Boeieraak vracht

De uitgebreide informatie over de Boeieraak, is opgenomen bij de beschrijving van het type op de Boekenplank.

In de nieuwe opzet van de beschrijving van de in het Stamboek opgenomen scheepstypes staat de tijdlijn van de ontwikkeling van het betreffende type centraal (=vergelijkbaar met bijv. het Stamboek van koeien met de ontwikkeling van het ras. De laatste koe in dat Stamboek is een doorontwikkeling van de eerst opgenomen koe). In die tijdlijn zitten allerlei duidelijk beschreven momenten, waarin aanpassingen werden doorgevoerd en bepalend waren voor de verdere ontwikkeling van het type.
Als een schip van een bepaald type bij het Stamboek wordt aangemeld is aan de hand van de benoemde kenmerken direct duidelijk of het ook echt om een schip van dat type gaat. Met het jaartal van de bouw kan dan direct worden “ingeprikt” in de tijdslijn van het type om duidelijk te zien waar het schip in de ontwikkelingsfase van het type zit en kan het worden gerelateerd aan de sociaal-maatschappelijke en technologische ontwikkelingen in die tijd. Dit wordt weergeven in de algemene Tijdlijn van de ontwikkeling van de Ronde en Platbodemjachten.

We proberen alle in het Stamboek opgenomen scheepstypes op deze manier te beschrijven. Op onze Boekenplank is daarover al veel informatie te vinden. het verhaal is nog lang niet af, maar bij veel scheepstypes staat de verwijzing al naar de nieuwe opzet van de beschrijvingen van de oude scheepstypes.

De ontwikkeling van de Boeieraak bekijken we vanuit een breed perspectief, waarbij de ontwikkeling van het scheepstype en de geschiedenissen van de schepen als uitgangspunt worden gehanteerd.

De Boeieraak in het kort

Een probleem voor Van Waning was de aanduiding ‘aak’, die in Friesland weliswaar werd gegeven aan vissersvaartuigen, maar buiten Friesland toch vooral de naam was voor een vrachtschip. Zijn betoog wordt vervolgd met een uiteenzetting over de ontwikkeling van de Lemsteraak als vissersschip bij De Lemmer. De benamingen Lemsterjacht en Lemsteraak werden reeds in de twintiger jaren ook wel eens gegeven aan grote schepen, die ook wel boeier of boeieraak werden genoemd (en die in vorm dan ook overeenkwamen met de boeiers uit die tijd).

In het begin van de twintigste eeuw was het gewoon om een groot rond pleziervaartuig een “Boeier” te noemen. Dat was namelijk het scheepstype dat men kende als pleziervaartuig. Je paste wel op om op zo’n groffe vissersboot te gaan recreëren. Nadat daar nog al eens kritiek op kwam o.a. vanuit het Friesche waar men inmiddels met een boeiercommissie bezig was de vormen en typering van de boeier vast te leggen noemden ontwerpers als Zijlstra en Kersken hun nieuwe grote pleziervaartuigen Boeieraken.

Terug naar vorige pagina