekend met de noordelijke scheepstypen. Dat er beïnvloeding was, is dus niet zo raar. De naamgeving gaat automatisch mee, maar het is heel moeilijk, wellicht onmogelijk, vast te stellen wie voor het eerst welke naam gebruikte. Peter Hamer merkt op dat er al hoogaarsen met een ronde kont voeren, voordat er Lemsteraken waren. Hij wijst op de boeiers. De boeiers zijn er al eeuwen, maar ook de tjalkachtigen en pramen met ronde kont. De visaakjes van het Friese binnenwater waren er eerder dan de visaken voor de Zuiderzee. We moeten dat m.i. niet te zeer vastpennen aan de aken van De Boer uit Lemmer, die immers nooit sprak over Lemsteraken, maar altijd over visaken.

Ik stuur je hierbij nog een paar foto's uit J. van Beylen (Zeeuwse vissersschepen van de Ooster- en Westerschelde) en Seghers en De Bock (Schepen op de Schelde). Speciaal ook vanwege de vermelding van de ronde kont bij de hoogaarsen uit Tholen en het zeldzame scheepstype dan in Zeeland 'boeieraak' werd genoemd. Ulbe Zwolsman uit Workum heeft eens een boeieraak getekend, die er uit ziet als Workumerbol. Het Zeeuwse model is iets kantiger en spitser op tekeningen. De suggestie dat naar de relatie met 'boeiers' moet worden gekeken, kan heel goed kloppen, maar dat geldt ook voor de visaken uit Friesland.

J. van Beylen (Zeeuwse vissersschepen van de Ooster- en Westerschelde):
Vergeleken met de Arnemuidense hoogaars had de Tholense een eleganter uitzicht. De lijn ervan was gestrekter en zwieriger met minder nadrukkelijke vormen. Een vergelijking van de plans laat dit verschil duidelijk blijken. De voorsteven lag minder stijl en de lagere kop gaf een rechtere zeeg, ook in het achterschip. Het vlak was slechts lichtjes opgebrand in voor- en achterschip, soms ook in het achterschip alleen, terwijl het achter ook veel scherper was. In Tholen bouwde men ook hoogaarsen met een rond achterschip.

J. van Beylen (Zeeuwse vissersschepen van de Ooster- en Westerschelde):
Vermeldingen betreffende de boeieraak vonden we in het rekeningenboek van de scheepswerf J. F. De Klerk te Kruispolder. Op te merken valt dat een besteld schip door een " negotiant» en niet door een visser besteld werd. Het schip was namelijk bestemd voor het vrachtvervoer van kaas. De nota's bewijzen tevens dat de boeieraken o.m. in Zeeland gebouwd werden. Maar dit waren voorzeker niet de enige werven. Ook te Lekkerland werden boeieraken gebouwd op de werf van A. Mulder {^^). Gegevens over deze schepen zijn echter zo goed als onvindbaar. Het mag dan ook een geluk heten, dat wij in 1952 nog in staat waren een boeieraak op te meten, die wrak op het strand van Bergen op Zoom lag. Een model op schaal 1:10 van dit schip bevindt zich nu in het Maritiem Museum «Prins Hendnk» te Rotterdam Na de laatste oorlog waren nog slechts enkele exemplaren in de vaart. Hoewel wij de boeieraak hier bij de Zeeuwse vissersschepen rekenen wil het ons voorkomen, dat dit schip oorspronkelijk op andere wateren thuishoorde in een niet zo heel ver afgelegen tijdperk Vermits echter de boeieraak enkel als vissersvaartuig gebruikt wordt in Zeeland, wordt dit scheepstype normaal bij de Zeeuwse vissersvaartuigen gerekend.

De Boeieraak CLN16
De Boeieraak CLN16
tekening van en Boeieraak van Ulbe Zwolsman uit Workum, die er uit ziet als Workumerbol
tekening van en Boeieraak van Ulbe Zwolsman uit Workum, die er uit ziet als Workumerbol
Over de Zeeuwse vissers op de Zuiderzee: geen oesterzaad, maar mosselzaad. Op de foto liggen de Hoogaarsen in Stavoren, omstreeks de Eerste Wereldoorlog.
Over de Zeeuwse vissers op de Zuiderzee: geen oesterzaad, maar mosselzaad. Op de foto liggen de Hoogaarsen in Stavoren, omstreeks de Eerste Wereldoorlog.

Opmerking van Peter Hamer

Ik ben het met Dirk Huizinga eens dat er beïnvloeding was tussen de Zuiderzee en de Zeeuwse wateren. Ook de suggestie dat de ronde kont niet direct van de visaken hoeft te komen heb ik al geopperd, in mijn stukje over Vergeten Hoogaarzen in de Consent van 2021, onder het kopje "bijvangst". Kopie aangehecht. Daarin stel ik dat mogelijk de ronde kont is gekopieerd van de beurtscheepjes die op dezelfde werf werden gebouwd. Overigens heb ik al een advertentie gevonden uit 1856 waarin wordt gesproken over een "extra snelzeilende Plezier hoogaarts". Aangezien dezelfde term 'snelzeilende hoogaarzen' werd gebruikt voor de aanbesteding door de Domeinen (later visserij politie) rond de eeuwwisseling, en die ook waren voorzien van een ronde kont, is het goed mogelijk dat die aanpassing al 50 jaar eerder was ontstaan op de rivieren in Zuid Holland.
Waarom in Zeeland de ronde konten Lemmerkonten werden genoemd blijft gissen. Mogelijk werd die term geïntroduceerd door de Lemmerjachten die rond de eeuwwisseling in Bruinisse verschenen.

Het hoogaarsjacht "Oscar et Virginie" is gebouwd in 1878, en had al een rond achterschip. We weten nog te weinig van deze ontwikkeling om er een precies jaartal aan te geven.

VISSCHERIJ-BERICHTEN in de Zierikzeesche Nieuwsbode 5 juli 1902

In Het N. V. d. D. leest men:
De Zeewsche vieschersvloot breidt zich voortdurend uit met nieuwe vaartuigen. In de laatste jaren is op de Schelde een nieuw Zuiderzeesch type van vaartuig in gebruik gekomen, n.l. het zoogenaamde Lemmersche jacht en hoewel de snelheid van dit vaartuig bevredigend is, meent men er in de Zeeuwsche wateren niet zoo goed mede weg te kunnen.
Het invoeren van deze nieuwe soort vaartuigen heeft ten gevolge gehad, dat de scheepstimmerlieden te Tholen en Bruinisse, waar de zoogenaamde »hoogaarsen" worden gebouwd, verbetering hebben gebracht in het model dezer »hoogaarsen", door aan het achtergedeelte, beneden de waterlijn, de vouw van het Lemmersche jacht te geven en te breken met den overnaadschen bouw. De meeste van deze vaartuigen schijnen goed te voldoen en tot de snelste zeilere der vloot te behooren. Op de Wester-Schelde is een ander model vaartuig in gebruik, »hengst" genaamd, heel wat kleiner dan de »hoogaars".

Tijdschrift Watersport 03-02-1930

De „Oscar en Virginie", die wij hier weergeven, is een hoogaars van 13.5 ton, en het eigendom van den heer Eugène Lissnyder (R.Y.C.B.). Wij danken de keurige teekeningen weder aan den heer Leon Dallemagne, die in de gelegenheid was het schip op te meten, toen het zich in 1912 bevond in het droogdok te Boom bij Antwerpen. Op deze wijze kan aan onze kennis der Hollandsche jachttypen een groote dienst worden bewezen Wij waren reeds vroeger in de gelegenheid er op te wijzen, hoe bitter klein het aantal plannen van dergelijke schepen is. Dank zij den langen levensduur, kan ook thans nog veel worden hersteld door goede vaartuigen op te meten. Ook deze hoogaars is niet jong meer, aangezien zij reeds in 1878 op een werf te Kinderdijk gebouwd werd. De hoofdafmetingen zijn :

  • lengte over alles 14.63 M.
  • grootste breedte 4.03 M.
  • diepgang, voor    0.82 M.
  • diepgang, achter 0.475 M.

Zooals gebruikelijk is, is het geheele schip van eikenhout, terwijl alleen de kuip en het dek in teak zijn afgewerkt. Het vlak is 5 c. M. dik ; de boorden 4 en 31 c. M. ; de wrangen zijn 18 X 12 en de spanten 14 X 12 c. M.
De voorpiek dient voor het bergen der zeilen, maar er is tevens een slaapgelegenheid. Het vooronder van dergelijke schepen is zeer ruim, omdat, zooals ook uit de teekening blijkt, het vaartuig hier zijn grootste breedte heeft. In dit vooronder bevinden zich dan ook 2 kooien, het fornuis, een pomp, leidende naar den watertank en eenige kasten. De groote kajuit begint pas een paar voet achter den mast. Zij is 4.50 M. lang en aan beide zijden zijn tweepersoons bedden aangebracht, met laden er onder. De heele kajuitbetimmering is van mahoniehout, waartegen de koperen patrijspoorten. mooi afsteken. Het plafond is met lincrusta gedekt. In de kajuit bevinden zich ook nog verscheiden ruime kasten voor het opbergen van het commaliewant enz. Door een dubbele glazen deur is een gedeelte van de kajuit afgescheiden. In dat gedeelte bevindt zich aan B. B. een ruime waschgelegenheid en aan S. 13. een W. C. De kuip biedt voor alle opvarenden ruimte genoeg, want zij is 2.50 M. lang. lJskasten en watertanks enz. volmaken verder de uitrusting.
Alles bij elkaar lijkt ons dit een aardig schip voor een viertal vrienden, die de Zuiderzee en de Zeeuwsche stroomen willen bevaren en die bovendien niet bang zijn voor een stukje kustvaart. Tot onzen spijt konden wij geen goede foto van deze hoogaars bekomen, maar gelukkig zijn wij in de gelegenheid hiernevens de hoogaars „Fiat" van den heer Max Jurgens te Nijmegen te reproduceeren, zoodat onze lezers nog beter in staat zullen zijn, zich een voorstelling van dit scheepstype te maken.
 

Terug naar vorige pagina