Bij de zoektocht naar de geschiedenis van het Lemsteraakjacht 'Haast noch Rust' passeren veel andere aken de revue

Als we weten van wie een schip is, wie het gebouwd heeft en wie er meestal mee vaart, vinden we dat niet de moeite waard om vast te leggen - Dirk Huizinga (23 augustus 2014)

Wat er in de loop der jaren naar boven komt

Als we weten van wie een schip is, wie het gebouwd heeft en wie er meestal mee vaart, vinden we dat niet de moeite waard om vast te leggen. Het behoort tot de vanzelfsprekende zaken uit het nu, uit de dagelijkse omgeving. Alleen als er gegevens formeel zijn vastgelegd in aktes, koopcontracten, gegevens van de burgerlijke stand of bedrijfsadministraties, laat een object of een mens een spoor achter dat ook in latere tijden te achterhalen is. Van veel oude schepen is de herkomst onbekend of slechts gedeeltelijk bekend en natuurlijk wil een eigenaar van een historisch schip graag de geschiedenis ervan achterhalen en vastleggen.

Bij veel voormalige vissersschepen van de Zuiderzee blijkt dan, dat de werfgegevens slechts summier bewaard zijn gebleven of geheel verdwenen zijn. In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog gingen onderzoekers daarom op zoek naar de vissers die in het begin van de 20e eeuw deze schepen gekend hebben of er zelfs mee hebben gevist. Op dit moment is die generatie vissers uitgestorven. Wel zijn veel van hun gesprekken vastgelegd of wordt door het nageslacht verteld over wat hun vaders of grootvaders hebben verteld. Steeds gaat het om 'oral history, die natuurlijk zeer waardevol kan zijn, maar noodzakelijk aangevuld moet worden met meer objectieve gegevens. Het menselijk geheugen is immers veel minder betrouwbaar dan we zelf zo graag denken. Ook gaan verhalen een eigen leven leiden, zonder dat er nog getoetst wordt of een verhaal ook overeenstemt met de werkelijkheid. Een voorbeeld van zo'n moeizame zoektocht naar de geschiedenis van een voormalig vissersschip betreft het Lemsteraakjacht 'Haast noch Rust'.

De Lemsteraak 'Haast noch Rust'. Zou dit echt de LE99 zijn geweest? (Foto: SSRP)
De Lemsteraak 'Haast noch Rust'. Zou dit echt de LE99 zijn geweest? (Foto: SSRP)

Van dit Lemsteraakjacht is bekend, dat het in 1955 aanwezig was bij het admiraalzeilen te Enkhuizen, georganiseerd door de pas opgerichte Stichting Stamboek van Ronde en Platbodemjachten. De aak voer mee onder de naam 'Margeca' en was een jaar eerder door Gelissen gekocht van J. van der Ploeg uit Amsterdam (garage Overtoom) die de aak, de 'Breezand', bezat vanaf 1948. Met een ontwerp van Hein Kersken had de eigenaar het schip klaar gemaakt voor de toekomst: de zwaarden eraf en een korte kiel er onder. (De aak die Kersken in 1910 voor zijn broer had ontworpen, heette eveneens 'Breezand', maar die aak is de huidige 'Oude Neel'.)

Vervolgens kreeg de aak 'Haast noch Rust' diverse andere eigenaren en steeds wilden die graag de geschiedenis van hun schip weten. Het achterhalen van die geschiedenis bleek echter allesbehalve eenvoudig te zijn, terwijl het schip in die jaren toch slechts enkele decennia oud was. Ondanks alle onderzoek bleef de gewenste duidelijkheid uit, zodat in 2014 die vraag opnieuw, of nog steeds, gesteld wordt. Van de onderzoeker(s) vraagt dat volharding, maar ach, dat correspondeert met de naam die het schip uiteindelijk heeft gekregen: 'Haast noch Rust'.

Resultaten van vorige onderzoeken

De SSRP bewaart een kort getypt bericht over de Lemsteraak 'Margeca' (ex Breezand) met de informatie dat de aak in 1955 aanwezig was bij het admiraalzeilen in Enkhuizen en een jaar eerder gekocht was van J. van der Ploeg uit Amsterdam. 
Ook is er een ongedateerd bericht met een korte geschiedenis, getypt door een anonieme onderzoeker:

De Lemsteraak Haast noch Rust' werd gebouwd in 1906 in Lemmer, bij de toenmalige werf van Gebr. De Boer als vissersvaartuig. De eerste eigenaar van dit schip was de visser (Arie, met de hand toegevoegd) Poepjes, bekend in Friesland als schaatsenrijder. Het schip is kort na de bouw (ongeveer 10 jaar) Rijks Inspectievaartuig voor de regering geworden. Na de oorlog is de aak verkocht aan de toenmalige minister van Financiën, minister Geelissen. Minister Geelissen heeft het schip verkocht aan een Amsterdamse bankier genaamd Delsing, die het schip op zijn beurt verkocht aan H. van der Sluis, de huidige eigenaar.
Door de jaren heen is het schip in handen geweest van mensen die kosten noch moeite gespaard hebben om deZe aak in een perfecte staat te houden en dat is goed gelukt, want het schip is in prima staat. Het schip de Haast noch Rust' is in 1978 — 79 geheel gerenoveerd. Het casko is helemaal kaal geweest en van binnen en buiten compleet gestraald (casko is 8 mm staal geklonken), de motor is een in 1975 ingebouwde 80 PK PERKINS diesel.
Door Klaver B.V. is in en aan het schip het meest moderne 9 lagen verfssteem toegepast, met vele jaren garantie op Zowel boven als onder de waterlijn.
Het hout wat in en op het schip is aangebracht is op het rondhout na allemaal teak en door één van de beste scheepstimmerlui met veel liefde en vakmanschap verwerkt. Door zijn perfecte isolatie is het schip Zomer en winter of eventueel permanent te gebruiken.


Dit bericht is na 1979 opgesteld en lijkt afkomstig van een scheepsmakelaar, die de aak aanprijst voor verkoop. Dat verandert niets aan de historische feiten waar hij naar verwijst: de aak zou gebouwd zijn in 1906 bij de Gebroeders De Boer in Lemmer voor (Arie) Poepjes, de schaatsenrijder. Bij toetsing van deze gegevens, blijkt er bij de gebroeders De Boer in Lemmer in 1906 helemaal geen visaak gebouwd te zijn. Maar wellicht een ander jaar? Met Arie Poepjes wordt waarschijnlijk Arend Poepjes bedoeld, die in Friesland een zeer succesvol kortebaanrijder op de schaats was, hoewel er meer hardrijders in de uitgebreide Poepjes-familie voorkomen. Maar helaas, volgens de schepenlijst, die behoort bij de werfboeken van Scheepswerf Gebroeders De Boer die in het Fries Scheepvaart Museum worden bewaard, heeft geen enkele visser Poepjes ooit een visaak laten bouwen bij de werf van de gebroeders De Boer. Die eerste gegevens lijken daarom op z'n minst onwaarschijnlijk.
De gegevens van latere eigenaren zijn in beginsel ook controleerbaar en zullen moeten corresponderen met wat uit ander onderzoek naar voren komt.

Eerste onderzoek naar de geschiedenis van de Lemsteraak `Haast noch Rust' door Jan Brilleman in 1984 in opdracht van de eigenaar, dhr. Adriaanse

In 1984 onderzocht Jan Brilleman de geschiedenis van de aak 'Haast noch Rust'. Brilleman had naam gemaakt als akendeskundige. De eigenaar van de 'Haast noch Rust' had niet de eerste de beste voor dit onderzoek gevraagd. Als verslag van zijn naspeuringen schrijft Brilleman:

Zoals afgesproken heb ik het een en ander over uw Lemsteraak uitgezocht. Volgens mijn gegevens is uw aak in 1913 bij gebroeders De Boer in Lemmer gebouwd en wel voor Jan de Blauw Jr. met als bijnaam op de Lemmer `Doeske". Op 1 juli 1911 is zijn oude houten Lemsteraak ingeschreven onder nummer LE65. Voor die hernummering, welke in opdracht van Ir. Lely moest worden uitgevoerd, was deze onder nummer LE165 ingeschreven. De nieuwe ijzeren LE65 staat in de werfboeken ingeschreven onder nummer 25.26.27. Een fotokopie van bladzijde 25 (het bovenstuk) gaat hierbij.
De volledige bouwbeschrijving en betimmering is in mijn bezit. De langste en breedste maten kloppen niet altijd. Ik heb daar enige ervaring mee. Over het algemeen werd voor deze aken de kop en de kont getekend en het middenstuk met daarin de buninlaten werd ongeveer naar de lengte van de afspraak afgeknipt en ertussen geklonken. Daardoor is er geen enkele aak van gelijke afmeting.
Wat wel goed van maat is, is de afstand van de spanten. De LE65 had als naam 'De jonge Lieuwe'. Jan de Blauw Sr. had 5 zoons en elke zoon bezat een aak, een broer van Jan, Gerrit de Blauw, (was) eigenaar van de LE67 Noordster', gebouwd in 1911. Dhr. Huitema vermeld daar in zijn boek over.
Maar nu verder over de LE65. Jan de Blauw Jr. heeft met deze aak tot 14-11-1922 op de Zuiderzee gevist (een fotokopie van de inschrijving van de gemeente Lemsterland gaat hierbij). Na boven genoemde datum is de aak gekocht door Jan Pieter Poepjes uit Echten. Dit was een palingvisser op zoet water en had geen visserijnummer. Later (een datum is niet bekend) is de aak gekocht door Feike Cnossen, ook te Echten. Deze heeft later wel gevist op het IJsselmeer. Echter nooit onder zijn eigen naam, maar onder de naam van zijn stiefvader Obbe Poepjes. Als bijboot bezat hij de LE99 met de naam Feike'.
Feike Cnossen heeft aan het einde van de veertiger jaren de aak verkocht aan dhr. Van der Ploeg te Amstelveen, schilderijen restaurateur van professie. Deze heeft de aak tot jacht laten verbouwen en de naam werd Breezand'. Later is de aak overgegaan aan Prof. Gelissen te Amsterdam. De naam werd veranderd in 'Margeca'. De aak werd in 1953 in de schepenlijst ingeschreven van de stichting Rond en Platbodemschepen. Latere eigenaren waren dhr. Delsing te Amsterdam en Van der Sluis te Drachten.
Uit de snij- en bestekboeken van M. F. de Vries te Lemmer heb ik een fotokopie gemaakt van de 1e zeilen voor de LE65. Ik hoop dat nadat u deze gegevens hebt gelezen, de aak nog meer voor u gaat leven.
Mocht u nog meer vragen hebben, dan kunt u mij altijd bellen of schrijven.
Eén vraag heb ik aan u. Mocht u een foto of drukwerk van uw aak hebben, liefst volgetuigd, dan hou ik mij aanbevolen.
U vriendelijk groetend en een goede vaart, teken ik,
Leeuwarden, 19 juni 1984


Ook Brilleman noemt de eigenaren Gelissen en Delsing. Henri Gelissen (1895-1982) was van 1935 tot 1937 minister van Economische zaken in het tweede kabinet Colijn. Van 1959 tot 1963 was hij voorzitter van de Kamer van Koophandel in Maastricht. Hij was met lof afgestudeerd aan de Technische Universiteit te Delft, werd scheikundige en promoveerde cum laude in 1925. Hij begon zijn loopbaan als hoogleraar. Gelissen, die zich vooral thuis voelde in Zuid-Limburg en hield van een bourgondische stijl van leven, vond een Lemsteraak blijkbaar een daarbij passend schip. Wat Brilleman aan informatie geeft over de geschiedenis van de aak, kan echter niet kloppen.

De `Haast noch Rust' is niet de visaak van Jan de Blauw Jr. geweest

De laatste visaak die bij de Gebroeders De Boer in De Lemmer werd gebouwd voor een Lemster visser, was de LE8 voor Jan de Blauw Jansz. Een schip van 12.80 meter lang. Even groot als de 'Spes Salutis' die dat zelfde jaar voor Jilling Kingma werd gebouwd, de LE88. De geschiedenis van de LE8 is bekend. Klaas Postma liet de aak in 2008 restaureren en vaart ermee in vissermanuitvoering met nummer LE8 onder de naam 'Doeske', de bijnaam van Jan de Blauw in Lemmer.
Ook het verhaal over de LE65 is iets verwarrend. Men zegt dat Jan de Blauw Sr. (1851-1932) rond 1900 over 6 houten aken beschikte, waar hij en zijn vier zonen (Jan, de tweeling Gerrit en Andries en Lieuwe) mee visten. Nog in 1882 zou hij volgens de overlevering twee houten aken bij Pier de Boer hebben laten bouwen. Hij viste zelf met de LE165 die genoemd was naar zijn jongste zoon: 'de jonge Lieuwe'. In 1908 verkocht hij twee houten aken om een grote ijzeren aak te kunnen laten bouwen bij de Gebroeders De Boer in Lemmer (de LE8 van 50 voet, 'Weltevreden'). Schipper op deze aak werd zijn zoon Gerrit, terwijl zijn zoon Jan met de LE165 bleef vissen. Toen de Zuiderzeevissers zich in 1911 moesten laten registreren voor de kustvisserij, werden tegelijkertijd de gemeentelijke registers opgeschoond. Jan de Blauw Jr. liet zich als kustvisser registreren met de houten aak LE65 'De jonge Lieuwe'. Zijn broer Gerrit was tot 1911 schipper op de grote aak LE8 van zijn vader. Gerrit vond een aak van 50 voet echter onhandig varen. Te groot voor de omstandigheden bij De Lemmer. Toen hij in 1911 trouwde, begon hij voor eigen rekening te vissen met een iets kleinere aak die hij dat jaar bij de Gebroeders De Boer liet bouwen: de Noordster die in 1911 geregistreerd werd onder visserijnummer LE67. Gerrits tweeling broer Andries bleef met de grote 50-voets aak LE8 vissen (het huidige Lemsteraakjacht Antoinette Elisabeth, VA42), maar blijkbaar beviel dit schip ook hem niet. De aak werd in 1914 verkocht aan de Urker visser Lub Bakker (UK99). Jan de Blauw jr. ("Doeske") liet vervolgens in 1913 bij de gebroeders De Boer een aak bouwen van dezelfde lengte als die van zijn broer Gerrit (12.80 meter), die hij liet registreren als de aak 'Weltevreden' met visserijnummer LE8. Dat schip kwam dus in de plaats van de oude houten aak LE65. Jan de Blauw jr. was niet getrouwd en was een wat zwaarmoedig mens. In 1939 ging hij failliet en werd zijn aak overgenomen door Harrit Kingma. Die gaf de aak de naam 'Margaretha' en voer ermee onder nummer LE9.

De Margaretha (LE9) van Harrit Kingma, de ex LE8 van jan de Blauw jr.
De Margaretha (LE9) van Harrit Kingma, de ex LE8 van jan de Blauw jr.
De bij Skipshelling Blom gerestaureerde aak LE8 (Doeske) van Klaas Postma
De bij Skipshelling Blom gerestaureerde aak LE8 (Doeske) van Klaas Postma

Blijkbaar ontdekte ook Jan Brilleman dat de aak `Haast noch Rust' een ander schip was dan de LE8 van Jan de Blauw

Drie jaren na zijn naspeuringen voor dhr. Adriaanse schreef Jan Brilleman de volgende brief voor het Stamboek van Ronde en Platbodemjachten (21-04-1987):

Beste vrienden
Hier een stukje geschiedenis van de lemsteraak `Haast noch Kust'. Het bouwjaar is niet 1906, maar 1910, Zo ook de UK150. In 1906 werd er maar een aak gebouwd bij de gebr. De Boer en dat was de laatste houten aak. In 1910 werd bij gebr. De Boer een `vischaak, gebouwd in opdracht van J.P. Poepjes. Het visserijnummer werd LE178, naam "Zes gebroeders', een 43 voets aak, 12.04 meter. In 1911 moesten in opdracht van Ir. Lely, alle vissersschepen hergenummerd worden om een goed inlicht te krijgen hoeveel vissersschepen er nou werkelijk op de Zuiderzee in bedrijf waren. Dit laatste i.v.m. de Zuiderzeesteunwet van 1918. Het nummer werd LE78, overgeschreven 21-08-1911. De aak werd later overgenomen door Jacob Bijma en Obbe Poepjes. Overgeschreven op 22-5-1925, visserijnummer LE7, naam `Zuiderzee'.
Na de afsluiting van de Zuiderzee is Feike Cnossen met de aak gaan vissen op het Tjeukemeer op paling.
Na de Tweede Wereldoorlog is Feike op het IJsselmeer gaan vissen. Een nummer voeren was niet meer nodig (alleen op zout water). Feike voerde echter wel een nummer, nl. dat van de bijboot van zijn stief-grootvader, t.w. LE99. Onder eigen naam heeft Feike met deze aak nooit gevist. Altijd onder naam van zijn stiefvader Obbe Poepjes. Pas in 1949 als hij een andere aak koopt, laat hij zich daarmee inschrijven onder nummer LE99 (zie blz. 320 van de Monografie "Van visserman tot jacht nummer 20). Feike Cnossen was een voorkind van de wed. Cnossen die later hertrouwde met Obbe Poepjes. Zij kwamen uit Delfstrahuizen, gemeente Lemsterland. Feike heeft de aak verkocht aan het einde van de veertiger jaren aan J. van der Ploeg te Amsterdam (garage Overtoom). Deze heeft de aak tot jacht laten verbouwen. De naam werd Breezand'.
Later is de aak overgenomen door Prof. Gelissen te Amsterdam. De naam werd 'Margeca'. De aak werd in 1953 in de schepenlijst van de Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten opgenomen. Maar doordat hij in plaats van zwaarden een korte kiel liet aanbrengen naar ontwerp van Kersken, werd hij weer doorgehaald in de schepenlijst. Latere eigenaren werden Delsing te Amsterdam en Van der Sluis te drachten. Tot zover mijn kennis over deze aak. Mochten er nog meer of andere gegevens bij jullie bekend zijn, laat mij dat dan een keer weten. Ik hoop datjullie met deze gegevens wat uit de voeten kunnen. Verder een goede vaart en tot ziens, vr. groeten van
Tine en Jan Brilleman

De aak `Haast noch Rust' wordt in 1987 door Brilleman niet langer gezien als de LE8 van Jan de Blauw Jr., maar als de LE78 van J.P. Poepjes

Ook dat kan echter niet juist zijn. De geschiedenis van de LE78 is bekend. Deze aak is nooit de 'Haast noch Rust' geweest. Jan Pieters Poepjes heeft ook nooit bij de gebroeders De Boer een visaak laten bouwen. Hij liet in 1901 een visaak van 41 voet bouwen bij J. Bos in Echtenerbrug. Deze aak werd in De Lemmer geregistreerd als LE178 en in 1911 ingeschreven voor de kustvisserij onder nummer LE78. De hernummering vond ook niet plaats omdat de regering zo graag wilde weten hoeveel vissers er op de Zuiderzee actief waren. De regering wilde meer greep op de Zuiderzeevisserij vanwege de aanhoudende ruzies onder vissers vanwege de overbevissing. De zee werd daarom tot kustwater verklaard, wat de overheid meer mogelijkheden bood om beleidsmatig in te grijpen. Alle vissers die door wilden met de visserij, moesten zich opnieuw laten registreren, maar nu als kustvisser. Als 'bijvangst' werd de hernummering door het rijk gebruikt om de chaos in de gemeentelijke administraties op te schonen.
Jan Pieters Poepjes verkocht zijn aak LE78 aan de visser A. Oldenhof in Vollenhove, die ermee viste onder nummer VN26. In 1947 kocht Andries Fleer uit De Lemmer deze aak van Oldenhof en viste ermee onder nummer LE 21 tot 1965. Tot 1947 viste Fleer met de botter LE21, die later bekend werd als de 'Pieternella' van Jaap Kramer (met Wim de Bruijn als zetschipper) en die onlangs is gerestaureerd. De aak LE78 is dus nooit overgenomen door Jacob Bijma en Obbe Poepjes. De LE7 met de naam 'Zuiderzee' was een geheel ander schip met een andere geschiedenis.

Lemmer, de visaak LE7, de `Zuiderzee'
Lemmer, de visaak LE7, de `Zuiderzee'

 In 1911 kreeg Leeuwke Bootsma de vergunning om met dele aak te vissen. In 1918 ging de aak met visvergunning en het zelfde visserijnummer over naar Jan Beijma. In 1925 werd de aak verkocht aan Obbe Poepjes en Jacob Beijma die ermee visten onder het zelfde nummer LE7 en ook de naam van de aak, `Zuiderzee', bleef ongewijzigd.

De geschiedenis van de aak `Haast noch Rust' is tot dusverre dus nog in nevelen gehuld

Wel is er in 2012 een uitwisseling van gegevens tussen de SSRP en de FONV (nu FVEN), omdat er een verzoek tot herschouw van de aak VB65 is ingediend. Peter Tolsma zag zich daarbij geconfronteerd met diverse tegenstrijdigheden en schrijft: Het schip is ooit van een kiel voorden na een refit door Kersken, die ook de zwaarden liet vervallen. Daarop is het uit het Stamboek gegooid. Maar enige jaren later weer opgenomen (hoewel nog steeds met kiel volgens mij), nadat ze de zwaarden er weer aan hadden gehangen. Een brief daarover van de toenmalige secretaris Piet Zaaijer Zit in het archief. Ook leuk was de opsomming van Jan Brilleman die alle eigenaren heeft opgespoord. In de monografie van Huitema "lemsteraak, van visserman tot jacht" is het schip waarschijnlijk daarom helemaal niet vermeld. Niet als visserman en niet als jacht, hoewel het een oude bekende aak van P. de Boer te Lemmer uit 1910 betreft. Vreemd hè !

De volgende eigenaren en namen kan ik je op rij zetten:
1910 gebouwd bij P. de Boer te Lemmer Visschaak voor J.P. Poepjes te Lemme,r LE178 "Zes Gebroeders"
1911 Omnummering van visserijnummers door de gemeente Lemmer, LE178 wordt LE78 "Zes gebroeders"
1925 Overgenomen door Jacob Bijma en Obbe Poepjes te Lemmer LE7 "De Zuyderzee"
1936 (?) Schoonzoon van Obbe neemt de aak over, Feike Cnossen te Lemmer LE 99 "De Zuyderzee"
1949 Overname door de eigenaar van de Garage Overtoom te A'dam Verbouw tot jacht met kajuit en gangboorden, J.van der Ploeg, A'dam "Breezand"
1951 (?) Overname en verbouw naar ontwerp Kersken, Prof, Gelissen A'dam "Margeca". Doorgehaald in het Stamboek wegens aanbrengen "kieltje".
Daarna hebben er nog minstens een tweetal overnames plaatsgevonden, die echter niet zijn gedateerd wegens uitschrijving, Delsing Amsterdam "Onbekend" en Van der Sluis Drachten "Onbekend"
1982 Overname door J. Adriaanse, Oudelande "Haast noch Rust"
1993 Overname door A. Verhoef, Hellevoetsluis, later Zwartewaal "Haast noch Rust"

Peter Tolsma heeft op 10-06-2012 de gegevens die Jan Brilleman het Stamboek leverde aangevuld met gegevens uit de archieven van het Stamboek zelf en zo bovenstaand overzicht gemaakt van alle bekende relevante momenten. Maar .... de basis klopt helaas niet. Deze aak is nooit de LE78 geweest en evenmin de LE7. Ook was het niet De Boer, zoals Tolsma schrijft, maar Bos die de LE78 bouwde.

Lemmer, de LE21 van Andries Fleer tijdens een zeilwedstrijd in de vijftiger jaren
Lemmer, de LE21 van Andries Fleer tijdens een zeilwedstrijd in de vijftiger jaren
De voormalige visaak LE21 (ex-LE78) als Lemsteraakjacht VB48 (Foto: Hielke Koelevink)
De voormalige visaak LE21 (ex-LE78) als Lemsteraakjacht VB48 (Foto: Hielke Koelevink)

De vraag naar de geschiedenis van de aak "Haast noch Rust" ligt daarmee wat de beginfase betreft nog geheel open!

Zeker is, dat Gelissen de aak in 1953 heeft laten registreren bij het Stamboek en dat deze aak uit de Schepenlijst verwijderd is na de verbouwing waarbij de zwaarden waren vervangen door een korte kiel. De eigenaren vanaf 1982 zijn ook bekend, maar juist zij stellen de vraag naar de oorsprong van hun aak. En die is in feite onbekend.
Als de 'Haast noch Rust' van oorsprong inderdaad een visaak is geweest die in Friesland is gebouwd, dan kunnen we proberen de werf te determineren door naar de vorm en/of de bouwwijze van de aak te kijken. Op onderdelen zijn er immers verschillen tussen de ontwerpen en de bouwwijzen van de werven. Er waren slechts een beperkt aantal werven in Friesland die ijzeren visaken hebben gebouwd: Croles in IJlst bouwde er twee waarvan de geschiedenis bekend is. J. Bos in Echtenerbrug bouwde diverse fraaie aken die leken op de aken van De Boer uit De Lemmer. Bij De Boer zijn 12 ijzeren aken gebouwd voor Lemster vissers, twee aken voor Urkers, drie voor Hollandse vissers en zes voor Zeeuwse vissers. De werfboeken van de Gebroeders De Boer zijn bewaard gebleven en te raadplegen in het Fries Scheepvaart Museum te Sneek. Bij Auke van der Zee in IJlst werden vier grote ijzeren visaken gebouwd. Van de meeste visaken die over zijn gegaan naar "de recreatie" is de geschiedenis bekend, maar er zijn ook witte vlekken op deze historische kaart. Zo is er bijvoorbeeld de 'Haast noch Rust'. Als dat een visaak was die in Friesland is gebouwd, dan weten we waar we moeten zoeken. Bovendien gaf de 'jachtmakelaar' nog een aanwijzing: de aak zou gebruikt zijn door 'Arie' Poepjes, de in Friesland bekende kortebaanschaatser.

Met welke aken heeft Arend Poepjes gevist?

Arend Poepjes (1881-1966) was de vijfde zoon van Hans Poepjes en Geertje van de Lende uit Ossenzijl. Hij werd geboren in Wierden, maar groeide op in Delfstrahuizen, zoals zovele leden van de grote Poepjesfamilie. Hij trouwde met Wytske Romkema, de kleindochter van Eeltje Holtrop van der Zee uit Joure. Haar broer Eeltje Romkema werkte op de werf van hun oom Auke van der Zee. Het was dus geen wonder dat Arend zijn aken bestelde bij Auke van der Zee. In 1905 liet hij de aak 'Morgenster' in Joure bouwen, de LE104, en in 1917 een nog grotere aak die ook de naam 'Morgenster' kreeg en viste met nummer LE94. De geschiedenis van de aak uit 1905 is bekend, maar dat geldt in veel mindere mate voor de geschiedenis van de aak uit 1917. Dat was een schip van 44 voet, 14 meter lang. In 1929 werd de aak ingeschreven in gemeente Gaasterland (GA39), toen Arend een boerderij had gekocht in Harich. Pas in 1942 werd de aak overgeschreven naar de gemeente Wonseradeel, terwijl het schip toen al een tijdje in Makkum lag (WON76) In 1964 werd de aak verkocht aan een particulier voor de recreatie. Waar dat schip vervolgens is gebleven, dat is mij onbekend.

Bij het zien van de foto van het aakjacht 'Haast noch Rust' was mijn eerste associatie: een aak van Van der Zee uit Joure. Op basis van het lijnenverloop in de kop. De lijnen in de kop lijken mij te "zwaar" voor de aken die bij Bos en De Boer zijn gebouwd. Het zou mij dus niet verbazen, als het een Van der Zee aak zou blijken te zijn. Alleen van de 'Morgenster' uit 1917 is de geschiedenis vaag. Het zou bijvoorbeeld best mogelijk kunnen zijn, dat Poepjes zijn aak enige jaren beschikbaar heeft gesteld voor de Dienst Zuiderzeewerken of voor Rijks Waterstaat, want hij was niet zo heel actief als visser. Hij verdiende behoorlijk met kortebaanwedstrijden gedurende de koude winters in de twintiger jaren. Echter, het was niet nodig dit verder te onderzoeken, want de aak 'Haast noch Rust' is een aak van 42 voet (12 meter) en de 'Morgenster' een aak van 49 voet (14.00 meter). Dat zijn dus verschillende schepen. Ook was de 'Haast noch Rust' al verbouwd tot jacht toen de 'Morgenster' nog gebruikt werd als vissersschip in Makkum.
Daarmee heeft ook de verwijzing naar `Arie' Poepjes geen adequaat verband gelegd met de aak `Haast noch Rust'.

De aak GA31 links vooraan in de haven van Makkum. Een grote aak van 49 voet (14 meter).
De aak GA31 links vooraan in de haven van Makkum. Een grote aak van 49 voet (14 meter).

Is de aak `Haast noch Rust' wellicht toch een De Boer aak van 42 voet, die tot dusverre over het hoofd is gezien?

Het kan natuurlijk zijn, dat de 'Haast noch Rust' toch bij de gebroeders De Boer is gebouwd, maar voor ons een nog onbekende aak is. Van alle ijzeren visaken van 42 voet van De Boer is alleen de 'Vrouwe Jacoba' uit 1910 voor mij een onbekende. Deze 42-voets aak werd gebouwd voor C. van Veen op Urk. De geschiedenis van dat schip is mij onbekend. Of deze aak uiteindelijk in Amsterdam bij Van der Ploeg terecht is gekomen, weet ik niet.

Conclusie: mogelijk is de `Haast noch Rust' helemaal niet een visaak geweest die gebouwd is op een Friese werf en is door de onderzoekers steeds gezocht in een hoek waar niets te vinden was.

pdf Geschiedenis van de Lemsteraak 'Haast noch Rust' (Plaquette 1324) door Dirk Huizinga

Reactie op deze pagina
  • ?
  • (jpg,jpeg,bmp,tiff,zip,pdf,rar)
  • In ons Privacystatement kunt u nalezen hoe de SSRP met de op dit formulier verstrekte, privacygevoelige gegevens omgaat.

Terug naar overzicht